ECLI:NL:RBNNE:2025:2335

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
24-3179
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 juni 2025, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag door de Vereniging samenwerkingsverband Primair Onderwijs 2203 voor het verbeteren van onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen behandeld. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, ondanks een motiveringsgebrek in het besluit. De eiseres, vertegenwoordigd door haar directeur-bestuurder en gemachtigde, had de aanvraag ingediend op 27 september 2023, maar deze werd afgewezen op basis van een beoordelingskader dat niet correct was gepubliceerd. De rechtbank concludeert dat de eiseres voldoende gelegenheid had om een aanvraag in te dienen en dat het besluit van de minister niet onredelijk was, ondanks het motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3179

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2025 in de zaak tussen

Vereniging samenwerkingsverband Primair Onderwijs 2203, uit Zuidwolde, eiseres

en

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. M.A. Kalpoe).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een subsidie voor het verbeteren van het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank doet uitspraak aan de hand van het beroepschrift en op basis van de stukken, het vooronderzoek en de zitting.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres voldoende gelegenheid had om een aanvraag in te dienen. Het besluit is wel in strijd met het motiveringsvereiste uit artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat het beoordelingskader dat de minister heeft toegepast niet op de juiste wijze bekend is gemaakt en in de motivering van het bestreden besluit dit kader daarom ten onrechte is gebruikt als basis voor afwijzing van de aanvraag. Dit leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat eiseres door het motiveringsgebrek niet is benadeeld. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een subsidieaanvraag ingediend. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de minister) heeft deze aanvraag met het besluit van 22 december 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 13 juni 2024 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris - die als opvolger van de minister op dit moment belast is met de portefeuille primair en voortgezet onderwijs - heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vertegenwoordigd door haar directeur-bestuurder [persoon] , en de gemachtigde van de staatssecretaris. Het onderzoek is op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader
3. De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
De totstandkoming van het bestreden besluit
4. Hieronder beschrijft de rechtbank de totstandkoming en de inhoud van het bestreden besluit.
4.1.
Eiseres heeft op 27 september 2023 een subsidieaanvraag ingediend voor het verbeteren van het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen bij die basisscholen die bij haar zijn aangesloten. Eiseres heeft hiervoor aan subsidie aangevraagd ten bedrage van
€ 540.000,-. Eiseres heeft deze aanvraag ingediend bij de DUS-I op grond van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en zij heeft daarbij het voor die regeling bedoelde aanvraagformulier gebruikt.
4.2.
De minister heeft eiseres er door middel van telefonisch contact en per e-mail van 19 oktober 2023 op gewezen dat een aanvraag op grond van de Subsidieregeling begaafde leerlingen po en vo 2023-2025 (de Subsidieregeling) moet worden ingediend via een ander aanvraagportaal en dat een aanvraag voor deze subsidie moet voldoen aan alle deelaspecten van het bij de e-mail bijgevoegde beoordelingskader. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om, indien gewenst, uiterlijk op 27 oktober 2023 alsnog langs de juiste weg een aanvraag in te dienen. Deze termijn is op verzoek van eiseres nadien verlengd tot 31 oktober 2023. Op die datum heeft eiseres de aangepaste subsidieaanvraag ingediend.
4.3.
Bij besluit van 22 december 2023 heeft de minister de aanvraag afgewezen omdat niet is voldaan aan de eis uit het beoordelingskader dat het activiteitenplan op vier van de vijf criteria een voldoende moet scoren. Daarbij heeft de minsister verwezen naar artikel 8, eerste lid, van de Subsidieregeling.
4.4.
Tegen de afwijzing heeft eiseres bezwaar gemaakt. In het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing van de aanvraag nader gemotiveerd. Daarin wordt voor elk van de vijf criteria aangegeven wat de minimumvereisten zijn en is toegelicht waarom de aanvraag van eiseres daar naar het oordeel van de minister niet aan voldoet.
Was er voldoende gelegenheid om een subsidieaanvraag in te dienen?
5. Eiseres voert aan dat de Subsidieregeling pas bekend is gemaakt op 3 juli 2023, terwijl aanvragen konden worden ingediend vanaf 26 juni 2023. Mede gelet op de start van de zomervakantie had eiseres daardoor effectief maar om en nabij zes weken om een aanvraag in te dienen. Bovendien was in de aanvraagperiode geen bestuursvergadering gepland, waardoor veel werk en tijd nodig was om met de bestuurders afzonderlijk af te stemmen. Verder heeft de verplichting om gebruik te maken van e-herkenning druk veroorzaakt. Ook kan de minister niet verwachten dat een uitgewerkt kostenoverzicht van personeel en middelen bij de aanvraag beschikbaar is, omdat schoolbesturen gedurende de aanvraagperiode druk bezig zijn met het afronden van dit overzicht. De rechtbank begrijpt deze argumenten zo dat eiseres zich op het standpunt stelt dat er, gelet op de duur van de aanvraagperiode en de aan de aanvraag gestelde eisen, onvoldoende gelegenheid was om een aanvraag in te dienen die aan alle eisen voldeed en dat om die reden het weigeren van de subsidie onevenredig is.
5.1.
De staatssecretaris is van mening dat er voldoende gelegenheid was om een deugdelijke aanvraag in te dienen. De staatssecretaris licht toe dat de Subsidieregeling een vervolg is op een eerdere regeling. De komst van de nieuwe regeling is in april 2023 toegezegd in een debat waarbij is gemeld dat deze in het voorjaar wordt opengesteld. [1] Over deze Subsidieregeling is vanaf 8 juni 2023 langs verschillende wegen gecommuniceerd, bijvoorbeeld door middel van een toelichtingsbijeenkomst verzorgd door het Steunpunt passend onderwijs en een vooraankondiging op LinkedIn. De Subsidieregeling is op 6 juli 2023 ook onder de aandacht gebracht via de nieuwsbrief PO/VO. Vanaf die dag stond de Subsidieregeling ook op de hoofdpagina van de website van de DUS-I. Daar kon ook worden doorgeklikt naar de Subsidieregeling en het beoordelingskader.
5.1.1.
Bij het standpunt dat eiseres voldoende tijd had om een aanvraag in te dienen betrekt de minister dat de tijdsdruk in eerste instantie is ontstaan doordat eiseres zich heeft vergist over de plek waar zij de aanvraag moest indienen. Met de daarna gegeven informatie en de aanvullende indieningstermijn van een maand had eiseres voldoende tijd om alsnog een aanvraag in te dienen. Voorts mocht volgens de minister van eiseres worden verwacht dat zij ten behoeve van de interne afstemming over de subsidieaanvraag , waar nodig, een extra bestuursvergadering had ingepland. E-herkenning was overigens volgens de staatssecretaris geen vereiste voor het indienen van de aanvraag.
5.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres voldoende tijd geboden om een aanvraag in te dienen die voor subsidie in aanmerking kan komen. De rechtbank stelt vast dat eiseres ruim 12 weken de tijd heeft gehad om een aanvraag in te dienen, vanaf het moment van publicatie van de Subsidieregeling in de Staatscourant op 3 juli 2023 tot de uiterste indieningsdatum op 31 oktober 2023. [2] De rechtbank acht die termijn niet onredelijk kort, mede gelet op de gevraagde informatie en rekening houdend met de vakantieperiode. Daarbij betrekt de rechtbank dat de staatssecretaris ter zitting heeft aangegeven dat eiseres als enige er niet in is geslaagd om een aanvraag in te dienen die aan de eisen voldoet. Bovendien moesten andere aanvragers, waaronder vergelijkbare verenigingen, de aanvraag indienen vóór 1 oktober 2023 –
de uiterste indieningsdatum als bepaald in artikel 7, zevende lid, van de Subsidieregeling – en daarmee een maand eerder dan eiseres.
Voldeed de aanvraag aan de eisen?
6. Eiseres meent dat haar aanvraag voldoende gedetailleerd is uitgewerkt met het antwoord dat zij heeft gegeven op de vragen van het aanvraagformulier.
6.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat voor eiseres duidelijk kon zijn dat de subsidieaanvraag moest voldoen aan de criteria uit het beoordelingskader. Op de website – waarnaar in de mailwisseling van 19 oktober 2023 over uitstel van de indieningstermijn nog eens is verwezen – stond dat bij de Subsidieregeling een beoordelingskader is met criteria. In het beoordelingskader staat per criterium uitgelegd wat minimaal in de aanvraag moet worden opgenomen. Ook was een format voor het activiteitenplan beschikbaar waarin is aangegeven op welke wijze de criteria moeten worden uitgewerkt. In de aanvraag van eiseres is volgens de minister voor elk van de vijf criteria de toelichting en de uitwerking in activiteiten niet voldoende specifiek. Daarom voldoet de aanvraag niet aan de eis dat vier van de vijf criteria voldoende moeten worden beoordeeld.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
6.2.1.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de regeling worden de aanvragen beoordeeld aan de hand van het beoordelingskader dat is opgenomen in bijlage 1 bij de Subsidieregeling. De rechtbank stelt echter vast dat deze bijlage – met het beoordelingskader – niet bekend is gemaakt door middel van publicatie in de Staatscourant. De staatssecretaris heeft dit op de zitting erkend. Dit betekent dat het beoordelingskader niet in werking is getreden en derhalve geen onderdeel uitmaakt van de Subsidieregeling.
6.2.2.
De rechtbank stelt vast dat de aanvraag daarom moest worden beoordeeld aan de hand van de omschrijving van de gesubsidieerde activiteit in artikel 3, eerste lid van de Subsidieregeling en de eisen in artikel 7 van de Subsidieregeling. Uit artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling volgt dat de subsidie is gericht op het bieden van extra ondersteuning aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid. Artikel 7, eerste lid, van de Subsidieregeling vereist dat de aanvraag een activiteitenplan en een begroting bevat. Ingevolge het derde lid van dat artikel moet het activiteitenplan kort gezegd een analyse bevatten van het huidige en gewenste aanbod van onderwijs voor begaafde leerlingen, een toelichting van de wijze waarop ouders en leerlingen zijn betrokken, en – indien van toepassing - een analyse van hoe de subsidie aanvullend wordt ingezet ten opzichte van een eerdere subsidie voor dezelfde doelgroep.
6.2.3.
Gelet op de eisen in de Subsidieregeling kan het beoordelingskader dat door de minister is gebruikt niet worden gezien als een nadere invulling van beleidsruimte die voortvloeit uit de eisen in de Subsidieregeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat de door de staatssecretaris gegeven motivering in het bestreden besluit, waarin wordt gewezen op het beoordelingskader, niet deugdelijk is en in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
6.2.4.
De rechtbank ziet aanleiding om het motiveringsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De staatssecretaris heeft ter zitting gesteld en onderbouwd dat de aanvraag evenmin voldeed aan de eisen in artikel 7, derde lid van de Subsidieregeling. Volgens de staatssecretaris ontbreekt in de aanvraag onder meer een analyse van het huidige en gewenste aanbod. De aanvraag is volgens de staatssecretaris op dat punt onvoldoende uitgewerkt. Eiseres heeft daar op gereageerd door te stellen dat de aanvraag wel een analyse bevat van wat er in het verleden is gebeurd. Ten aanzien van het gewenste onderwijsaanbod is door eiseres ter zitting verklaard dat zij met de aanvraag beoogde subsidie te krijgen voor het ontwikkelen van een programma.
De rechtbank is met de staatssecretaris van oordeel dat de informatie in de aanvraag over het bestaande aanbod onvoldoende is uitgewerkt. Verder stelt de rechtbank vast dat een analyse van het gewenste aanbod in de aanvraag ontbreekt. Overigens is het ontwikkelen van een programma zoals door eiseres met de aanvraag is beoogd, geen subsidiabele activiteit, gelet op artikel 3, eerste lid van de Subsidieregeling.
De rechtbank oordeelt dat het motiveringsgebrek met de door de staatssecretaris ter zitting gegeven motivering voldoende is hersteld. Deze motivering is deugdelijk en kan de afwijzing van de aanvraag tot subsidieverlening dragen. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de staatssecretaris geen ander besluit zou hebben genomen dan het bestreden besluit. Eiseres is daarom door het motiveringsgebrek niet benadeeld. Het beroep zal om die reden ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de subsidieaanvraag van eiseres naar het oordeel van de rechtbank terecht is geweigerd.
7.1.
Vanwege het in overweging 6.2.3 geconstateerde motiveringsgebrek zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris het betaalde griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, voorzitter, mr. N.M. van Waterschoot en mr. S. Ketelaars-Mast, leden, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop een afschrift van deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 6:22

Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

Artikel 7:12

1. De beslissing op het bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. […]
Subsidieregeling begaafde leerlingen po en vo 2023-2025
Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten ter ondersteuning van een passend en dekkend aanbod
1. De minister kan voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2025 aan een samenwerkingsverband op aanvraag subsidie verstrekken om, eventueel in samenwerking met andere partijen, extra ondersteuning aan te bieden aan leerlingen met kenmerken van begaafdheid, die door hun ontwikkelingsbehoefte meer nodig hebben dan de basisondersteuning die op school kan worden geboden. Onder extra ondersteuning wordt in ieder geval verstaan:
het inzetten van begeleiders met expertise op het gebied van begaafdheid om het leergedrag van leerlingen met kenmerken van begaafdheid te vergroten;
het aanbieden van een ontwikkelomgeving die inspeelt op ontwikkelingsbehoeften en die het stimulerend signaleren van hoogbegaafdheid door betrokken medewerkers binnen een school of samenwerkingsverband bevordert;
het aanbieden van arrangementen voor complexe ondersteuningsbehoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
het aanbieden van voorzieningen, georganiseerd in de vorm van deeltijd of voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs met ontwikkelingsgelijken, waarbij leerlingen in het voltijd hoogbegaafdheidsonderwijs in verbinding blijven met het reguliere onderwijs, met als doel het stimuleren van de doorlopende ontwikkeling van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
het vergroten van de expertise op het gebied van begaafdheid en het faciliteren van de professionele ontwikkeling van betrokken medewerkers binnen een school of samenwerkingsverband;
het versterken van de onderlinge samenwerking tussen betrokken partijen bij het onderwijs, zoals scholen in de regio, samenwerkingsverbanden, ouders, leerlingen en zorginstanties ten behoeve van leerlingen met kenmerken van hoogbegaafdheid;
het organiseren van initiatieven om de samenwerking tussen onderwijsinstellingen, zorg- en andere instanties in de eigen regio en omliggende regio’s te verbeteren;
et structureel opnemen van complexe vraagstukken over begaafdheid als aandachtsgebied door samenwerkingsverbanden en daarvoor maatwerk bieden dat tegemoet komt aan de ontwikkelbehoefte van de leerling;
het zorg dragen voor een passend en dekkend aanbod in de regio dat aansluit bij de extra ondersteuningsbehoefte van hoogbegaafde en zeer hoogbegaafde leerlingen die dreigen niet naar school te gaan of uitgevallen zijn op school, waarbij in ieder geval in de mogelijkheid wordt voorzien om een deel van de week of de gehele week extra uitdaging te krijgen en te leren van en met ontwikkelingsgelijken of in de mogelijkheid wordt voorzien om deeltijd of voltijd hoogbegaafdheidonderwijs te volgen; of
het zorg dragen voor een gericht passend en dekkend aanbod voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid, waarbij speciale aandacht is voor vroegtijdig signaleren.
2. Onder vroegtijdig signaleren wordt in ieder geval verstaan:
het vroegtijdig erkennen en herkennen van signalen die wijzen op hoogbegaafdheid;
in kaart brengen van de ontwikkelbehoeften van leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
het vroegtijdig inschakelen van een expert op het gebied van hoogbegaafdheid; of
het delen van kennis en ervaring op het gebied van het signaleren en herkennen van hoogbegaafdheid.

Artikel 7

1. De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bevat een activiteitenplan en een begroting.
[…]
3. Het activiteitenplan bevat:
een analyse van het huidige en het gewenste aanbod op het gebied van passend onderwijs in de eigen regio, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de mate waarin dit aanbod passend en dekkend is voor leerlingen met kenmerken van begaafdheid;
een toelichting op welke wijze ouders en leerlingen zijn betrokken;
indien verlenging op basis van de Regeling subsidie begaafde leerlingen po en vo is toegekend, een analyse van hoe de subsidie op basis van deze regeling aanvullend wordt ingezet ten opzichte van de subsidie op grond van de verlenging.
[…]

Artikel 8. Beoordeling subsidieaanvragen

1. De minister beoordeelt de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de hand van de criteria, opgenomen in bijlage 1 […]

Voetnoten

1.Zie
2.Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 juni 2023, nr. KO/38936120, houdende regels voor het verstrekken van subsidie voor het aanbieden van extra ondersteuning aan begaafde leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2025 (Subsidieregeling begaafde leerlingen po en vo 2023–2025) (