ECLI:NL:RBNNE:2025:2346

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
LEE 23/433
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor verbouwing hotel in Drachten

Op 6 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een hotel aan de Lavendelheide 4 in Drachten. Verzoekers, die zich verzetten tegen de vergunning, hebben een aantal gronden aangevoerd voor hun verzoek. De vergunninghoudster had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een dertig meter hoog gebouw, dat bedoeld is voor hotelkamers, vergaderzalen en een terras. De rechtbank had eerder, op 24 juni 2022, de omgevingsvergunning vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Op 17 maart 2021 was de vergunning verleend, maar dit besluit is later door de rechtbank ongeldig verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank al een uitspraak had gedaan in het bodemgeschil. Hierdoor hadden de verzoekers geen belang meer bij hun verzoek. Wel is bepaald dat het college het griffierecht van € 184,- aan de verzoekers moet vergoeden, omdat de omgevingsvergunning door de rechtbank is vernietigd. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de bouw voorlopig niet mag plaatsvinden, totdat er eventueel een nieuwe vergunning is verleend. De uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, in aanwezigheid van griffier mr. A.P. Voorham, en is openbaar uitgesproken op 6 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/433

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekers], uit [woonplaats], verzoekers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland

(gemachtigde: J. Boersma).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Van der Valk Hotel Drachten B.V.uit Drachten (derde-partij).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de omgevingsvergunning voor de verbouwing van een hotel aan de Lavendelheide 4 in Drachten. Verzoekers zijn het hier niet mee eens. Zij verzoeken daarom om een voorlopige voorziening en voeren daartoe een aantal gronden aan.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af, omdat de rechtbank een uitspraak heeft gedaan in het bodemgeschil. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Vergunninghoudster heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een dertig meter hoog gebouw. Het gebouw is bedoeld voor hotelkamers, vergaderzalen en een terras. Het college heeft de omgevingsvergunning voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure, omdat het bouwwerk op het moment van de aanvraag afweek van het geldende bestemmingsplan. Verzoekers hebben een zienswijze op het ontwerpbesluit gegeven. Op 17 maart 2021 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verzoekers en anderen hebben tegen de verleende omgevingsvergunning beroep ingesteld.
2.1.
Op 24 juni 2022 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan in deze beroepszaak, met nummer LEE 21/1288. [1] De rechtbank heeft het besluit van 17 maart 2021 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van die uitspraak.
2.2.
Op 8 november 2022 heeft het college een nieuw besluit genomen op de aanvraag. Dit is het bestreden besluit.

Procesverloop

3. Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknummer LEE 22/4541). De omgevingsvergunning is in werking getreden, maar vergunninghoudster is nog niet gestart met de verbouwing. Verzoekers hebben op 24 januari 2023 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat niet met de bouw gestart mag worden.
3.1.
De voorzieningenrechter heeft op 2 maart 2023 een zitting gehouden in deze zaak. Tijdens de zitting is door het college erkend dat de aanvraag voor de verbouwing van het hotel ten onrechte niet is getoetst aan het op 8 november 2022 geldende bestemmingsplan ‘Drachten-Hotel Lavendelheide 4’ (het nieuwe bestemmingsplan) en dat het besluit daarom een gebrek heeft. Verder hebben verzoekers aangegeven dat zij graag met vergunninghoudster willen overleggen over een minnelijke oplossing, met name ten aanzien van de instandhouding van de bestaande groenvoorziening. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek ter zitting geschorst, in afwachting van die minnelijke oplossing.
3.2.
Op 11 maart 2025 heeft het college de rechtbank geïnformeerd over de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over het beroep van andere omwonenden van het hotel tegen het bestemmingsplan ‘Drachten-Hotel Lavendelheide 4’. [2]
3.3.
De voorzieningenrechter heeft hierop aan eiser sub 1, het college en vergunninghoudster gevraagd om het binnen twee weken te laten weten als zij een nadere zitting wensen. Daarop is niet gereageerd. Dat betekent dat de voorzieningenrechter zonder nadere zitting uitspraak kan doen in deze zaak. [3]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling van 5 maart 2025 heeft de rechtbank Noord-Nederland vandaag uitspraak gedaan in de beroepen van verzoekers en anderen tegen de verleende omgevingsvergunning (zaaknummers LEE 22/4541 en LEE 22/4452). De rechtbank heeft geoordeeld dat deze beroepen kennelijk gegrond zijn en de verleende omgevingsvergunning vernietigd. Het college moet een nieuw besluit nemen op de aanvraag.

Conclusie en gevolgen

5. Verzoekers wilden met hun verzoek bereiken dat de bouw voorlopig niet zou plaatsvinden. Nu de omgevingsvergunning is vernietigd, mag het bouwplan niet worden uitgevoerd, tot er eventueel een nieuwe vergunning is verleend. Verzoekers hebben daarom geen belang meer bij hun verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
6. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het college het griffierecht aan verzoekers moet vergoeden, omdat de omgevingsvergunning door de rechtbank is vernietigd en de voorlopige voorziening daarom terecht was gevraagd. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.L. Vucsán, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBNNE:2022:2132, niet gepubliceerd.
2.Uitspraak van de Afdeling van 5 maart 2025 van ECLI:NL:RVS:2025:888.
3.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.