ECLI:NL:RBNNE:2025:2652

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
200054
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de moeder een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Nederland tot het treffen van voorlopige voorzieningen met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning. De moeder verzocht om bij beschikking te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de woning, terwijl de vader de woning zou moeten verlaten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni 2025, waarbij zowel de moeder als de vader aanwezig waren. De moeder heeft aangevoerd dat de situatie tussen partijen niet goed is en dat de kinderen dat aanvoelen, maar dat er geen sprake is van ernstige spanningen. De vader heeft verweer gevoerd en aangegeven dat hij ook zorg voor de kinderen draagt en dat hij graag in de woning wil blijven wonen totdat hij een andere woning heeft gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat het verzoek om uitsluitend gebruik van de woning niet kan worden toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de huidige situatie kan worden voortgezet, omdat het verzoek van de moeder niet zo zwaarwegend is dat onmiddellijke ingreep noodzakelijk is. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af, waarbij zij benadrukt dat het belangrijk is dat de vader actief op zoek gaat naar een alternatieve woonruimte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/200054 / FA RK 25-1077
beschikking voorlopige voorzieningen van de enkelvoudige familiekamer d.d. 23 juni 2025
inzake
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de moeder,
advocaat mr. D. van der Wal, kantoorhoudende te Drachten,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vader.

1.Het procesverloop

1.1.
De moeder heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoekschrift met bijlagen strekkende tot het treffen van voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), ontvangen op 12 mei 2025.
1.2.
De zaak is behandeld ter terechtzitting behandeld op 11 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en haar advocaat;
- de vader.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2022 te [plaats] (België).
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] .
2.3.
Er is een bodemprocedure aanhangig gemaakt wat betreft het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen (de bodemprocedure), bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/17/199928 FA RK 25-1007. De bodemprocedure wordt afzonderlijk behandeld.

3.Het verzoek en de standpunten

3.1.
De moeder heeft verzocht op grond van artikel 821 en 822 lid 1 Rv om bij beschikking voor de duur van het geding te bepalen dat de moeder bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning aan [adres] met het bevel dat de vader de woning dient te verlaten en deze niet mag betreden.
3.2.
Op de zitting heeft de moeder aangevoerd dat het tussen partijen niet altijd even goed gaat en dat er soms spanningen zijn en dat de kinderen dat aanvoelen. Het is niet zo dat partijen slaande ruzie hebben en ze gaan nu nog redelijk goed met elkaar om. Partijen leven eigenlijk apart van elkaar. Zo heeft de vader een eigen kamer in de woning en er wordt niet meer samen als gezin gegeten. De moeder neemt de volledige zorg voor de kinderen op zich. De vader werkt niet en neemt nagenoeg geen zorgtaken op zich. De moeder moet binnenkort weer gedeeltelijk gaan werken en zij ontvangt geen kinderopvangtoeslag, zolang de vader niet werkt en op hetzelfde adres staat ingeschreven. De moeder vindt dat de vader te weinig onderneemt om zelf een woning en werk te krijgen. De moeder wil daarom graag met de kinderen in de woning blijven wonen en dat de vader de woning verlaat. De moeder wil de kinderen beslist niet bij de vader weghouden en de vader kan contact met de kinderen hebben in de woning of elders.
3.3.
De vader heeft op de zitting verweer gevoerd en aangevoerd dat de kinderen veel voor hem betekenen en dat hij iedere dag voor hen zorgt en dat de kinderen graag naar zijn kamer komen om met hem te spelen en hij speelt ook met ze in de woonkamer. Voordat partijen naar Nederland kwamen, heeft de vader zeven jaar in België gewoond en had hij daar ook werk. De moeder is bij hem komen wonen in België en ongeveer een jaar geleden heeft de vader alles in België achtergelaten om samen met de moeder en de kinderen naar Nederland te verhuizen. De vader heeft inmiddels geen verblijfsrecht meer in België en ook in Nederland heeft de vader na de echtscheiding geen zelfstandig verblijfsrecht. De vader wil graag dicht bij de kinderen blijven wonen. Hij staat inmiddels al ingeschreven bij [woningcorporatie] , maar het is moeilijk om op korte termijn een woning te krijgen. Ook kan de vader geen werk vinden, omdat zijn Nederlands nog niet zo goed is en daardoor heeft hij geen inkomen. Volgens de vader zijn er tussen partijen geen spanningen. Volgens de vader is het enige probleem dat partijen niet echt met elkaar praten. De vader wil graag in de woning blijven wonen totdat hij een andere woning heeft gevonden.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn in België met elkaar gehuwd en de kinderen zijn in België geboren. De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit en de vader heeft de Marokkaanse nationaliteit. De zaak heeft daardoor een internationaal karakter en de rechtbank zal daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is en zo ja, welk recht moet worden toepast.
4.2.
De woning is in Nederland gelegen. Gelet op artikel 4, lid 3, aanhef en sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek ter zake van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning.
4.3.
De rechtbank zal op dit verzoek Nederlands recht als haar interne recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
4.4.
De rechtbank kan - voor zover van belang in deze procedure - op grond van artikel 822 Rv bij beschikking en voor de duur van het geding, bepalen dat één van de echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de andere echtgenoot die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht en waarin een zekere mate van spoedeisendheid aan de orde is. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een beknopte motivering.
4.6.
De vraag, die aan de rechtbank voorligt, is of de huidige feitelijke situatie bij wijze van ordemaatregel dient te worden gewijzigd of dat de beslissing van de rechter in de echtscheidingsprocedure kan worden afgewacht. De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie kan worden voortgezet. Het verzoek van de moeder tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zal daarom worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is wat door de moeder is gesteld niet zo zwaarwegend dat er een ordemaatregel getroffen moet worden in die zin dat de vader de woning per direct moet verlaten. De rechtbank begrijpt wel dat samenwonen onder de huidige omstandigheden lastig is en dat er enige spanningen zijn, maar van een onhoudbare of voor de kinderen schadelijke situatie is niet gebleken, waardoor nu ingrijpen niet aangewezen is. De rechtbank kiest daarom voor continuering van de huidige situatie. Het alternatief is immers dat de vader op straat komt te staan, omdat hij nog geen eigen woning heeft kunnen krijgen. Ook is niet gesteld of gebleken dat de vader op andere wijze alternatieve woonruimte heeft. Hij heeft geen familie in de buurt wonen. Bovendien wordt bij continuering van de huidige situatie gewaarborgd dat de kinderen beide ouders evenveel kunnen blijven zien en verder is onduidelijk hoe de omgang vormgegeven moet worden indien de vader elders moet verblijven. Het vorenstaande betekent dat in de bodemzaak een afweging gemaakt kan worden over de toedeling van het huurrecht/voortgezet gebruik van de woning. Dit neemt niet weg, nu partijen het erover eens zijn dat de vrouw in de woning blijft wonen, dat de man met spoed op zoek moet gaan naar een woning en ook meer moet ondernemen dan een enkele inschrijving bij [woningcorporatie] . Zoals op de zitting besproken kan de man ook onderzoeken of het huren op een vakantiepark of een kamer mogelijk is. Daarbij heeft de voorzieningenrechter de man erop gewezen dat het belangrijk is dat hij een advocaat zoekt, ook gelet op de bodemprocedure.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2025.
fn: 1000