ECLI:NL:RBNNE:2025:2365

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
11301355 BU VERZ 24-2198
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersboete en matiging van sanctie

Op 12 juni 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete van € 289,00 was opgelegd voor een verkeersovertreding op 10 maart 2023, waarbij de betrokkene zich links van een doorgetrokken streep bevond. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 12 juni 2025 heeft de kantonrechter de argumenten van betrokkene gehoord, die stelde dat er sprake was van een onderbroken streep en dat de weg door sneeuwval niet goed zichtbaar was. De vertegenwoordiger van de officier van justitie betoogde echter dat het beroep ongegrond verklaard moest worden. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende aanleiding was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat hij over een onderbroken streep had gereden.

De kantonrechter concludeerde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven om de boete te matigen, maar besloot wel de boete met 25% te matigen vanwege overschrijding van de redelijke termijn voor berechting. De uiteindelijke sanctie werd vastgesteld op € 219,00, inclusief administratiekosten. De uitspraak werd gedaan met het proces-verbaal ondertekend door de griffier en de kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256359564
zaaknummer: 11301355 BU VERZ 24-2198

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van12 juni 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats].

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: R617C – ‘als bestuurder zich links van doorgetrokken streep bevinden (streep tussen verkeer in beide richtingen)’, verricht op 10 maart 2023, om 16:28 uur, op de Lauwersseewei in Dokkum, met een bedrijfsauto met kenteken [kenteken]. De opgelegde boete bedraagt € 289,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op de zitting van 12 juni 2025 behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. S. Bayram.
1.3.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Standpunten

1. Betrokkene voert, onder verwijzing naar bijlagen, aan dat sprake was van een onderbroken streep. Daarnaast sneeuwde het die dag, waardoor de weg niet goed zichtbaar was. Verder reed de auto voor hem erg langzaam, daarom heeft hij deze ingehaald.
2. De vertegenwoordigster is van mening dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Overwegingen
3. De kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en de gegevens in het zaakoverzicht. In het algemeen wordt er doorslaggevende waarde gehecht aan de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij inderdaad over een onderbroken streep zou zijn gereden. De gedraging kan daarom worden vastgesteld.
4. Vervolgens ziet de kantonrechter zich de vraag gesteld of er omstandigheden zijn die aanleiding geven om de boete te matigen of te vernietigen.
5. De aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding tot matiging van de boete. Betrokkene had daar niet mogen inhalen, ongeacht of het overige verkeer langzaam reed. Hij had moeten wachten tot de doorgetrokken streep weer werd onderbroken. Ook indien sprake was van sneeuwval, blijft het de verantwoordelijkheid van betrokkene om zich aan de geldende verkeersregels te houden.
6. Wel zal de kantonrechter het sanctiebedrag met 25% matigen omdat de redelijke termijn voor berechting als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. [1] De redelijke termijn bedraagt twee jaar. In dit geval is de termijn aangevangen op het moment van verzending van de inleidende beschikking, 21 maart 2023. Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025, wat betekent dat de redelijke termijn is geschonden.
7. Door de matiging bedraagt het sanctiebedrag nog € 280,00 x 0,75 + € 9,00 = € 219,00.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking en matigt de sanctie tot € 219,00 (inclusief administratiekosten);
  • bepaalt dat betrokkene het teveel betaalde aan zekerheidstelling terugkrijgt.
Waarvan proces-verbaal,
mr. W.B. Jongsma, griffier mr. H.J. Bastin, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 28 juli 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:6369.