In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het niet in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De overtreding werd geconstateerd tijdens een registercontrole bij de RDW op 10 mei 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 19 juni 2025 heeft behandeld. Tijdens de zitting was de betrokkene aanwezig, evenals de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. Z. Fluitsma. Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De kantonrechter oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat uit de overgelegde stukken bleek dat de trekker per 1 januari 2023 verzekerd was. De kantonrechter vernietigde de boete en merkte op dat de officier van justitie al eerder op de hoogte had moeten zijn van de verzekering. Hij deed een oproep aan het Parket CVOM om beter naar dergelijke zaken te kijken, om onnodige zittingscapaciteit te voorkomen.