ECLI:NL:RBNNE:2025:2712

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
18/311192-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende medeplichtigheid aan de vervaardiging van synthetische harddrugs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de vervaardiging van synthetische harddrugs, heeft de rechtbank op 1 juli 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzettelijk zijn loods ter beschikking had gesteld voor de productie van synthetische drugs. De zaak was voortgekomen uit een onderzoek van de Politie Noord-Nederland, dat begon in 2022 naar aanleiding van berichtenverkeer van criminele samenwerkingsverbanden. De verdachte had verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de goederen in zijn loods bestemd waren voor een restaurantkeuken en niet voor een drugslab. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte geloofwaardig en concludeerde dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de opzet van een drugslab. De rechtbank benadrukte dat er geen synthetisch drugslab was aangetroffen en dat de verklaringen van de medeverdachten niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/311192-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende te [adres]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 juni 2025.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans - de Boer en mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij (op één of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 in Kollum en/of Leeuwarden, in elk geval (elders) in Nederland,
meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk:
  • bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • vervaardigen van een (grote) hoeveelheid of hoeveelheden (van een materiaal bevattende) (met)amfetamine en/of (andere) harddrugs, in elk geval (zijnde) een of meerdere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers hebben (of heeft) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
  • (een deel van) een loods (op het adres [adres] in Kollum) gehuurd en/of (onder)verhuurd en/of ter beschikking gesteld en/of gereed gemaakt en/of (anderszins) geregeld voor (de inrichting en/of opslag van een of meerdere apparaten en/of benodigdheden voor) de vervaardiging van voornoemde (met)amfetamine en/of (een) synthetische (hard)drug(s),
  • een (grote) ketel (op een standaard) en/of een wasbak en/of spoelbak en/of een of meerdere (andere) benodigdheden en/of apparaten (geschikt en/of bedoeld) voor de productie van (met)amfetamine en/of (een) synthetische (hard)drug(s) voorhanden gehad en/of in die loods ondergebracht en/of opgeslagen en/of laten onderbrengen en/of laten opslaan, en/of
  • een of meerdere malen betaald en/of ervoor gezorgd dat betaald werd voor (het huren en/of het gebruiken van) die loods, en/of
  • een of meerdere PGP-toestellen geregeld en/of voor handen gehad en/of (aan anderen) ter beschikking gesteld, en/of
  • in het kader van voornoemde activiteit(en) door middel van die PGP-toestellen met elkaar en/of met anderen contact gehad en/of gehouden en/of een of meerdere afspraken gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer anderen (op één of meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 in Kollum en/of Leeuwarden, in elk geval (elders) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk:
  • bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • vervaardigen van een (grote) hoeveelheid of hoeveelheden (van een materiaal bevattende) (met)amfetamine en/of (andere) harddrugs, in elk geval (zijnde) een of meerdere middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit/die feiten te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
  • zich en/of een ander of anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft trachten te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, immers hebben of heeft die ander(en):
  • (een deel van) een loods (op het adres [adres] in Kollum) gehuurd en/of (onder)verhuurd en/of ter
beschikking gesteld en/of gereed gemaakt en/of (anderszins) geregeld voor (de inrichting en/of opslag van een of meerdere apparaten en/of benodigdheden voor) de vervaardiging van voornoemde (met)amfetamine en/of (een) synthetische (hard)drug(s),
  • een (grote) ketel (op een standaard) en/of een wasbak en/of spoelbak en/of een of meerdere (andere) benodigdheden en/of apparaten (geschikt en/of bedoeld) voor de productie van (met)amfetamine en/of (een) synthetische (hard)drug(s) voorhanden gehad en/of in die loods ondergebracht en/of opgeslagen en/of laten onderbrengen en/of laten opslaan, en/of
  • een of meerdere malen betaald en/of ervoor gezorgd dat betaald werd voor (het huren en/of het gebruiken van) die loods, en/of
  • een of meerdere PGP-toestellen geregeld en/of voor handen gehad en/of (aan anderen) ter beschikking gesteld, en/of
  • in het kader van voornoemde activiteit(en) door middel van die PGP-toestellen met elkaar en/of met anderen contact gehad en/of gehouden en/of een of meerdere afspraken gemaakt,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 november 2020 tot en met 31 december 2020 in Kollum, in elk geval (elders) in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte:
- ( (een deel van) voornoemde loods (op het adres [adres] in Kollum) verhuurd en/of ter beschikking gesteld en/of gereed gemaakt voor (de inrichting en/of opslag van een of meerdere apparaten en/of benodigdheden voor) de vervaardiging van voornoemde (met)amfetamine en/of (een) synthetische (hard)drug(s).

Inleidende opmerkingen

De Politie Noord-Nederland startte begin 2022 onderzoek Wort, naar aanleiding van verkregen berichtenverkeer afkomstig uit het onderzoek 26Eagles. Onderzoek 26Eagles betrof een landelijk onderzoek naar criminele samenwerkingsverbanden, waarbij gebruik gemaakt werd van ANOM, een platform voor cryptocommunicatie. De Amerikaanse opsporingsautoriteiten hadden de beschikking over de telecommunicatiedata van die cryptotelefoons. De ontsleutelde communicatie van in Nederland gelokaliseerde gebruikers werd gedeeld met de Nederlandse opsporingsautoriteiten. Daarnaast werd in onderzoek Wort informatie verkregen afkomstig uit de landelijke onderzoeken 26Lemont en 26Argus. Dit betroffen onderzoeken naar de gebruikers van de cryptodiensten Encrochat en Sky-ECC.
Het onderzoek naar deze datasets heeft geleid tot vijf zaakdossiers, waaruit medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar ook verdachte naar voren kwamen. Het dossier van het onderzoek Wort bevat een grote hoeveelheid chats. Deze chats werden uitgewisseld via Encrochat-berichtenverkeer, Sky-ECC en ANOM, telkens met een door de gebruiker al dan niet zelfgekozen naam. Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van deze ter beschikking gekomen cryptocommunicatie.
De zaken tegen de verdachten in het onderzoek Wort zijn op 2 augustus 2022, 28 oktober 2022, 20 januari 2023, 27 januari 2023, 4 april 2023 pro forma behandeld. Op 27 januari 2023 heeft de rechtbank een beslissing genomen op de onderzoekswensen van de verdediging. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2023 antwoord gegeven op prejudiciële vragen in onderzoek Shifter, die ook relevant waren voor de onderhavige strafzaken. De rechtbank heeft de verdediging en het Openbaar Ministerie de gelegenheid gegeven om naar aanleiding van deze prejudiciële beslissing nadere onderzoekswensen in te dienen. Van deze gelegenheid heeft verdachte geen gebruik gemaakt.
Vervolgens zou op 26 september 2024 de inhoudelijke behandeling van de zaken plaatsvinden, maar de behandeling moest worden aangehouden. De behandeling van de zaak tegen verdachte heeft vervolgens op 17 juni 2025 plaatsgevonden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft veroordeling gevorderd voor het subsidiair ten laste gelegde, kort gezegd de medeplichtigheid aan het medeplegen van voorbereiding van de vervaardiging van synthetische harddrugs, tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Hiertoe heeft hij aangevoerd dat uit het ANOM-berichtenverkeer tussen de accounts die door verbalisanten worden gekoppeld aan medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] blijkt dat medeverdachten zich hebben beziggehouden met het opzetten van een synthetisch drugslab. Dit lab zou worden opgezet in de loods van verdachte, aan de [adres] te Kollum.
Uit het berichtenverkeer, waaronder het speciaal voor dit project aangemaakte ANOM-groepsgesprek waaraan de medeverdachten deelnamen, en uit de overige bewijsmiddelen kan namelijk worden opgemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 3] bij verdachte een locatie heeft geregeld en contact onderhield met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In het berichtenverkeer wordt gesproken over draaien, werken en de kok. Dit maakt dat kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van het opzetten van een synthetisch drugslab. Medeverdachte [medeverdachte 1] zorgde voor betalingen aan verdachte. Verdachte lijkt op basis van het berichtenverkeer driemaal te zijn betaald, te weten op 26 november, 1 december en 9 december 2020. Daarnaast blijkt uit bevindingen van de politie dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij of in de buurt van de loods van verdachte is geweest en er telefonisch contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden. Dat verdachte wel degelijk wetenschap heeft gehad van de bestemming van zijn loods als drugslab volgt uit het ANOM-berichtenverkeer, waarin medeverdachte [medeverdachte 3] aangeeft dat hij afspraken heeft gemaakt met de eigenaar dat wekelijks betaald moet gaan worden zodra op de knop gedrukt is. Dit is niet gebruikelijk voor de opslag van keukenapparatuur. De verklaring van verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat sprake zou zijn van opslag van keukenapparatuur, is daarom ongeloofwaardig.
Verdachte was op de hoogte van de bestemming van de goederen, heeft de ruimte desondanks ter beschikking gesteld en heeft hiervoor ook betaald gekregen. Dat hij op enig moment later heeft besloten dat alles moest worden weggehaald, doet hieraan niets af. Verdachte is medeplichtig geweest aan het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de productie van synthetische harddrugs. Het subsidiair ten laste gelegde kan daarom worden bewezen, aldus het Openbaar Ministerie.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft zich impliciet op het standpunt gesteld dat hij integraal moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat er geen synthetisch drugslab is aangetroffen, en dat er evenmin goederen onder de verdachten zijn aangetroffen die wijzen op betrokkenheid bij een synthetisch drugslab in Kollum in 2020. Voor het bewijs van het ten laste gelegde komt het in belangrijke mate aan op het ontsleutelde berichtenverkeer en de verklaringen van de verdachten.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 7 juni 2022 verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 3] hem in het najaar van 2020 heeft gevraagd om het achterste gedeelte van zijn bedrijfsloods met inpandige woning ter beschikking te stellen voor opslag. Het zou gaan om keukengoederen voor een nieuw te openen restaurant in Kollum. Hij had in zijn werkplaats, die hij ook als werkplaats van zijn autobedrijf gebruikt, een gedeelte over voor opslag. Voor de opslag zou hij vijfhonderd euro per maand ontvangen. Dat sprake zou zijn van goederen voor een in te richten drugslab, wist verdachte niet. Hij kan zich niet herinneren dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij hem is geweest.
Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat er op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 3] goederen in dozen waren opgeslagen in zijn garageloods, en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat deze goederen bestemd waren voor een restaurantkeuken. Hierover heeft hij enkel met medeverdachte [medeverdachte 3] gesproken; medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hij in dit verband niet gesproken. Een drugslab zou in de garageloods niet ingericht kunnen worden. De garage bevindt zich namelijk te veel in het zicht van omwonenden en de goederen stonden in de werkplaats opgeslagen, waar ook bezoekers van de garage kwamen. Bovendien ging het om een zeer beperkte ruimte.
Op basis van het aangetroffen ANOM-berichtenverkeer tussen de accounts -die verbalisanten koppelen aan medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] - wordt in het proces- verbaal geconcludeerd dat sprake zou zijn van een op te zetten drugslab. Er wordt in het berichtenverkeer gesproken over een hok regelen, draaien en een wekelijks te betalen vergoeding aan de eigenaar vanaf het starten van de motor. Dit betreffen termen die in dit verband kunnen duiden op betrokkenheid bij een synthetisch drugslab. Dit lab zou, zo schrijven verbalisanten, worden opgezet in de loods van verdachte, aan de [adres] te Kollum.
De vraag is of er voldoende bewijs is dat verdachte zijn loods op enig moment in de tenlastegelegde periode met (voorwaardelijk) opzet ter beschikking heeft gesteld voor de voorbereiding van de productie van synthetische harddrugs. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Zoals hiervoor al aangegeven, heeft verdachte niet deelgenomen aan de voor dit project aangemaakte ANOM-groepschat en de overige via ANOM verstuurde berichten. Dit gegeven maakt op zichzelf al dat bij het interpreteren van deze berichten en de rol die mogelijk aan verdachte wordt toegedicht de nodige behoedzaamheid geboden is. In deze berichten wordt gesproken over de verhuurder of eigenaar aan wie diverse betalingen zouden moeten worden verricht, maar de naam van verdachte komt hierin niet voor. Of, wanneer, hoeveel en aan wie er zou moeten worden betaald, valt hieruit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet op te maken. Behoudens de verklaring van verdachte daarover wordt bovendien niet door het dossier ondersteund dat er daadwerkelijk betalingen hebben plaatsgevonden. Op grond van het berichtenverkeer kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet zonder meer worden vastgesteld dat verdachte wist of bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat er goederen in zijn loods werden opgeslagen met het doel om een synthetisch drugslab in te richten.
De rechtbank kan dit opzet evenmin afleiden uit de omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte 1] op verschillende data in of in de nabijheid van verdachtes loods in Kollum is te plaatsen en er telefonisch contact tussen de telefoons in gebruik bij hem en bij verdachte is geweest. Hieruit blijkt immers niet dat zij daadwerkelijk contact hebben gehad en dat dit contact is gegaan over de goederen in de betreffende garageloods. Verdachte heeft hierover een verklaring afgelegd die naar het oordeel van de rechtbank op basis van het strafdossier niet als geheel ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Ook op de door medeverdachte [medeverdachte 3] afgelegde verklaringen kan de rechtbank dit opzet in voldoende mate baseren. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte wist, dan wel bewust de kans heeft aanvaard, dat de goederen die bij hem waren opgeslagen bedoeld waren voor de oprichting van een synthetisch drugslab. Dat dit drugslab zou worden ingericht in de loods van verdachte, blijkt evenmin uit het strafdossier. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zijn vanaf het begin ingenomen standpunt dat op die locatie nooit een drugslab had kunnen worden ingericht, ook niet is onderzocht. De rechtbank gaat uit van de verklaring van verdachte en spreekt verdachte daarom vrij van zowel van het primair als subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. O.F. Brouwer en
mr. A. Dijkstra , rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 juli 2025.
mr. O.F. Brouwer en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.