In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die aan de betrokkene was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had op 27 oktober 2023 een snelheidsovertreding begaan door 17 km per uur harder te rijden dan toegestaan op de A28. De opgelegde boete bedroeg € 168,00. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 28 mei 2025 heeft betrokkene aangevoerd dat hij harder reed omdat zijn stoma vol zat en hij dit probleem snel wilde verhelpen. Hij betoogde dat hij geen gevaar had veroorzaakt, omdat het later op de dag wel is toegestaan om harder te rijden. De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat de sanctie met 25% gematigd moest worden vanwege een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging van betrokkene vaststond, maar dat er aanleiding was om de sanctie te matigen tot € 128,25, omdat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig om uitstel had gevraagd voor de hoorzitting. De kantonrechter benadrukte echter dat het overschrijden van de maximumsnelheid gevaar voor andere weggebruikers met zich meebrengt, ongeacht de omstandigheden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de beslissing werd gegrond verklaard, waarbij de inleidende beschikking werd gewijzigd en het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene werd teruggegeven.