ECLI:NL:RBNNE:2025:2459

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
18-026909-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 30 december 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft samen met medeverdachten de aangever gedwongen in een auto te stappen, waarbij hij onder bedreiging met een mes werd beroofd van geld en drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het delict, door de afspraak met de aangever te maken en de medeverdachten te betrekken. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, en dat de verdachte op de hoogte was van de eerdere ruzie tussen de aangever en een van de medeverdachten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-026909-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Dijk, advocaat te Winschoten . Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 30 december 2024 te [plaats] binnen de gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (ongeveer 120,-), (meerdere) zakjes ( 3 a 4 stuks met een gebruikershoeveelheid) cocaïne, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-Een mes (een zwart Rambomes met een ramentikker op de achterkant van het mes van ongeveer 30 centimeter) in zijn hand te houden en/of met de punt van het mes te wijzen naar die [slachtoffer] en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of daarbij te zeggen en/of te schreeuwen:” Stap in de auto “en/of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer] daarbij achterin een auto te duwen en/of
-Vervolgens (achterin de auto) naast die [slachtoffer] te gaan zitten en/of daarbij het mes (nog steeds) in zijn hand te houden en/of te richten op die [slachtoffer] en/of
-Te zeggen tegen die [slachtoffer] : ”Maak je zakken leeg.” En/of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-Vervolgens die [slachtoffer] te steken met het mes en/of die [slachtoffer] met het mes te raken in zijn been en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een wond opliep aan zijn been en/of
-Met zijn hand(en) de zakken van die [slachtoffer] leeg te maken en/of daarbij het mes in zijn hand te houden en/of
-Een hoeveelheid geld (ongeveer 120,-) en/of meerdere zakjes cocaïne (3 a 4 stuks met een gebruikershoeveelheid aan cocaïne) van die [slachtoffer] af te nemen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2024 te [plaats] binnen de gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (ongeveer 120,- en/of (meerdere) zakjes cocaïne) (een gebruikershoeveelheid aan cocaïne), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door
-Een mes (een zwart Rambo mes met een ramentikker op de achterkant van het mes van ongeveer 30 centimeter) in zijn hand te houden en/of met de punt van het mes te wijzen naar die [slachtoffer] en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of daarbij te zeggen en/of te schreeuwen:” Stap in de auto “en/of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of die [slachtoffer] daarbij achterin een auto te duwen en/of
-Vervolgens (achterin de auto) naast die [slachtoffer] te gaan zitten en/of daarbij het mes (nog steeds) in zijn hand te houden en/of te richten op die [slachtoffer] en/of
-Te zeggen tegen die [slachtoffer] :”Maak je zakken leeg.” En/of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-Vervolgens die [slachtoffer] te steken met het mes en/of die [slachtoffer] met het mes te raken in zijn been en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een wond opliep aan zijn been en/of
-Met zijn hand(en) de zakken van die [slachtoffer] leeg te maken en/of daarbij het mes in zijn hand te houden en/of
-Een hoeveelheid geld (ongeveer 120,-) en/of meerdere zakjes cocaïne (3 a 4 stuks met een gebruikershoeveelheid aan cocaïne) van die [slachtoffer] af te nemen;
2
hij op of omstreeks 30 december 2024 te [plaats] binnen de gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
-Een mes (een zwart Rambo-mes met een ramentikker op de achterkant van het mes van ongeveer 30 centimeter) in zijn hand te houden en/of met de punt van het mes te wijzen naar die [slachtoffer] en/of te tonen aan die [slachtoffer] en/of daarbij te zeggen en/of te schreeuwen:” Stap in de auto “en/of woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
-Vervolgens die [slachtoffer] (achter) in de auto (een grijze Bmw) te duwen en/of in de auto (achterin) naast die [slachtoffer] te gaan zitten en/of daarbij het mes (nog steeds) in zijn hand te houden en/of te richten op die [slachtoffer] en/of
-Vervolgens die [slachtoffer] te steken met het mes en/of die [slachtoffer] met het mes te raken in zijn been en/of ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een wond opliep aan zijn been en/of
-Gedurende enige tijd (ongeveer een half uur) met de auto te rijden en/of daarbij (steeds) een mes in zijn hand te houden en/of te tonen aan die [slachtoffer] (in de auto)
en/of die [slachtoffer] te beletten om weg te komen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair en feit 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel feit 1 primair als subsidiair, aangezien er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte heeft de medeverdachten bewust een straat verderop afgezet, omdat zij niet wilde dat de medeverdachten bij de afspraak tussen haar en aangever betrokken zouden zijn of raken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 3 juni 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik wist dat [medeverdachte 1] en aangever ruzie met elkaar hebben gehad in mijn woning, op 28 december 2024. Op 30 december 2024 heb ik afgesproken met aangever. Hij wilde zijn ID-kaart terugkopen voor 20 euro. [medeverdachte 1] wist dit en wilde mee naar de afspraak. We hebben eerst [medeverdachte 2] opgehaald. Ik heb [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een straat verderop afgezet om gedoe te voorkomen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de ene kant en aangever aan de andere kant. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn vervolgens toch naar aangever en mij toegelopen. Er kwam een woordenwisseling tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en aangever. Ik ben in de auto gaan zitten. Ik was de bestuurder van de auto en aangever heeft met enig verzet in de auto plaatsgenomen terwijl hij werd vastgehouden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Op de achterbank ontstond een flinke woordenwisseling. Ik heb [medeverdachte 1] tegen aangever horen zeggen dat hij zijn zakken leeg moest halen en dat hij de politie niet mocht bellen. Aangever heeft toen geld en drugs overhandigd. [medeverdachte 2] heeft aangever meerdere keren vastgehouden in de auto. De rit tussen [plaats] en [plaats] duurde 10 tot 15 minuten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wilden dat ik door zou rijden, maar ik wilde dit niet. Ik heb aangever vervolgens afgezet bij het treinstation in [plaats] . Het klopt dat aangever kreupel liep toen hij de auto heeft verlaten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 december 2024, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek: Aveta) d.d. l 9 januari 2025, inhoudend als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Ik had met [verdachte]
(de rechtbank begrijpt: [verdachte] )afgesproken. Ik zou in [plaats] mijn identiteitskaart terugkrijgen. Terwijl ik naar de weg liep zag ik een grijze BMW aankomen rijden. Ik zag dat [verdachte] reed. [verdachte] stapte vervolgens uit en liep naar mij toe. Ik gaf haar een geldbriefje van twintig euro om zo mijn identiteitskaart terug te kopen. Op dat moment liep [verdachte] weg en zag ik dat [medeverdachte 1] en nog een donkere jongen achter mij stonden. [medeverdachte 1]
(de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] )stond rechts achter mij en die andere donkere jongen stond links achter mij. Ik zag dat [medeverdachte 1] een mes in zijn hand vast hield. Ik zag dat hij dit mes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat [medeverdachte 1] het scherpe deel van het mes met de punt richting mij wees. Ik hoorde [medeverdachte 1] , maar ook die andere jongen zeggen dat ik in de auto moest stappen. Dit zeiden ze terwijl zij het mes in mijn richting hielden. Met de auto bedoel ik de grijze BMW van [verdachte] . Ik moest achter in de auto stappen. Voorin zat [verdachte] als bestuurder. Ik moest in het midden gaan zitten. Links van mij kwam de donkere jongen zitten en [medeverdachte 1] kwam rechts van mij achter in de auto zitten.
[medeverdachte 1] heeft de gehele tijd het mes in zijn rechterhand gehouden, gericht naar mij. Alle drie zeiden dat ik mijn zakken moest legen. Dit zeiden ze terwijl [medeverdachte 1] een mes op mij gericht hield. Terwijl dit allemaal gebeurde stak [medeverdachte 1] mij in mijn rechterbeen. Ik zag dat hij mij
stak. Vlak nadat ik was gestoken zag ik bloed door mijn broek komen. Dit heeft allemaal een half uurtje geduurd.
[medeverdachte 1] heeft mijn zakken geleegd met zijn handen. Hij hield ook nog steeds het mes vast terwijl hij de spullen uit mijn zakken haalde. Ik had onder andere nog geld in mijn broekzak zitten en ik had cocaïne in mijn broekzak zitten. Ik had meerder zakjes cocaïne bij me voor eigen gebruik. Dit geld en de cocaïne hebben ze van mij afgenomen.
Het mes waarmee ik gestoken ben betrof een mes van ongeveer dertig centimeter. Doordat ik ben gestoken met een mes heb ik een wond op mijn rechterbeen.
Als bijlage is bij dit proces-verbaal
(de rechtbank merkt op: na p. 17, ongenummerd)gevoegd: Foto verwonding
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 december 2024, op genomen op p 27 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij hoorden [verdachte] zeggen dat zij met [slachtoffer] in [plaats] had afgesproken. Hier zou [verdachte] in haar eigen auto samen met [medeverdachte 1] en ene [naam] (fonetisch) naartoe zijn gereden. [medeverdachte 1] zei tegen [verdachte] dat hij nog een appeltje met [slachtoffer] zou hebben te
schillen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 december 2024, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Enkele minuten later, omstreeks 14.36 uur, kwamen wij ter plaatse bij het stationsgebouw te [plaats] . Wij zagen dat het slachtoffer de ons ambtshalve bekende [slachtoffer] betrof. Wij zagen dat [slachtoffer] een steekwond had op een van zijn bovenbenen.
Wij hoorden collega [verbalisant] zeggen dat het slachtoffer [slachtoffer] het volgende aan haar heeft verklaard: dat hij in [plaats] in een grijze BMW getrokken werd, dat [verdachte] de bestuurster was van dit voertuig en dat hij op de achterbank door [medeverdachte 1] en een onbekende verdachte in bedwang gehouden werd, dat ze al zijn spullen afgepakt hebben en dat hij door [medeverdachte 1] met een mes gestoken is in zijn been.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, opgenomen op p. 126
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] had een mes. Hij heeft daar ook mee gestoken in het been van [slachtoffer] , ik zag dat het bloedde.

Bewijsoverweging

Op grond van de inhoud van het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat verdachte op 30 december 2024 de bestuurder is geweest van de BMW waarin aangever gedurende enige tijd is vastgehouden en met geweld is beroofd van geld en drugs. Verdachte had daarvoor in [plaats] een afspraak gemaakt met aangever over de teruggave van zijn ID-kaart en heeft vervolgens de medeverdachten (verder: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ) meegenomen naar [plaats] . Zij heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een straat verderop uit de auto gezet en is naar aangever toegereden voor de afspraak. Vervolgens zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar aangever en verdachte toegelopen. Aangever heeft na enig verzet in de auto plaatsgenomen, waarop verdachte is gaan rijden. Vervolgens is tijdens de autorit naar [plaats] , onder
dreiging van een mes, geld en drugs afhandig gemaakt bij aangever. Aangever is bovendien in zijn been gestoken met een mes. Gedurende de diefstal met geweld en het steken heeft verdachte gereden en is zij blijven rijden, waardoor aangever de auto niet kon verlaten. Aangever is uiteindelijk op het station in [plaats] weer afgezet.
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan door de raadsman is betoogd, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, nu uit het voorgaande is gebleken dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] elk voor zichzelf een significante bijdrage hebben geleverd aan de ten laste gelegde feiten. De gedragingen van verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving te zijn gericht, dat het niet anders kan zijn dan dat zij hier ook het opzet op hebben gehad.
De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte op de hoogte was van de ruzie tussen [medeverdachte 1] en aangever op 28 december 2024, nu dat incident zich bij haar thuis had afgespeeld. De verklaring van verdachte past in het beeld van een vooropgezet plan om verdachte van zowel zijn spullen als zijn vrijheid te beroven. Immers, verdachte wist dat [medeverdachte 1] had gehoord van de afspraak tussen verdachte en aangever over de ID-kaart en verdachte kiest ervoor om [medeverdachte 1] mee te nemen in de auto, en ook [medeverdachte 2] op te halen, onderweg naar de afspraak met aangever. De rechtbank wijst daarbij op het gegeven dat gelet op voornoemde ruzie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich eerst laten afzetten in een straat, om zich vervolgens in de afspraak te mengen. Voorts past in dit beeld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] plotseling zijn verschenen bij die afspraak. Met name de intentie van [medeverdachte 1] moet bij verdachte duidelijk en bekend geweest zijn, vooral nadat die tegen verdachte zei dat zij ook [medeverdachte 2] moesten ophalen, wat verdachte ook doet. Door deze handelwijze was er een overwicht van drie personen, tegenover enkel aangever. Verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich er op deze manier van verzekerd dat aangever enkel de auto zou kunnen verlaten, wanneer zij dat wilden. Bovendien heeft verdachte op verschillende momenten de mogelijkheid gehad om zich te onttrekken aan hetgeen zich afspeelde, maar heeft zij dit in het geheel nagelaten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

1 primair

zij op 30 december 2024 te [plaats] binnen de gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld en meerdere zakjes cocaïne, die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
  • te zeggen: ”Stap in de auto“ en die [slachtoffer] daarbij achterin een auto te duwen en vervolgens achterin de auto naast die [slachtoffer] te gaan zitten en daarbij een mes in zijn hand te houden en te richten op die [slachtoffer] en;
  • te zeggen tegen die [slachtoffer] : ”Maak je zakken leeg” en;
  • vervolgens die [slachtoffer] te steken met het mes in zijn been en ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een wond opliep aan zijn been en;
  • met zijn handen de zakken van die [slachtoffer] leeg te maken en daarbij het mes in zijn hand te houden en;
- een hoeveelheid geld en meerdere zakjes cocaïne van die [slachtoffer] af te nemen;
2
zij op 30 december 2024 te [plaats] binnen de gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
  • te zeggen: ”Stap in de auto“ en;
  • vervolgens die [slachtoffer] in de auto (een grijze BMW) te duwen en in de auto achterin naast die [slachtoffer] te gaan zitten en daarbij een mes in zijn hand te houden en te richten op die [slachtoffer] en;
  • vervolgens die [slachtoffer] te steken met het mes in zijn been, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] een wond opliep aan zijn been en;
  • gedurende enige tijd met de auto te rijden en daarbij een mes in zijn hand te houden en te tonen aan die [slachtoffer] in de auto en die [slachtoffer] te beletten om weg te komen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 2 op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van psychische overmacht en dat verdachte daarom van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen. Hij heeft hiertoe in het bijzonder aangevoerd dat verdachte niet anders kon dan doorrijden en dat zij zich bevindend in overlevingsstand geen andere uitweg zag dan doen wat haar gevraagd werd.
Oordeel van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet aannemelijk gemaakt zijn dat verdachte zich ten tijde van het ten laste gelegde feit in zodanig bedreigende omstandigheden bevond, dat gelet op de daardoor bij haar ontstane gemoedstoestand van haar in redelijkheid niet gevergd kon worden dat zij anders handelde dan zij heeft gedaan.
De rechtbank acht op grond van de stukken, het verhandelde ter terechtzitting en de bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 primair niet aannemelijk geworden dat daarvan bij verdachte sprake was.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 302 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren. Daarbij moet aan verdachte tevens een contactverbod met aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] worden opgelegd, in de vorm van een bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank wel tot strafoplegging komt, gepleit voor een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 1 mei 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte heeft ten tijde van de feiten een belangrijke rol gespeeld. Zij heeft de afspraak met aangever gemaakt waarbij zij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van tevoren heeft opgehaald en dichtbij de plaats van de afspraak heeft afgezet, terwijl zij wist dat [medeverdachte 1] vond dat hij nog wat tegoed had van aangever en er twee dagen voor dit incident een
ruzie tussen [medeverdachte 1] en aangever was geweest in de woning van verdachte. Nadat aangever door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de auto is gedwongen, is verdachte gaan rijden met aangever tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in op de achterbank. Aangever kon de auto niet verlaten en werd vastgehouden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In de auto is hem geld en drugs afhandig gemaakt en heeft [medeverdachte 1] aangever gestoken met een mes. Dit zijn twee ernstige feiten, waarbij verdachte geen oog heeft gehad voor de lichamelijke integriteit en bewegingsvrijheid van aangever en evenmin voor haar 8-jarige zoontje die ten tijde van de feiten op de bijrijdersstoel zat. Het kan niet anders dan dat dit voor aangever een zeer angstige situatie is geweest. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een langere voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, dan door de officier van justitie is geëist om zo de ernst van de feiten voldoende te benadrukken.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het reclasseringsrapport is gebleken dat bij verdachte een laag risico op recidive en letsel is vastgesteld. De reclassering merkt op dat verdachte verkeerde personen lijkt aan te trekken en dat zij moet leren daarvan afstand te nemen en voor zichzelf moet leren op te komen. Verdachte staat open voor hulpverlening en krijgt die van [instelling] . De rechtbank herkent, naar aanleiding van de terechtzitting, voornoemde opvattingen van de reclassering en houdt daarmee rekening in haar strafoplegging. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte first offender is en dat zij zelf geen geweld heeft toegepast.
De rechtbank zal, anders dan door de officier van justitie geëist, geen contactverbod aan verdachte opleggen, nu niet is gebleken dat zij nog contact heeft met de medeverdachten en omdat ook aan hen geen contactverbod is opgelegd.
Straf
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Voorts legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en hoofdelijk moet worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de bijbehorende wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij heeft 2.500,00 aan immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 primair en feit 3 bewezen verklaarde.
Aangezien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Zoals hierboven reeds vermeld stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen, maar ook dat hij daarbij pijn heeft gehad. De rechtbank zal het bedrag vaststellen op 1.000,00. De rechtbank verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen schadebedrag toewijzen vanaf 30 december 2024.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 367 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 365 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 1.000,00 (zegge: duizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] zijn eigen proceskosten draagt.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.000,00
(zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 december 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 1.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van den Steenhoven, voorzitter, mr. C. Brouwer en mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. J. van der Wiel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 17 juni 2025.
Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.