ECLI:NL:RBNNE:2025:2580

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
LEE 24/264
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Knuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van een last onder dwangsom voor het bouwen van een erfafscheiding zonder omgevingsvergunning

Op 14 mei 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd aan een buurman voor het bouwen van een erfafscheiding zonder de vereiste omgevingsvergunning. Eiser, die zich niet kon vinden in de intrekking van de last, stelde dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld door af te zien van handhaving. De rechtbank oordeelde dat het college de last onder dwangsom terecht had ingetrokken, omdat het vertrouwensbeginsel niet in de weg stond aan deze beslissing. De rechtbank merkte op dat er tussen het besluit tot opleggen van de last en het besluit tot vergunningverlening meer dan een jaar en negen maanden was verstreken, en dat eiser niet was geïnformeerd over de gesprekken tussen het college en de buurman over de vergunningverlening. Ondanks de tekortkomingen in de communicatie van het college, concludeerde de rechtbank dat er geen vertrouwen was gewekt dat handhavend zou worden opgetreden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekende dat de last onder dwangsom ingetrokken bleef en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.T.G. Huisman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigden: I. Simonides en B. de Ruiter).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (buurman).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd voor het bouwen van een erfafscheiding zonder de vereiste omgevingsvergunning. Eiser is het niet eens met de intrekking van de last. Hij voert aan dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft afgezien van handhaving.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de last kon intrekken. Het vertrouwensbeginsel stond daaraan niet in de weg. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 14 december 2023 is door het college de eerder aan de buurman opgelegde last onder dwangsom ingetrokken.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de intrekking van de last onder dwangsom. Het college heeft op het beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en diens gemachtigde, de gemachtigden van het college en de derde-partij.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
3. De geschiedenis van het bestreden besluit is als volgt.
3.1.
Eiser is woonachtig op het adres [adres 1] . Op het naastgelegen perceel [adres 2] , is door de buurman een erfafscheiding geplaatst.
3.2.
Naar aanleiding van een melding van eiser is door het college op 23 februari 2021 een controle uitgevoerd waarbij door de inspecteur is geconcludeerd dat de erfafscheiding niet voldoet aan de eisen voor vergunningvrij bouwen in artikel 2, onderdeel 12, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, en dat het bouwwerk daardoor bovendien in strijd is met artikel 21.2.3 van de planregels van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’.
3.3.
Bij besluit van 18 maart 2022 is aan de buurman een last onder dwangsom opgelegd. De last was gericht op het beëindigen van de overtreding, inhoudend het bouwen van een erfafscheiding in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.4.
Tegen het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom is zowel door eiser als door de buurman bezwaar gemaakt. Eiser was het niet eens met de wijze waarop de hoogte van de schutting was gemeten en beoogde met het bezwaarschrift duidelijkheid te krijgen over de wijze waarop de schutting moest worden aangepast.
3.5.
Op 1 december 2023 is door het college een omgevingsvergunning verleend voor de erfafscheiding.
3.6.
In de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) stelt het college dat de hoogte van de erfafscheiding in eerste instantie verkeerd is gemeten en dat de opgelegde last onder dwangsom om die reden niet juist was. Omdat er inmiddels een vergunning was verleend is de overtreding beëindigd. Om die reden heeft het college de eerder opgelegde last ingetrokken.
4. Een overzicht van de wet- en regelgeving die hierboven wordt genoemd is opgenomen in de bijlage.
Vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat intrekking van de last in strijd is met het vertrouwensbeginsel omdat in de handhavingswaarschuwing van 4 november 2021 en in de opgelegde last van 18 maart 2022 het college de verwachting heeft gewekt dat voor de erfafscheiding geen vergunning kon worden verleend.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.
De rechtbank doet vandaag ook uitspraak over een beroepschrift van eiser tegen het besluit tot vergunningverlening. [1] Daarin komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een toezegging waaraan eiser het vertrouwen kon ontlenen dat voor de gebouwde erfafscheiding geen vergunning kon of zou worden verleend.
5.3.
Voor zover eiser stelt dat aan de waarschuwing en de last het vertrouwen kon worden ontleend dat handhavend zou worden opgetreden, is de rechtbank net als het college van oordeel dat de mogelijkheid van het intrekken van de last juist inherent is aan de beoordeling in bezwaar.
5.4.
Tussen het besluit tot opleggen van de last onder dwangsom en het besluit tot vergunningverlening is ruim een jaar en negen maanden verstreken. Al die tijd verkeerde eiser in de veronderstelling dat zou worden gehandhaafd. Eiser is door het college op geen enkel moment geïnformeerd over het feit dat tussen de buurman en het college overleg plaatsvond over de vergunningverlening. Hoewel deze handelwijze van het college beslist geen schoonheidsprijs verdient, heeft het tijdsverloop geen invloed op de vraag of vertrouwen is gewekt dat handhavend zou worden opgetreden, mede gelet op het feit dat tegen de last ook door de buurman bezwaar was gemaakt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom ingetrokken blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop een afschrift van deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: in deze uitspraak genoemde wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, […]
[…]
Besluit omgevingsrecht, bijlage II

Artikel 2

Een omgevingsvergunning voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of c, van de wet is niet vereist, indien deze activiteiten betrekking hebben op:
[…]
12. een erf- of perceelafscheiding, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
niet hoger dan 1 m, of
niet hoger dan 2 m, en
1°. op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat,
2°. achter de voorgevelrooilijn, en
3°.op meer dan 1 m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
[…]
Bestemmingsplan Meerstad-Midden West

Artikel 21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
[…]
b. Voor perceel- en erfafscheidingen geldt dat uitsluitend vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.
[…]

Voetnoten

1.LEE 24/3314