ECLI:NL:RBNNE:2025:2445

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
C/18/244729 KG RK 25-153
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke bouwzaak

Op 23 mei 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoekster, die zich tegen de rechter mr. S. Ketelaars - Mast wilde keren. De verzoekster, die lijdt aan gezondheidsproblemen, heeft aangegeven dat de bouw van haar directe buren haar veel stress bezorgt en dat eerdere verzoeken om een bouwstop zijn afgewezen. In haar schriftelijke verzoek heeft zij gesteld dat zij nooit de beslissing op haar bezwaarschrift heeft ontvangen, waardoor zij niet tijdig in beroep kon gaan. De rechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij geen ordemaatregel heeft getroffen omdat de werkzaamheden niet onomkeerbaar zijn en dat andere wrakingsgronden niet uit het verzoek kunnen worden afgeleid. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid in gevaar brengen. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de door verzoekster aangevoerde redenen niet voldoende zijn om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/244729 KG RK 25-153
Beslissing van 23 mei 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. S. Ketelaars - Mast,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 mei 2025;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 23 mei 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bestuursrechtzaak met [zaaknummer in hoofdzaak]
.
2.2
Verzoekster heeft in haar schriftelijke verzoek – onder meer en samengevat –
aangegeven dat zij ziek is en hersenbeschadiging heeft opgelopen. Hierbij heeft verzoekster aangeven dat de bouw van haar directe overburen haar veel stress oplevert. Verzoekster vindt het onredelijk dat de onredelijke bouw tegenover haar huis gestaag doorgaat. Hierbij heeft verzoekster aangegeven dat de voorzieningenrechter tot tweetmaal toe het verzoek om een bouwstop heeft afgewezen. Daarnaast heeft verzoekster aangegeven dat zij de beslissing op haar bezwaarschrift nooit heeft ontvangen dat zij daardoor ook niet tijdig in beroep kon gaan en / of een voorlopige voorziening kon indienen. Ten slotte heeft verzoekster aangegeven dat het weer afbreken van het dak en de dakkapellen de enige optie is en dat dit ook noodzakelijk is.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk ongegrond
verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek
achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het
Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze
beslissing is gekomen.
3.2
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.3
Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan elk van de rechters
die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden
waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.4
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster in haar verzoek van 21 mei 2025 met name heeft aangegeven dat er een bouwstop opgelegd had moeten worden opgelegd met betrekking tot de bouwzaak van haar directe overburen.
3.5
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zij voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening niet direct een ordemaatregel heeft getroffen om de bouw van de dakkapellen / wijziging dakconstructie stil te leggen. Als reden voor afwijzing van deze ordemaatregel is aangegeven dat de werkzaamheden niet onomkeerbaar zijn en dat deze achteraf ongedaan kunnen worden gemaakt. Hierbij heeft de rechter aangegeven dat andere wrakingsgronden die relevant zijn voor de voorlopige voorzieningenprocedure dan wel de rechter betreffen niet uit het wrakingsverzoek kunnen worden afgeleid.
3.6
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan het door verzoekster gestelde niet leiden tot een gegronde wraking. Hiertoe overweegt de wrakingskamer als volgt. Verzoekster vindt dat de rechter een onjuiste beslissing heeft genomen doordat zij geen ordemaatregel heeft getroffen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Verder moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat de motivering van een (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dit laatste is naar het oordeel van de wrakingskamer in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden.
3.7
Gelet op het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking van 21 mei 2025 kennelijk ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
bepaalt dat de procedure met [zaaknummer in hoofdzaak] wordt
voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
  • verzoekster;
  • de gewraakte rechter en
  • de betrokken partijen.
Deze beslissing is gegeven door de mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. L. Mulder, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 23 mei 2025.
de griffier de voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.