ECLI:NL:RBNNE:2025:2573
Rechtbank Noord-Nederland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen
Op 9 januari 2023 heeft betrokkene, als bestuurder van een fiets, een verkeersovertreding begaan door tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden. Hierop is een boete van € 149,00 opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 17 juni 2025 heeft behandeld. Betrokkene was niet aanwezig, maar de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. R. van der Velde, was wel aanwezig. Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat betrokkene te laat beroep heeft ingesteld. De termijn voor het indienen van beroep bij de kantonrechter is zes weken, en deze termijn was in dit geval verstreken. Het beroepschrift was pas op 4 maart 2024 bij het Parket CVOM binnengekomen, terwijl de termijn op 7 maart 2023 eindigde. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de overschrijding van de termijn rechtvaardigden. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter merkte op dat uit het draagkrachtverweer van betrokkene bleek dat hij werkloos was en niet rond kon komen van zijn uitkering, en deed de suggestie om de verhogingen in te trekken. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter J.Y.B. Jansen, met R. de Hoop als griffier.