Op 27 mei 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin aan de betrokkene een boete was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De overtreding betrof het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, vastgesteld op 30 januari 2023. De betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene aanwezig, evenals de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. S. Bayram.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de betrokkene. De betrokkene stelde dat hij wel verzekerd was, ondanks dat hij een restitutie van de verzekeraar had ontvangen en dat de verzekering was beëindigd. De vertegenwoordigster van de officier van justitie betoogde dat de verzekering tot en met 24 december 2022 had gelopen en dat het voertuig van de betrokkene op de peildatum niet verzekerd was. De kantonrechter concludeerde dat de overtreding kon worden vastgesteld en dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen.
De kantonrechter oordeelde dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden en matigde de boete met 25% tot € 309,00, inclusief administratiekosten. De uitspraak werd gedaan in overeenstemming met de jurisprudentie over de redelijke termijn in Wahv-zaken. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en wijzigde de inleidende beschikking. De betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.