ECLI:NL:RBNNE:2025:2684

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
18.296311.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schietincident met poging tot doodslag en wapenbezit in Groningen

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee schietincidenten in Groningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor een schietincident dat plaatsvond op 15 augustus 2023, waarbij hij met een vuurwapen op een slachtoffer heeft geschoten. De verdachte werd vrijgesproken van een ander schietincident dat op 20 juni 2023 plaatsvond, omdat er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2023 een omgebouwd alarmpistool en munitie in zijn bezit had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven, wat resulteerde in de veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank weegt zwaar dat het gebruik van vuurwapens in het openbaar ernstige gevolgen heeft voor de veiligheid van de samenleving. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank de feiten die aan de schade ten grondslag lagen niet bewezen achtte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/296311-23
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/171241-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 2003 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat te Apeldoorn. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Broerse.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Onder parketnummer 18/171241-23:
1
hij op of omstreeks 20 juni 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of (een) ander(en) opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven,
(- zakelijk weergegeven -) met een pistool/vuurwapen, een kogel op/langs en/of in de richting van het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] heeft geschoten/afgevuurd en/of één en/of meerdere kogels heeft geschoten/afgevuurd in de richting van (het lichaam van) die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of (een) ander(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 20 juni 2023 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (door het afvuren van (een) kogel(s)) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
Onder parketnummer 18/296311-23:
1
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met een vuurwapen een schot heeft gelost op in de richting van en/of op korte afstand van die [slachtoffer] en/of
  • ( meerdere malen) de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald in de richting en/of op korte afstand van die [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een vuurwapen een schot heeft gelost op in de richting van en/of op korte afstand van die [slachtoffer] en/of
- ( ( meerdere malen) de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald in de richting en/of op korte afstand van die [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;,
2
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Groningen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Blow, type Mini 9, kaliber .380 auto, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 15 augustus 2023 te Groningen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 kogelpatroon, van het merk Geco, type Volmantel van het kaliber .380 auto voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie inzake parketnummer 18/171241-23:
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/171241-23feit 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte was op het tijdstip van het schietincident volgens de mastgegevens samen met medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] in de [adres] . [medeverdachte] , die de buurtbewoners van gezicht kennen, reed op een fiets. [medeverdachte] is door buurtbewoners aangewezen als de bestuurder van de scooter. Alles wijst erop dat verdachte de derde persoon is geweest. Hij heeft DNA achtergelaten op de kogels die afgeschoten zijn, bestelt diezelfde avond nog nieuwe kogels en gaat de volgende dag met [medeverdachte] op pad om de kogels op te halen. Het kan niet anders dan dat verdachte de schutter is geweest.
Verdachte heeft op korte afstand meerdere keren op personen geschoten. Verdachte heeft hiermee op de koop toe genomen dat hij door zo op personen te schieten iemand dodelijk zou raken. Bovendien is verdachte kort voor het incident de confrontatie aangegaan met de latere slachtoffers, waarna zij zijn vertrokken. Vijf tot tien minuten later kwam verdachte als passagier op een scooter terug door de straat rijden. Verdachte heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Verdachte en zijn medeverdachten zijn eerst lopend, maar komen dan terug op een scooter met een vuurwapen. Dat wijst op een plan om vanaf die scooter te schieten en er vervolgens snel vandoor te gaan. Dat maakt dat een poging tot moord wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte dient wel te worden vrijgesproken van het medeplegen, nu [medeverdachte] en [medeverdachte] eerder zijn vrijgesproken van dit feit . Ook feit 2 kan wettig en overtuigend bewezen worden, nu een van de kogels die door verdachte is afgeschoten in een auto is ingeslagen die daar stond geparkeerd. Verdachte heeft, door meerdere keren te schieten in een straat waar autos geparkeerd stonden, op de koop toegenomen dat hij een van de autos zou raken.
Standpunt van de verdediging inzake parketnummer 18/171241-23:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte de schutter was of anderszins betrokken was bij het schietincident.
Oordeel van de rechtbank inzake parketnummer 18/171241-23:
De rechtbank acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat op 20 juni 2023 een schietincident in de [adres] in Hoogkerk heeft plaatsgevonden. Hoewel er meerdere aanwijzingen in het dossier te vinden zijn die wijzen op betrokkenheid van verdachte bij het schietincident, zoals het DNA-profiel van verdachte dat is aangetroffen op de hulzen, de historische gegevens van een onder verdachte in beslag genomen telefoon en een Snapchatgesprek waarin vermoedelijk door verdachte om meer pitjes voor de 765 wordt gevraagd, kan niet boven redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de schutter was. Hulzen zijn verplaatsbare objecten, zodat het hierop aangetroffen DNA van verdachte onvoldoende is om vast te stellen dat verdachte zich tijdens het schieten op de plaats delict bevond. Dit klemt te meer nu op de hulzen ook DNA van anderen is aangetroffen. Ook op basis van de locatiegegevens van de betreffende telefoon kan dit met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld, omdat de telefoon pas een paar dagen na het schietincident in beslag is genomen, waardoor niet kan worden uitgesloten dat deze tijdens het incident in het bezit van een ander dan verdachte was.
Standpunt van de officier van justitie inzake parketnummer 18/296311-23:
De officier van justitie heeft tevens veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/296311-23 feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging inzake parketnummer 18/296311-23:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/296311-23 feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde.
Primair omdat het wettige en overtuigende bewijs ontbreekt dat verdachte de schutter is geweest. Het gegeven dat er DNA van verdachte op het wapen aanwezig is geweest, wil niet zeggen dat hij het wapen ook op het ten laste gelegde moment, ten tijde van de schietpartij, voorhanden heeft gehad. Laat staan dat hij het wapen heeft gebruikt om op het ten laste gelegde moment een schot te lossen.
Het voorgaande geldt ook voor het T-shirt dat in beslag is genomen en op DNA en schotresten is onderzocht. Het dossier geeft geen uitsluitsel op de vraag hoe en wanneer dit T-shirt in de woning terecht is gekomen. Wat betreft de kruitsporen op het T-shirt is het opvallend dat de hoeveelheid kruitsporen erg klein is. Dit kan betekenen dat de aangetroffen verzameling deeltjes niet representatief is voor de deeltjes die vrijkomen bij een schot, waardoor de bewijskracht volgens het NFI wordt beperkt. Het is dus niet zonder meer aannemelijk dat de schotresten op het shirt daarop terecht zijn gekomen bij het lossen van het schot met het aangetroffen vuurwapen. De telefoon die op de vluchtroute is aangetroffen, is op geen enkele wijze aan verdachte te koppelen. Het Apple-ID dat op de telefoon werd aangetroffen is niet het Apple-ID van verdachte maar van zijn broer, [naam] .
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel van een poging tot zware mishandeling. Uit niets blijkt dat er daadwerkelijk sprake was van een gericht schot op [slachtoffer] . [slachtoffer] verklaart er niet over en getuige [getuige] verklaart juist het tegenovergestelde.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3 heeft de raadsman subsidiair een vrijspraak bepleit nu de aanwezigheid van het DNA van verdachte op het wapen niet wil zeggen dat verdachte dat wapen of de munitie daadwerkelijk op 15 augustus 2023 voorhanden heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank inzake parketnummer 18/296311-23
:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 augustus 2023, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R02310 d.d. 10 maart 2024, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 augustus 2023 vond er een schietincident in een tunneltje gelegen aan de [adres] te Groningen plaats. Getuigen hadden gezien dat er een ruzie tussen twee mannen was en dat een van de mannen vervolgens een vuurwapen trok en gericht op de andere man schoot. De man die had geschoten was volgens getuigen gekleed in een blauw trainingspak. Op het moment dat de politie ter plaatse kwam stonden beide mannen op de [adres] nabij [adres] . De man gekleed in een blauw trainingspak ging er hardlopend in de richting van de [adres] vandoor. Ter plaatse werd de politie aangesproken door getuige [getuige] . Getuige [getuige] verklaarde dat zij had gezien dat de politie een man gekleed in een blauw trainingspak achtervolgde en dat deze man in zijn vlucht iets over de schutting van een achtertuin gelegen aan de [adres] gooide. Na onderzoek werd in de tuin van perceel [adres] een mobiel telefoontoestel aangetroffen. Voornoemd toestel werd voor nader onderzoek veiliggesteld en in beslag genomen.
De telefoon bleek te zijn gekoppeld aan het Apple ID:
[mailadres]
Uit onderzoek in de politiesystemen bleek het imei-nummer van de telefoon [telefoonnr:] in de politiesystemen is gekoppeld aan [naam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
We hebben [slachtoffer] verzocht een getuigenverklaring af te leggen. [slachtoffer] vertelde dat hij op de man afging en dat deze man meerdere keren op hem probeerde te schieten, maar dat het wapen het niet leek te doen, behalve één keer. Toen was er wel een schot gelost. [slachtoffer] vertelde ons dat deze man op hem schoot vanaf ongeveer twee meter afstand. [slachtoffer] vertelde vervolgens dat hij had gehoord dat de trekker werd overgehaald en dat er op hem werd geschoten. Hij vertelde dat hij op de man was afgerend die op hem schoot en dat hij meerdere keren dat wapen van die man hoorde klikken. Deze man had de hele tijd het wapen in de hand.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 augustus 2023, opgenomen op pagina 420 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Wat is er gebeurd vandaag?
A: Ik ben gaan wandelen van mijn woning in [plaatsnaam] naar een vriend naar de [adres] . Bij het viaduct naar [adres] steek ik over. Er komt een fietser eraan die fietst mij bijna aan. Er kwamen woorden en schelden. En toen trok hij een vuurwapen en richtte op mij. Hij haalde over eerste paar keren ging het niet toen hoorde ik een knal en vervolgens probeerde hij het weer en ging het weer niet toen ging ik op hem af.
A: Ik weet dat hij een vuurwapen op mij heeft gericht en meerdere keren de trekker heeft overgehaald. V: Heb je dat gezien of gehoord?
A: Volgens mij gezien en gehoord.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2023, opgenomen op pagina 264 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op dinsdag 15 augustus 2023 was ik belast met de melding van het schietincident aan de [adres] .
Omstreeks 16:06 uur verzocht het Operationeel Centrum mij om telefonisch contact op te nemen met een getuige, meneer [getuige] .
Ik heb hem gebeld en hij vertelde mij het volgende:
Ongeveer een half uur geleden zag ik een donkere jongen met een donkere traiingsbroek en een wit T- shirt over de schutting van de [adres] klimmen. Het leek alsof hij op de vlucht was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus 2023, opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 augustus 2023 was ik, verbalisant, ter plaatse aan de [adres] in Groningen. In deze woning werden drie personen aanwezig, dit betroffen:
  • [getuige]
  • [getuige]
  • [getuige]
Ik, verbalisant, heb vervolgens bovenstaande personen gehoord. Getuige [getuige] hoorde ik het volgende zeggen:
''Ik kwam thuis aan de [adres] en toen zat er een jongen op de bank in de woonkamer. Deze jongen had het volgende signalement:
  • donkere jongeman (niet licht maar ook niet heel donker)
  • zwart krullend haar
  • baartje
  • zwarte trainingsbroek
  • ontbloot bovenlichaam
  • rond de 20 jaar
Ik kende deze jongen niet. Hij zei tegen mij: “ik mag van je zoon hier blijven”. Ik zei dat dat niet zo was. De jongen trilde helemaal en hij vroeg of hij weg moest gaan. Ik ben naar buiten gegaan. Toen ik weer terug ging naar binnen zag ik dat de jongen zich had omgekleed. Hij had een lang gewaad aan, deze was wit/blauw achtig en hij had slippers aan. Deze kleding was van mijn zoon. De jongen is via de voordeur vervolgens naar buiten gegaan. Zijn T-shirt en schoenen had de jongen achtergelaten, dit heb ik in een plastic Albert Heijn tas gedaan en meegegeven aan de politie.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 275 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op het moment dat ik nog voor de [adres] fietste zag ik twee mannen. Ik zag en hoorde dat beide mannen ruzie aan het maken waren. Een van beide mannen herkende ik van gezicht. Deze man heet volgens mij [verdachte] . Die [verdachte] had onenigheid met een nogal jong gastje. Ik schat deze jongen op ongeveer 18 a 19 jaar oud. Deze jongen droeg een blauw trainingspak. De kleur van de jas en de broek waren gelijk. De jongen was iets donkerder dan licht getint. Op een gegeven moment zag ik dat de jonge jongen een wapen in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat de jongen dit wapen in de richting van [verdachte] richtte. Het wapen was zwart van kleur. Ik hoorde op dat moment een doffe knal uit de richting van waar [verdachte] en de jongen stonden. Direct daarna zag ik twee politieauto's naderen. De jongen met het wapen rende hierop snel weg in de richting van de [adres] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 augustus 2023, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 15 augustus 2023 zag ik een getinte jongen rennen. Deze jongen zou ik omschrijven als een Surinaamse of een Antilliaanse jongen. Ik denk dat de jongen ongeveer 20 jaar oud was. Ik zag dat de jongen een voorwerp weggooide in de tuin van de overburen. Dit is de tuin van [adres] . Dit voorwerp leek op een vuurwapen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 9 november 2023, opgenomen op pagina 80 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Wapenomschrijving 1:
Object: Vuurwapen (Pistool) Merk/type: Blow, Mini 9 Kleur: Zwart
Spoor identificatienr.: AAQG9683NL Kaliber: .380 auto
Wapenomschrijving 2:
Object: Munitie (Mund Huls) Aantal/eenheid: 1 stuks Merk/type: Geco, Volmantel Kaliber: : .380 auto
Bijzonderheden: Op PD waar schot is gelost aangetroffen ( [adres] te Groningen)
Wapenomschrijving 3:
Object: Munitie (Kogelpatroon) Aantal/eenheid: 1 stuks Merk/type: Geco, Volmantel Kaliber: : .380 auto
Bijzonderheden: Aangetroffen in wapen, aangepaste kogelpatroon
9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.09.05.117 (aanvraag 002), d.d. 27 oktober 2023, opgemaakt door dr. M.C. Luijsterburg, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Vuurwapen AAQG9683NL
AAQG9683NL#01
binnenkant van de loop
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
- niet berekend vanwege resultaat AAQG9683NL#03
AAQG9683NL#02
ruwe delen van het wapen
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal twee personen:
- [verdachte]
- minimaal één persoon
Bewijskracht:
- niet berekend vanwege resultaat AAQG9683NL#03
- niet van toepassing
AAQG9683NL#03
trekker en trekkerbeugel
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
- [verdachte]
10. Een geschrift: een kennisgeving van inbeslagname met registratienummer PL0100-2023216331-31 opgenomen op p. 303 e.v. van voornoemd dossier:
Volgnummer 1
Object: Kleding (Shirt) Aantal/eenheid: 1 stuks
Spoor identificatienr.: AAQW4087NL
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.09.05.117 (aanvraag 001), d.d. 2 oktober 2023, opgemaakt door ing. J.H.C. Gits, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
shirt AAQW4087NL
AAQW4087NL#01
binnenkant van de gehele halsboord
DNA kan afkomstig zijn van:
- [verdachte]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
AAQW4087NL#02
een deel van een bloedspoor op het voorpand
DNA kan afkomstig zijn van:
- [verdachte]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
AAQW4087NL#03
een deel van een bloedspoor op het achterpand
DNA kan afkomstig zijn van:
- [verdachte]
Bewijskracht:
- meer dan 1 miljard
12. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2023.09.05.117, d.d. 30 januari 2024, opgemaakt door dr. [naam] , op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Conclusie
7.1
Onderzoek aanwezigheid schotresten
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van het T-shirt [AAQW4087NL] zijn zeer veel waarschijnlijker
wanneer hypothese Al waar is, dan wanneer hypothese A2 waar is, waarbij:
Hypothese Al: Op de bemonsteringen van het T-shirt zijn schotresten aanwezig. Hypothese A2: Op de bemonsteringen van het T-shirt zijn géén schotresten aanwezig.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op 15 augustus 2023 heeft er een schietincident plaatsgevonden in een tunneltje gelegen aan de [adres] in Groningen,. waarbij is geprobeerd op het slachtoffer [slachtoffer] te schieten en waarbij eenmaal daadwerkelijk een schot is gelost.
De vraag die de rechtbank in de eerste plaats dient te beantwoorden is of wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de schutter was. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat het signalement dat is gegeven van de schutter overeenkomt met het uiterlijk van verdachte. Na het schietincident is de schutter weggerend en de vluchtroute van de schutter is later gereconstrueerd. Door getuige [getuige] is verklaard dat zij de man in het blauwe trainingspak iets over de schutting in de [adres] ziet gooien. Door de politie is daar een telefoon aangetroffen die op naam van de broer van verdachte staat.
Getuige [getuige] heeft vervolgens ook een man zien rennen en hem een voorwerp dat leek op een vuurwapen in een tuin aan de [adres] zien gooien. De politie heeft later in deze tuin een vuurwapen
aangetroffen. Onderzoek van het NFI wijst uit dat het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering van de trekker en trekkerbeugel van het aangetroffen vuurwapen, het DNA van de verdachte bevat, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende, niet aan de verdachte verwante, persoon. Door getuige [getuige] is gezien dat de man in het blauwe trainingspak over de schutting van [adres] klom. De bewoner van dit huis, getuige [getuige] , heeft verklaard dat zij een onbekende jongen in haar woonkamer aantrof, die een wit T-shirt achterliet. Dit
T-shirt wordt vervolgens door het NFI onderzocht. Uit het NFI-rapport blijkt dat op de bemonsteringen DNA van verdachte is aangetroffen, waarbij het meer dan één miljard keer waarschijnlijker is dat de bemonstering het DNA van de verdachte bevat dan wanneer de bemonstering DNA bevat van een willekeurige onbekende, niet aan de verdachte verwante, persoon. Uit het onderzoek van het NFI naar de aanwezigheid van schotresten op het shirt, waaruit blijkt dat de hypothese dat er schotresten aanwezig zijn veel waarschijnlijker is dan dat er geen schotresten aanwezig zijn.
Op basis van de getuigenverklaringen, de genoemde gegevens van de aangetroffen telefoon, het (DNA op het) aangetroffen shirt en het aangetroffen vuurwapen, in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte de schutter is geweest op 15 augustus 2023.
De volgende vraag is of er sprake is van een poging tot doodslag c.q. van (voorwaardelijk) opzet op de dood. De rechtbank gaat bij het beoordelen daarvan uit van de verklaring van slachtoffer
[slachtoffer] . Hij verklaart samengevat dat verdachte meerdere keren met een vuurwapen heeft proberen te schieten in zijn richting, waarbij éénmaal daadwerkelijk een schot is gelost. Dit laatste wordt ook bevestigd door de aangetroffen kogelhuls op de plaats delict. Getuige [getuige] bevestigt ook dat hij heeft gezien dat de verdachte het wapen heeft gehouden in de richting van het slachtoffer. Hij stond evenwel op een afstand van ongeveer 50 meter, waardoor de rechtbank niet uitsluit dat hij niet goed heeft kunnen inschatten of het wapen is gericht op of langs verdachte. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer] , die er immers met zijn neus bovenop stond, doorslaggevend.
De kans dat een persoon komt te overlijden door een schotwond als gevolg van een op de persoon gericht schot met scherpe munitie, zoals hier het geval, is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is deze gedraging zozeer gericht op het intreden van de dood, zeker wanneer dit plaatsvindt op een korte afstand, dat het niet anders kan zijn dat dat de verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd om [slachtoffer] te doden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/296311-23 feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 15 augustus 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met een vuurwapen een schot heeft gelost in de richting en op korte afstand van die [slachtoffer] en
  • ( meerdere malen) de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald in de richting en op korte afstand van die [slachtoffer]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 15 augustus 2023 te Groningen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een omgebouwd alarmpistool, van het merk Blow, type Mini 9, kaliber .380 auto, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3
hij op 15 augustus 2023 te Groningen munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 kogelpatroon, van het merk Geco, type Volmantel van het kaliber .380 auto voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/296311-23:
1,
primairpoging tot doodslag
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/171241-23 feit 1 en 2 en het onder parketnummer 18/296311-23 feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafmaat. Wel heeft hij betoogd dat, in geval van een veroordeling, geen maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr moet worden opgelegd, nu geen sprake is van recidive ter zake van geweldsdelicten en ook overigens geen enkele aanleiding is een dergelijke maatregel op te leggen..
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van VNN
d.d. 29 november 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door (meermalen te proberen) met een vuurwapen te schieten in de richting van het slachtoffer en heeft daarnaast een verboden vuurwapen met munitie in bezit gehad.
Verdachte heeft daarmee op grove wijze het leven van het slachtoffer in gevaar gebracht. Het is slechts toeval dat het vuurwapen bij het overhalen van de trekker meerdere keren weigerde een kogel af te vuren. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij in het openbaar, terwijl zich mensen in de directe nabijheid bevonden, een vuurwapen heeft gebruikt. Het gebruik van vuurwapens op openbare plekken is onaanvaardbaar en leidt tot levensgevaar en grote gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf recht doet aan de ernst van het feit.
Voor een deels voorwaardelijke straf heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden. De reclassering heeft in haar rapport beschreven dat zij niet tot een advies hebben kunnen komen, gelet op de houding van verdachte. Verdachte heeft niet willen meewerken aan diagnostisch onderzoek en een mogelijk daaruit voortvloeiende behandeling. De reclassering heeft het recidiverisico niet kunnen inschatten.
Alles afwegende acht de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr aan verdachte op te leggen. Uit het rapport van de reclassering blijkt niet dat deze maatregel geïndiceerd is, noch is uit andere stukken of het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat een zodanige maatregel noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank volstaat derhalve met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] , tot een bedrag van 33.130,- ter zake van materiële schade en 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer] , tot een bedrag van 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer] en [slachtoffer] in het geheel kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De vordering van [slachtoffer] kan voor wat betreft het immateriële deel in het geheel worden toegewezen en voor wat betreft materiële deel tot een bedrag van 145,--. [slachtoffer] dient voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet- ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op het door hem gevoerde vrijspraakverweer. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing van zowel de materiële als immateriële schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen goederen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen goederen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen munitie en het pistool vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de feiten hiermee zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen tas, shirt, sok, schoenen en telefoons moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/171241-23 feit 1 en feit 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/296311-23 feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/171241-23, feit 1 en feit 2:
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van 18/171241-23, feit 1:
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van 18/171241-23, feit 1:
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer] haar eigen proceskosten draagt.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:

  • 1 STK Pistool;
  • 1 STK Munitie;
  • 1 STK Munitie.
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • 1 STK Tas;
  • 1 STK GSM;
  • 1 STK Shirt;
  • 1 PR Sok;
  • 1 PR Schoenen;
  • 1 STK GSM;
  • 1 STK GSM.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. L.M. Jongman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2025.
Mr. L.M. Jongman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.