ECLI:NL:RBNNE:2025:2544
Rechtbank Noord-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- P.G. Wijtsma
- D.W. Veenstra
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke beoordeling van een boete opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen
Op 19 augustus 2023 heeft betrokkene, terwijl zij fietste, een mobiele telefoon in haar hand gehouden. Dit leidde tot een boete van € 159,00 op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor de overtreding R545. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene het beroep voorgelegd aan de kantonrechter, die op 27 mei 2025 de zaak behandelde. Tijdens de zitting was betrokkene aanwezig, evenals de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. S. Bayram.
De kantonrechter oordeelde dat het beroep ongegrond was. Betrokkene gaf toe dat zij met de telefoon in de hand had gefietst, maar stelde dat zij dit deed uit noodzaak, omdat zij een telefoontje van haar dochter ontving over de operatie van haar kleinzoon. Betrokkene was zich er niet van bewust dat het verboden was om een mobiele telefoon vast te houden tijdens het fietsen. De vertegenwoordiger van de officier van justitie betoogde dat verkeersdeelnemers op de hoogte moeten zijn van de regels en dat de keuze van de verbalisant om een boete op te leggen in plaats van een waarschuwing binnen hun discretionaire bevoegdheid valt.
De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te wijzigen, aangezien betrokkene niet had aangetoond dat zij onder de gegeven omstandigheden niet anders had kunnen handelen. De beslissing om een boete op te leggen was terecht, en het beroep werd ongegrond verklaard. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.