ECLI:NL:RBNNE:2025:2377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
18-393098-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor de productie van XTC/MDMA en het aanwezig hebben van verdovende middelen

Op 17 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van XTC/MDMA. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van het voorbereiden, bewerken en aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA, 3-MMC en hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan deze feiten in de periode van 10 november 2024 tot en met 9 december 2024. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen oog had voor de schadelijke gevolgen van zijn daden en enkel gericht was op financieel gewin. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandeling door een forensische zorgverlener. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 3 juni 2025, waarbij de verdachte aanwezig was en bijgestaan door een advocaat. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/393098-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juni 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.I. Dolinski, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2024 tot en met 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en)/eenhe(i)d(en) xtc-pillen (bevattende MDMA) en/of MDMA, in elk geval (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
  • zijn woning, gelegen aan de [adres] , ter beschikking te stellen en/of
  • het voorhanden hebben van een (grote) hoeveelheid (vloei)stoffen en/of materialen, te weten:
  • een hoeveelheid jerrycans en/of vaten bevattende 205 liter kristallisatieafval en/of 20 liter zoutzuur en/of 30 liter aceton en/of overige chemicaliën en/of
  • versnijdingsmiddel en/of
  • een tabletteermachine en/of
  • een blender, een staafmixer, een emmer, tape, handschoenen, een magnetron, een soeplepel, een speciekuip, een koolstoffilter en/of een stofzuiger en/of
  • meerdere diepvriezers, pannen, zeven, ventilatoren, kachels, lampen en/of transformatoren, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had (den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2024 tot en met 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en of vervoerd en/of vervaardigd (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, op of omstreeks 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1313,31 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 2,49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde MDMA en/of 3-MMC (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op of omstreeks 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 610,33 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde -met uitzondering van het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren - en het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Daarbij is de officier van justitie van oordeel dat ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten het medeplegen wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van de in de tenlastelegging opgenomen handelingen, te weten het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de drugs. Er zijn geen aanwijzingen dat de drugs de woning van verdachte uit zijn gegaan.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht - evenals de officier van justitie en de raadsvrouw - het onder 1 en 2 ten laste gelegde verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van de drugs, niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Feiten 1, 2, 3 en 4
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 10 december 2024, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024328711 d.d. 6 maart 2025, inhoudend als relatering van verbalisant [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen ondersteuning Landelijke Faciliteit Ontmantelen d.d. 11 december 2024 (inclusief bijlagen), opgenomen pagina 126 e.v. van
voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisanten [naam] en [naam] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen d.d. 23 januari 2025, opgenomen op pagina 198 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] ;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 005), d.d. 16 januari 2025, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier;
6. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 004), d.d. 16 januari 2025, opgemaakt door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 210 van voornoemd dossier;
7. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 001), d.d. 16 januari 2025, opgemaakt door ing. P.H. Wallinga op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 211 van voornoemd dossier;
8. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 006), d.d. 17 januari 2025, opgemaakt door ing. A.G.A Sprong op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 212 van voornoemd dossier;
9. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 003), d.d. 16 januari 2025, opgemaakt door ing. P.H. Wallinga op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 213 van voornoemd dossier;
10. een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.01.15.193 (aanvraag 008), d.d. 3 maart 2025, opgemaakt door ing. P.H. Wallinga op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 7 e.v. van het aanvullend proces-verbaal betreffende Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 9 december 2024 op de locatie [adres] te [plaats] met zaaknummer 2024.12.17.078;
11. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 december 2024, opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024328711 d.d. 6 maart 2025, inhoudend als relatering van verbalisant [naam] .
Eendaadse samenloop
De onder feit 1, 2 en 3 bewezenverklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich in dezelfde periode en op dezelfde plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot die ten laste gelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 10 november 2024 tot en met 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden- Drenthe, telkens tezamen en in vereniging met een ander, in een pand gelegen aan de [adres] , om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, en
  • het opzettelijk vervaardigen van hoeveelheden xtc-pillen (bevattende MDMA) en MDMA,
  • zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
  • voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
  • zijn woning, gelegen aan de [adres] , ter beschikking te stellen en
  • het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid vloeistoffen en materialen, te weten:
  • een hoeveelheid jerrycans en vaten bevattende 205 liter kristallisatieafval en 20 liter zoutzuur en 30 liter aceton en overige chemicaliën en
  • versnijdingsmiddel en
  • een tabletteermachine en
  • een blender, een staafmixer, een emmer, tape, handschoenen, een magnetron, een soeplepel, een speciekuip, een koolstoffilter en een stofzuiger en
  • meerdere diepvriezers, pannen, zeven, ventilatoren, kachels, lampen en transformatoren, waarvan verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
hij, in de periode van 10 november 2024 tot en met 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden- Drenthe, in een pand gelegen aan de [adres] , telkens, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt en vervaardigd hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij, op 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, in een pand gelegen aan de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1313,31 gram van een materiaal bevattende MDMA en 2,49 gram van een materiaal bevattende 3-MMC, zijnde MDMA en 3-MMC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij, op 9 december 2024 te [plaats] , gemeente Midden-Drenthe, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 610,33 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
1. medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen door zich of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit
te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
en
2. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en onder D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd

en

3. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij een first offender is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven doorbreken. Verdachte heeft zicht op een woning en is gestart met therapie. De raadsvrouw acht een onvoorwaardelijke werkstraf van 240 uren, in combinatie met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd passend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 14 februari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van XTC/MDMA, door zijn woning ter beschikking te stellen en vloeistoffen en materialen voorhanden te hebben die bestemd waren voor de productie van deze synthetische drugs. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan het vervaardigden en bewerken van deze drugs en het aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA, 3-MMC en hennep. Verdachte heeft zich daarmee begeven op het terrein van de grootschalige productie en handel in harddrugs en heeft daarmee een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het criminele drugscircuit. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs schadelijke gevolgen kan hebben voor de volksgezondheid en tot ernstige verslavingsproblematiek kan leiden met alle gevolgen van dien. Daarnaast resulteert de productie van harddrugs vrijwel altijd in de illegale lozing van drugsafval, hetgeen grote schade aan het milieu toebrengt. De verdachte heeft geen enkel oog gehad voor deze kwalijke gevolgen en is kennelijk puur gericht geweest op financieel gewin voor zichzelf.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 14 februari 2025 -kort samengevat- het volgende vermeld. De reclassering ziet in meer of mindere mate problemen op verdachte zijn leefgebieden. Er is sprake van financiële problematiek en langdurig cannabis gebruik. De reclassering schat de risicos op recidive en letselschade respectievelijk in als gemiddeld en laag vanwege de beperkte justitiële documentatie van
verdachte, zijn leefomstandigheden en zijn proceshouding. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag op basis van de ontvankelijke houding van verdachte. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, drugsverbod, dagbesteding en meewerken aan schuldhulpverlening.
De straf
De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, niet tot de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overschrijdt. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf weliswaar past bij de feiten, maar niet bij de persoon van de verdachte. In dit verband heeft de rechtbank acht geslagen op de op dit moment bestaande beschermende factoren in het leven van verdachte, die mogelijk zouden worden doorkruist indien verdachte naar de gevangenis zou moeten.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten, acht de rechtbank, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank wil met deze voorwaardelijke straf bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst niet weer zal laten verleiden om voor geldelijk gewin zich met dit soort feiten in te laten. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van de maximale taakstraf, te weten 240 uur, passend en geboden.

Beslag

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de lampen, pillen, hennep, poeder en verdovende middelen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. De in beslag genomen zwarte iPhone dient te worden verbeurd verklaard. De witte iPhone dient aan verdachte te worden teruggeven, omdat het strafvordering belang zich daartegen niet verzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de in beslag genomen telefoon aan verdachte dient te worden teruggegeven. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op de telefoon dierbare fotos staan. Verbeurdverklaring van de telefoon betekent voor verdachte dat hij deze fotos nooit meer terug zal krijgen. De overige goederen zoals vermeld op de beslaglijst zijn vatbaar voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten de lampen, pillen, hennep, poeder en verdovende middelen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen telefoons (de witte en zwarte iPhone) moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 55, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 10a, 11, 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 288 dagen

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren,de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Amerikaweg 3a 9407 TJ Assen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat veroordeelde zich laat behandelen door Forensische Polikliniek GGZ Drenthe of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er aanbod is. De behandeling richt zich op het verkrijgen van diagnostiek, traumaverwerking en depressiviteit. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat veroordeelde geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
4. dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
5. dat veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:
- 5 STK lamp (G1781537);
  • 17 STK pil (G1781782, omschrijving: roze);
  • 1 STK hennep (G1781786, omschrijving: groen);
  • 5 STK pil (G1781796, omschrijving: roze);
  • 2 STK poeder (G1781804, omschrijving wit);
- 2 STK pil (G1781817);
- 600 GR hennep (G1781824);
  • 2 STK verdovende middelen (G1781833, omschrijving: bruin);
  • 1 STK poeder (G1781847, omschrijving: 174,83 gram bruto, wit);
  • 1 STK poeder (G1781863, omschrijving: 910,16 gram netto, roze).
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK GSM (G1781537, omschrijving: zwart, merk: Apple);
  • 1 STK GSM (G1781539, omschrijving: wit, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H.R. Eising en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. H. Wachtmeester-Koning, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2025.
Mr. J. van Bruggen en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.