ECLI:NL:RBNNE:2025:2545

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
11395044 BU VERZ 24-2697
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) wegens het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig

Op 27 mei 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin aan de betrokkene een boete was opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De overtreding betrof het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, vastgesteld op 30 januari 2023. De betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene aanwezig, evenals de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. S. Bayram.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van de betrokkene. De betrokkene stelde dat hij wel verzekerd was, ondanks dat hij een restitutie van de verzekeraar had ontvangen en dat de verzekering was beëindigd. De vertegenwoordigster van de officier van justitie betoogde dat de verzekering tot en met 24 december 2022 had gelopen en dat het voertuig van de betrokkene op de peildatum niet verzekerd was. De kantonrechter concludeerde dat de overtreding kon worden vastgesteld en dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen.

De kantonrechter oordeelde dat de redelijke termijn voor berechting was overschreden en matigde de boete met 25% tot € 309,00, inclusief administratiekosten. De uitspraak werd gedaan in overeenstemming met de jurisprudentie over de redelijke termijn in Wahv-zaken. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en wijzigde de inleidende beschikking. De betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 256365385
zaaknummer: 11395044 BU VERZ 24-2697
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 27 mei 2025
in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De overtreding waarvoor de boete is opgelegd is: A915 – ‘voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden’, geconstateerd op 30 januari 2023 om 17:02 uur, bij de RDW in Veendam door een registercontrole, betreffende een personenauto met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 409,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 27 mei 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. S. Bayram.
1.3.
Na afloop van het onderzoek op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep gegrond is en zal de boete matigen. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.

Standpunten

3. Betrokkene kreeg na een verblijf in Azië bericht van de verzekeraar dat zijn verzekering was beëindigd, maar hij had de verzekeringspremie wel betaald. Hij heeft een restitutie ontvangen van de verzekeraar, maar stelt dat hij wel verzekerd was. Tijdens het verblijf in Azië – en dus ten tijde van de registercontrole door de RDW – stond de auto zonder accu in de garage, er werd niet mee gereden. Na terugkomst heeft betrokkene wel in de auto gereden. Hij is in die periode niet staande gehouden omdat hij niet was verzekerd. Hij overlegt een polisblad uit 2021 waaruit blijkt dat de auto verzekerd was tot november 2022. Het kan volgens betrokkene niet dat de verzekeraar zomaar de verzekering beëindigt.
4. De vertegenwoordigster zet uiteen dat de auto tot en met 24 december 2022 verzekerd was. Per 28 mei 2023 is de kentekenhouder gewijzigd naar de naam van betrokkenes echtgenote. Het voertuig is vijf maanden niet verzekerd of geschorst geweest. Uit het door betrokkene overgelegde polisblad van 2021 blijkt niet dat de verzekering ook in november 2022 weer is verlengd. De vertegenwoordigster vraagt de kantonrechter om de sanctie met 25% te matigen wegens overschrijding van de redelijke termijn voor berechting en om ongegrondverklaring voor het overige.
Overwegingen
5. De overtreding kan worden vastgesteld. Uit de gegevens in het dossier blijkt namelijk dat het voertuig van betrokkene op de peildatum geen verzekering had. Hij heeft hier onvoldoende bewijs tegenover gesteld. Uit het door hem overgelegde polisblad uit 2021 blijkt niet dat de auto ten tijde van de registercontrole verzekerd was. De correspondentie van de verzekeraar is niet overgelegd. Dat betrokkene een restitutie van de betaalde premie heeft ontvangen, wijst erop dat hij geen verzekering had.
6. Betrokkene heeft geen omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot aanpassing van de boete.
7. De redelijke termijn van berechting is wel geschonden en daarom matigt de kantonrechter de boete met 25% tot een bedrag van € 309,00 (inclusief administratiekosten), in lijn met de jurisprudentie. Volgens vaste rechtspraak bedraagt de redelijke termijn van berechting in Wahv-zaken in eerste aanleg twee jaar; deze termijn begint op het moment dat door het bestuursorgaan tegenover de beboete persoon een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat hem een boete zal worden opgelegd. De procedure in administratief beroep is in deze termijn begrepen. De termijn eindigt met de uitspraak van de kantonrechter. De boete is aan betrokkene verstuurd op 21 maart 2023 en deze uitspraak is gedaan op 27 mei 2025, dus is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn voor berechting in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.

Conclusie

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
  • vernietigt die beslissing;
  • wijzigt de inleidende beschikking zodat het boetebedrag wordt gematigd tot € 309,00 (inclusief administratiekosten);
  • bepaalt dat het teveel betaalde aan zekerheidstelling aan betrokkene moet worden terugbetaald.
Waarvan proces-verbaal,
D.W. Veenstra, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: