ECLI:NL:RBNNE:2025:2462

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
LEE 25/1692
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

Op 20 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die op 4 april 2025 was verleend voor een uitgiftegebouw voor minigolfattributen en drie padelkooien. Ze vroeg de voorzieningenrechter om de werking van het besluit te schorsen totdat op haar bezwaren was beslist. Tijdens de zitting op 20 mei 2025 was verzoekster echter niet aanwezig, terwijl vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder wel aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek geschorst om verzoekster de kans te geven te reageren op een toezegging van de vergunninghouder, maar verzoekster heeft niet gereageerd.

Op 6 juni 2025 is verzoekster geïnformeerd dat zij geen griffierecht had betaald en dat zij de gelegenheid had om aan te geven of zij nog gehoord wilde worden. Ook hierop heeft verzoekster niet gereageerd. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek hervat en besloten om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het griffierecht van € 194,- niet was betaald en verzoekster geen goede reden had opgegeven voor deze niet-betaling. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/1692

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Vabeog Amersfoort B.V. uit Amersfoort (vergunninghouder).

Inleiding en procesverloop

1. Het college heeft op 4 april 2025 een omgevingsvergunning verleend voor een uitgiftegebouw voor minigolfattributen en drie padelkooien op de kavel tegenover hotel [naam] aan de [adres] in [woonplaats].
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om de werking van het besluit te schorsen totdat op de bezwaren is beslist.
1.2.
Naast het verzoek van verzoekster zijn nog twee andere verzoeken ingediend.
1.3.
De verzoeken zijn op 20 mei 2025 op zitting geagendeerd. Verzoekster was, zonder bericht van verhindering, niet aanwezig. Wel waren J.N. Schoustra en P. Soet namens het college en J.J. Vahstal namens vergunninghouder aanwezig.
1.4.
Tijdens deze zitting hebben de twee andere verzoeksters hun verzoeken ingetrokken na een door de vergunninghouder gedane toezegging. Dit is vastgelegd in een verkort proces-verbaal van de zitting.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek op zitting geschorst om verzoekster in de gelegenheid te stellen te reageren op die toezegging. Verzoekster heeft niet gereageerd.
1.6.
Op 6 juni 2025 is aan verzoekster bevestigd dat zij niet heeft gereageerd en dat is vastgesteld dat zij geen griffierecht heeft betaald. Verzoekster is in de gelegenheid gesteld aan te geven of zij nog wenst te worden gehoord op een zitting. Hierop heeft verzoekster niet gereageerd.
1.7.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek hervat en conform artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afgezien van een nadere zitting en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Als iemand een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet diegene griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 15 mei 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 17 mei 2025 om 11:25 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
2.2.
Verzoekster heeft verder niet laten weten waarom zij het griffierecht niet heeft betaald. Zij is ook niet naar de zitting gekomen om dit toe te lichten. De voorzieningenrechter kan daarom niet vaststellen of verzoekster een goede reden had voor het niet betalen van het griffierecht.

Conclusie en gevolgen

3. Omdat het griffierecht niet is betaald en verzoekster daarvoor geen goede reden heeft opgegeven, is het verzoek niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.