ECLI:NL:RBNNE:2025:2602

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
18-192092-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met voorwaarden voor bedreiging van politie met een mes

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 10 juni 2024 in Leeuwarden twee politieagenten heeft bedreigd met een mes. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. P. Bonthuis, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de verklaring van de verdachte en proces-verbaal van aangifte. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 409 dagen op, met aftrek van voorarrest, en stelde hem ter beschikking met voorwaarden, gezien de ernst van het feit en de psychische stoornissen van de verdachte. De rechtbank volgde in grote lijnen de eis van de officier van justitie en oordeelde dat de veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling eiste. De rechtbank schorste tevens de voorlopige hechtenis van de verdachte onder dezelfde voorwaarden als de terbeschikkingstelling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd afgewezen, omdat de rechtbank dit niet opportuun achtte in het licht van de nieuwe maatregel.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.192092.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08.101977.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de politierechter van 7 november 2024 en van de meervoudige kamer van 11 juni 2025.
Verdachte is ter zitting van 11 juni 2025 verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Haskerdijken. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 juni 2024 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in zijn hand, met versnelde pas, op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] af/in te lopen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte het feit erkent.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2025;
het proces-verbaal van de door de politierechter op 7 november 2024 gehouden terechtzitting, inhoudend de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, d.d. 12 juni 2024, opgenomen op pagina 15 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 12 juni 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte, d.d. 10 juni 2024, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 juni 2024 te Leeuwarden, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een mes in zijn hand, met versnelde pas, op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] af/in te lopen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, en terbeschikkingstelling van veroordeelde met oplegging van voorwaarden met daarbij de beslissing tot dadelijke uitvoerbaarheid. Voorts schorsing van de voorlopige hechtenis als geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een terbeschikkingstelling onder voorwaarden naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman acht de modaliteit van schorsing van de voorlopige hechtenis en van dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel van terbeschikkingstelling niet nodig nu hij er vanuit gaat dat verdachte geen hoger beroep zal instellen tegen het vonnis.
De raadsman heeft daarnaast gepleit voor het aansluitend doen van uitspraak zodat de duur van de op te leggen gevangenisstraf met twee weken ingekort kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psychiater, gedateerd 9 april 2025, de psycholoog, gedateerd 17 april 2025, de rapporten van de reclassering waaronder met name het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 6 juni 2025, de toelichting ter zitting van de heer [naam] , medewerker van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes. Na een gesprek met hulpverleners heeft verdachte een mes gepakt en heeft hij gewacht tot de politie er was. Hij is daarna met het mes in de hand op twee agenten toegelopen tot op een aantal meters afstand. De agenten hebben verklaard dat zij zich ernstig bedreigd hebben gevoeld en daadwerkelijk vreesden voor hun leven. Verdachte was op dat moment in een verwarde toestand. De ernst van het feit rechtvaardigt oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Verdachte heeft verklaard dat hij, na een periode van drugsgebruik, wanhopig was en een doodswens had. Hij hoopte dat de agenten hem zouden neerschieten. Verdachte heeft op de zitting nog verklaard dat hij bang is dat er in de toekomst iets soortgelijks of ergers kan gebeuren waarbij hij zelfs mensen zou kunnen doodsteken. Dit is voor de rechtbank de reden geweest om een multidisciplinaire rapportage over verdachte te laten opmaken.
Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog. Beide deskundigen kwamen tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en aan een ernstige stoornis in het gebruik van middelen. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit en hebben verdachte ook beïnvloed in zijn gedragskeuzes die hij toen heeft gemaakt. Beide deskundigen adviseren om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt dit advies over en zal het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate toerekenen.
Beide deskundigen hebben geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikking-stelling onder voorwaarden op te leggen.

Motivering van de maatregel

Blijkens de hiervoor genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van meerdere middelen. Het door verdachte begane feit betreft het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Omdat verdachte deze bedreiging heeft gepleegd met een mes, gaat het - volgens vaste jurisprudentie - bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit de rapporten van de gedragsdeskundigen komt naar voren dat uit de risicoprognose volgt dat er een hoog risico is voor toekomstig gewelddadig gedrag. Er zijn in dit stadium van het leven van verdachte nauwelijks beschermende factoren. Eerdere behandelingen hebben geen (blijvende) verandering gebracht in het leven van verdachte. De gedragsdeskundigen concluderen beiden dat, zonder een klinische behandeling, gevolgd door ambulante behandeling en langdurige begeleiding, het risico op recidive als hoog moet worden ingeschat. Op grond hiervan adviseren zij oplegging van de maatregel van terbeschikking-stelling met voorwaarden. De rechtbank zal dit advies volgen en aan verdachte de
maatregel van terbeschikkingstelling (onder voorwaarden) opleggen nu de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist.
Omdat het door verdachte gepleegde misdrijf gericht was tegen en gevaar veroorzaakt heeft voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de duur van de maatregel niet gemaximeerd.
De reclassering heeft in haar rapport van 6 juni 2025 geadviseerd over de voorwaarden die zouden kunnen worden verbonden aan de maatregel. Deze zijn ter zitting besproken en verdachte heeft verklaard dat hij bereid is zich aan deze voorwaarden te houden. De rechtbank zal deze voorwaarden dan ook opleggen.
Ter zitting is daarnaast gesproken over de opties van oplegging van de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel en de optie van het - na ommekomst van het strafdeel - schorsen van de voorlopige hechtenis van verdachte. Dit als extra mogelijkheden voor enerzijds het uitvoeren van de bij dit vonnis opgelegde voorwaarden die aan de maatregel zijn verbonden en anderzijds justitieel ingrijpen in geval er hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis en verdachte na verloop van tijd (opnieuw) gevaarzettend gedrag zou vertonen. De rechtbank zal, ter bescherming van de samenleving, zowel de dadelijke uitvoerbaarheid als de schorsing van de voorlopige hechtenis opleggen. Aan deze schorsing zullen dezelfde voorwaarden worden verbonden als opgelegd bij de maatregel.
De rechtbank volgt in grote lijnen de eis van de officier van justitie voor wat betreft de duur van de op te leggen gevangenisstraf. Een belangrijk element voor die duur is de datum waarop er naar verwachting een plek voor verdachte vrij komt in een kliniek. Verdachte is aangemeld voor [instelling] maar niet duidelijk is of daar binnen afzienbare tijd plaats is voor verdachte. De reclassering noemt in haar rapport dat de dienst DIV er voor zorgt dat er een overbruggingsplek komt als de plek in de [instelling] nog niet vrij is, maar de betreffende dienst hanteert hiervoor een termijn van minimaal vier weken na uitspraak. Alles afwegende komt de rechtbank enerzijds tot de beslissing om vervroegd uitspraak te doen, en wel op de dag van de zitting. En anderzijds tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 409 dagen, met aftrek van voorarrest. Dit maakt dat verdachte na het uitspreken van dit vonnis nog 6 weken lang gedetineerd zal zijn. Die periode is voldoende om er voor te zorgen dat er aansluitend aan deze detentie een plaats voor verdachte vrij is in een kliniek.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 17 mei 2023 van de politierechter in de rechtbank Overijssel te Zwolle, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 december 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 juli 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter zitting van 11 juni 2025 heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd verlengd zou moeten worden met een jaar.
De verdediging gepleit voor afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling nu de bij de nieuwe zaak op te leggen de terbeschikkingstelling met voorwaarden, voldoende stok achter de deur is.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde het bewezenverklaarde feit voor het einde van de proeftijd heeft begaan, zodat de vordering in beginsel kan worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is
behandeld en de aan verdachte voor het nieuwe feit op te leggen straf en maatregel, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf op dit moment niet opportuun. De rechtbank ziet in de geëiste verlenging van de proeftijd geen toegevoegde waarde naast de bij dit vonnis op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 409 (vierhonderd en negen) dagen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde houdt zich aan de door de reclassering te geven aanwijzingen die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, als dat van belang is voor het toezicht;
de veroordeelde zal geen strafbare feiten plegen;
de veroordeelde zal zich, aansluitend aan de gevangenisstraf, laten opnemen in de [instelling] , of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt en de veroordeelde moet zich hierbij houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor zijn behandeling, waaronder het innemen van door een arts voorgeschreven medicijnen. Veroordeelde zal meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing wanneer de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt.
de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij de behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde moet zich hierbij houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor zijn behandeling, waaronder het innemen van door een arts voorgeschreven medicijnen.
de veroordeelde zal, als de reclassering dat nodig vindt
en veroordeelde daarmee instemt, voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, tot de reclassering of
tot veroordeelde deze opname beëindigt, maar maximaal voor zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
de veroordeelde zal niet naar het buitenland of naar het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederland gaan, zonder toestemming van de reclassering;
de veroordeelde zal, na afronding van de klinische behandeling, verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich daarbij aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling, in overleg met de reclassering, voor hem heeft opgesteld.
de veroordeelde zal geen drugs gebruiken en zal meewerken aan controle op dit verbod door urineonderzoek, zo vaak als de reclassering dat bepaalt;
de veroordeelde zal geen alcohol gebruiken en zal meewerken aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) ter controle op dit verbod, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Schorst de voorlopige hechtenismet ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Aan deze schorsing zijn dezelfde voorwaarden verbonden zoals hiervoor onder 1. tot en met 13. opgenomen bij de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

8.101977.23:

Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde deel van de gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 17 mei 2023.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. W.S. Sikkema en mr. O.F. Brouwer, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juni 2025.