ECLI:NL:RBNNE:2025:2573

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11439948 BU VERZ 24-2893
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het fietsen

Op 9 januari 2023 heeft betrokkene, als bestuurder van een fiets, een verkeersovertreding begaan door tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vast te houden. Hierop is een boete van € 149,00 opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, die de zaak op 17 juni 2025 heeft behandeld. Betrokkene was niet aanwezig, maar de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. R. van der Velde, was wel aanwezig. Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

De kantonrechter heeft het beroep beoordeeld en vastgesteld dat betrokkene te laat beroep heeft ingesteld. De termijn voor het indienen van beroep bij de kantonrechter is zes weken, en deze termijn was in dit geval verstreken. Het beroepschrift was pas op 4 maart 2024 bij het Parket CVOM binnengekomen, terwijl de termijn op 7 maart 2023 eindigde. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die de overschrijding van de termijn rechtvaardigden. Het beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter merkte op dat uit het draagkrachtverweer van betrokkene bleek dat hij werkloos was en niet rond kon komen van zijn uitkering, en deed de suggestie om de verhogingen in te trekken. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter J.Y.B. Jansen, met R. de Hoop als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 255000798
zaaknummer: 11439948 BU VERZ 24-2893
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 17 juni 2025
in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden’, verricht op 9 januari 2023 om 15:27 uur, aan de Grote Markt te Groningen, gemeente Groningen, met een fiets. De opgelegde boete bedraagt € 149,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 17 juni 2025 op de zitting behandeld. Daarbij was betrokkene niet aanwezig. Wel aanwezig was de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. R. van der Velde.
1.3
Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is. De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Overwegingen
3. De kantonrechter stelt vast dat betrokkene te laat beroep heeft ingesteld. Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter als bedoeld in artikel 9 van de Wahv geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Ingevolge artikel 6:8 van de Awb gaat deze termijn in op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan betrokkene is toegezonden. De beroepstermijn bij de kantonrechter eindigde in dit geval op 7 maart 2023. Het beroepschrift is digitaal ingediend en is op 4 maart 2024 bij het Parket CVOM binnengekomen.
3.1
Artikel 6:9 van de Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen en dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, als het voor het einde van de termijn is gepost, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Hieraan is door betrokkene niet voldaan.
3.2
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft betrokkene geen feiten of omstandigheden aangevoerd die een overschrijding van de termijn rechtvaardigen. Hiertoe overweegt hij dat betrokkene enkel een draagkrachtverweer heeft gevoerd en niet heeft onderbouwd waarom hij bijna een jaar te laat is met zijn beroep bij de kantonrechter. Deze constatering laat, het verweer van betrokkene ten spijt, geen ruimte voor een inhoudelijke behandeling van het beroepschrift. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.3
De kantonrechter merkt op dat uit het onderbouwde draagkrachtverweer (met overzicht van de uitgaven) blijkt dat betrokkene werkloos is, een uitkering heeft en daarvan niet kan rondkomen. Daarom heeft de kantorenechter aan de vertegenwoordiger de suggestie gedaan om de verhogingen in te trekken.

Conclusie

De kantonrechter verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Waarvan proces-verbaal,
R. de Hoop, griffier mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.
Afschrift verzonden aan partijen op: