In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete van € 119,00 ontvangen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C12, op 14 februari 2024. De betrokkene heeft tegen de boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 27 mei 2025 heeft de kantonrechter de omstandigheden van de betrokkene in overweging genomen. De betrokkene was op de dag van de overtreding moe en niet fit, en had bovendien te maken met wegafsluitingen zonder duidelijke omleidingen. Dit leidde ertoe dat hij de bebording niet opmerkte. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de overtreding vaststond, de omstandigheden van de betrokkene aanleiding gaven om de boete te matigen. De kantonrechter heeft de boete met 50% verlaagd tot € 64,00, inclusief administratiekosten, en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene moet worden terugbetaald.
De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van persoonlijke omstandigheden bij het opleggen van boetes en de mogelijkheid tot matiging in bijzondere gevallen. De betrokkene kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, indien hij het niet eens is met de beslissing.