ECLI:NL:RBNNE:2025:2435

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
18-046819-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door vervoeren van schoonzus van België naar Ter Apel voor asielaanvraag

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1983, heeft zijn schoonzus van België naar Ter Apel vervoerd om daar asiel aan te vragen. De zaak kwam aan het licht na een aanhouding op 24 december 2024, waarbij de verdachte en zijn schoonzus in een auto werden aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat zijn schoonzus geen geldige documenten had voor grensoverschrijding en dat haar toegang tot Nederland wederrechtelijk was. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 heeft de verdachte verklaard dat hij zijn schoonzus op verzoek van zijn vrouw heeft geholpen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie maanden, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en de impact van een gevangenisstraf op zijn gezin. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van zestig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.046819.25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 mei 2025.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 22 december 2024 tot en met 24 december 2024 te of bij Ter Apel, gemeente [adres] , althans in Nederland en/of België, een ander, te weten [naam] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot
of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of voornoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [naam] in een (personen)auto vanaf België naar Nederland en/of door Nederland vervoerd en/of over de grens gebracht en/of (aldus) het transport van voornoemde [naam] gefaciliteerd, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het feit gevorderd dat hij te bewijzen acht op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat hij zich niet aan mensensmokkel schuldig heeft gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 24 december 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Landelijk Tactisch Commando Brigade Oostgrens-Noord met nummer [nummer] , d.d. 3 januari 2025, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 24 december 2024 omstreeks 12:50 uur, zagen wij een grijs/blauw kleurig voertuig rijden. Op de kruising van de [adres] en de [adres] hebben wij dit voertuig staande gehouden.
(p. 9 ) Wij zagen twee personen in voornoemd voertuig zitten. De bestuurder overhandigde mij, [verbalisant 1] , een Nederlandse rijbewijs op naam van [verdachte] . Ik, [verbalisant 1] , vroeg de vrouwelijke passagier waar ze heen zouden gaan. Ik hoorde haar zeggen dat ze naar het kamp wilde in Ter Apel. Ik hoorde haar in het gebrekkig Engels zeggen dat ze asiel wilde.
Ik, [verbalisant 2] , vroeg aan betrokkene wie de vrouwelijke passagier was. Hierop hoorde
ik hem zeggen dat zijn passagier de zus is van zijn vrouw. Ik, [verbalisant 2] , hoorde de bestuurder zeggen: "Zij is nieuw hier, ze komt uit Frankrijk".
Ik heb haar gevraagd of ze documenten bij zich had. Hierop hoorde ik haar zeggen dat ze niks bij zich had. Ik vroeg aan haar waar ze bestuurder [verdachte] heeft ontmoet hierop hoorde ik via de tolk zeggen dat ze hem in België heeft gevraagd voor een lift naar Nederland.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 december 2024, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam] :
V: welke nationaliteiten bezit u?
(p. 27 ) A: [land] .
V: Waar is uw paspoort?
A: Die heb ik niet.
V: Hoe lang heeft u al geen paspoort? A: Nooit gehad.
(p. 29) V: Wanneer kwam u aan in Nederland? A: Vandaag.
V: Wat was uw doel in Nederland?
A: Asiel aanvragen en gezinshereniging aanvragen. V: Wie wisten er van uw doel af?
A: Mijn familie.
V: Waar wilde u naar toe in Nederland? A: Het aanmeldcentrum Ter Apel.
(p. 30 ) V: Wist de chauffeur (de rechtbank begrijpt: verdachte) dat u asiel ging aanvragen in Ter Apel? A: Ja dat wist hij.
3. De door verdachte ter terechtzitting van 22 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 22 december 2024 heb ik [naam] met de auto opgehaald en mee naar huis genomen. Zij is de zus van mijn vrouw. Op 24 december 2024 heb ik haar met de auto naar Ter Apel gebracht. Zij wilde asiel aanvragen en had mij gevraagd haar daarnaartoe te brengen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 december 2024, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
(p. 22) A: Zij (de rechtbank begrijpt: [naam] ) is twee dagen geleden gekomen met de trein naar Antwerpen en zij vroeg mij om haar op te halen. Ik werk daar vlakbij dus vandaar dat ik haar daar heb opgehaald.

Bewijsoverwegingen

Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte de uit [land] afkomstige [naam] (verder: [naam] ) op 22 december 2024 met de auto uit Antwerpen heeft opgehaald en haar op 24 december 2024 met de auto naar Ter Apel heeft gebracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam] zelf met de trein vanuit België naar Nederland is gereisd en dat hij haar in Roosendaal heeft opgepikt, maar de rechtbank houdt hem aan zijn eerdere verklaring tegenover de verbalisanten dat hij haar heeft opgehaald in Antwerpen. Die verklaring past bij de verklaring van [naam] tijdens de staandehouding, dat zij verdachte in België heeft gevraagd haar mee te nemen. De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte haar in België heeft opgehaald.
Dit betekent dat verdachte zowel de inreis in als doorreis door Nederland van [naam] heeft verzorgd.
Wederrechtelijkheid
Vast staat dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [naam] wederrechtelijk was. Zij beschikte niet over (de juiste) papieren voor grensoverschrijding en verblijf.
Wetenschap
Uit de verklaringen van [naam] en verdachte tegenover verbalisanten volgt dat verdachte wist dat [naam] asiel in Nederland wilde aanvragen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte daarmee op zijn minst genomen ernstige redenen moet hebben gehad te weten dat de toegang tot of doorreis door Nederland van [naam] wederrechtelijk was.
Alles overwegende acht de rechtbank het ten laste gelegde bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 22 december 2024 tot en met 24 december 2024 in Nederland en België, een ander, te weten [naam] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, immers heeft hij, verdachte, voornoemde [naam] in een personenauto vanaf België naar Nederland en door Nederland vervoerd en over de grens gebracht en aldus het transport van voornoemde [naam] gefaciliteerd, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mensensmokkel.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat een gevangenisstraf grote negatieve gevolgen zal hebben voor zijn gezin. Verdachte is kostwinner, zijn vrouw beheerst de Nederlandse taal niet en van hun vier kinderen lijdt er één aan autisme, die daardoor extra zorg en aandacht nodig heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel door zijn uit [land] afkomstige schoonzus te vervoeren van België naar Ter Apel om daar asiel aan te vragen.
Door mensensmokkel wordt het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist en wordt bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Gelet hierop en het signaal dat daarvan uit het oogpunt van generale preventie dient uit te gaan, acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenis in beginsel gerechtvaardigd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten, waarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden per gesmokkelde wordt gehanteerd.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om daar in deze zaak in het voordeel van verdachte van af te wijken. Verdachte heeft in Nederland een blanco strafblad en er lijkt bij hem sprake te zijn geweest van een eenmalig incident, waarbij hij op verzoek van zijn vrouw, zijn schoonzus heeft geholpen met haar vervoer naar Ter Apel. Daarnaast neemt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking. Verdachte is kostwinner voor zijn gezin en een detentie kan tot grote financiële en sociale consequenties voor hem en zijn gezin leiden. Gelet hierop acht de rechtbank het niet wenselijk als verdachte gedetineerd raakt.
Alles overwegende zal de rechtbank in dit geval volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van zestig uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 197a van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van zestig uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.R. Eising, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juni 2025.
Mr. Eising is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.