ECLI:NL:RBNNE:2025:2744

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
LEE 24/2000 en 24/2123
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete wegens gebruik van geschorst kenteken

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, op 10 juli 2025, wordt de zaak behandeld van eiser tegen de Belastingdienst Centrale Administratieve Processen. Eiser had een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst was, maar maakte gebruik van de openbare weg. De inspecteur legde hem een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting op van € 783 en een verzuimboete van € 78. Eiser betwistte de hoogte van de naheffingsaanslag en de verzuimboete, maar de rechtbank oordeelde dat deze terecht waren opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de hoogte van de naheffingsaanslag volgt uit de wet en dat persoonlijke omstandigheden van eiser geen invloed hebben op de hoogte van de aanslag. De rechtbank oordeelde ook dat de verzuimboete van 10% van de nageheven belasting passend was, gezien de omstandigheden van de zaak. Eiser had verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat aanvankelijk werd afgewezen, maar later werd toegewezen. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete in stand blijven en verklaarde de beroepen ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 24/2000 en 24/2123

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Belastingdienst Centrale Administratieve Processen, de inspecteur

(gemachtigden: [naam 1] en mr. [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 29 maart 2024.
Zaaknummer LEE 24/2000 (de naheffingsaanslag en verzuimboete):
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (mrb) opgelegd over het tijdvak 12 oktober 2022 tot en met 11 oktober 2023 van € 783 (de naheffingsaanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur eiser een verzuimboete van € 78 opgelegd (de verzuimboete).
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Zaaknummer LEE 24/2123 (de rekening mrb):
1.4.
De inspecteur heeft een rekening voor de mrb voor het tijdvak 12 oktober 2023 tot 12 januari 2024 naar eiser verzonden. Op deze rekeningen is een te betalen bedrag van € 290 vastgesteld.
1.5.
De inspecteur heeft het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Beide zaaknummers:
1.6.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
Eiser heeft op 2 oktober 2024 een nader stuk ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft de beroepen op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de inspecteur.

Feiten

2.1.
Eiser is vanaf 27 mei 2015 houder van de personenauto van het merk [merk, type, kenteken] (het motorrijtuig). De datum eerste toelating is 11 juli 1986.
2.2.
De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig is (onder andere) geschorst geweest vanaf 14 februari 2023.
2.3.
Op 28 augustus 2023 is met elektronische camerabeelden geconstateerd dat het motorrijtuig van de openbare weg gebruik maakte.
2.4.
Met dagtekening 23 oktober 2023 is een vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking aan eiser gezonden.
2.5.
Eiser heeft bij brief van 8 november 2023 gereageerd op de vooraankondiging. Naar aanleiding van deze reactie heeft verdere correspondentie tussen de inspecteur en eiser plaatsgevonden.
2.6.
Met dagtekening 29 december 2023 is aan eiser een rekening mrb verzonden voor het tijdvak 12 oktober 2023 tot en met 11 januari 2024.
2.7.
Met dagtekening 2 januari 2024 heeft de inspecteur de in geschil zijnde naheffingsaanslag en verzuimboete opgelegd.

Vooraf

3. Eiser heeft de rechtbank met een beroep op betalingsonmacht verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. De rechtbank heeft dat verzoek aanvankelijk afgewezen omdat eiser geen actuele inkomensgegevens had overgelegd. Ter zitting heeft de rechtbank het verzoek met eiser besproken en alsnog toegewezen. Het door eiser betaalde griffierecht van € 51 wordt daarom aan eiser terugbetaald.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of het bezwaar tegen de rekening terecht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de naheffingsaanslag en de boete terecht opgelegd en is het bezwaar tegen de rekening terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten eiser
6. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag en boete naar te hoge bedragen zijn opgelegd. Daartoe voert eiser – samengevat – het volgende aan. Eiser stelt dat ook de inspecteur ervan uitgaat dat pas vanaf 25 augustus 2023 gebruik gemaakt is van het motorrijtuig. Dat pas vanaf die datum sprake is van weggebruik volgt ook uit het feit dat vanaf die datum een verzekering is afgesloten. Daarom is de naheffing voor zover die ziet op de periode voor 25 augustus 2023 onterecht. Daarnaast was het weggebruik op 28 augustus 2023 met de intentie om het motorrijtuig voor de apk weg te brengen. Dan mag met geschorst kenteken gereden worden. Dat geen apk heeft plaatsgevonden omdat dat nog niet nodig was doet niets af aan de intentie van de rit. Bovendien heeft eiser op 25 augustus 2023 geprobeerd om de schorsing van het kenteken op te heffen. Om onbekende redenen is dat alleen niet gelukt. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een kopie van een ontvangen digiD sms-code voor het inloggen bij de RDW overgelegd. De gevolgen daarvan zijn volgens eiser, mede gelet op zijn beperkte inkomen en vermogen, disproportioneel.
Standpunten inspecteur
7.1.
De inspecteur stelt dat de naheffingsaanslag op het juiste bedrag is vastgesteld. Daartoe voert de inspecteur – samengevat – het volgende aan. Eiser heeft gebruik gemaakt van de weg terwijl het kenteken van het motorrijtuig geschorst was. Op grond van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (Wet mrb) wordt dan een naheffingsaanslag opgelegd voor een heel jaar. Eventueel over dat jaar al betaalde mrb wordt daarop in mindering gebracht. De hoogte van de naheffingsaanslag volgt dus rechtstreeks uit de wet. De vrijstelling voor de apk-rit gaat niet op omdat er geen keuring heeft plaatsgevonden. Dat eiser heeft ingelogd bij de RDW op 25 augustus 2023 weerspreekt de inspecteur. Hij heeft daarvoor navraag gedaan bij het RDW en een e-mail overgelegd waarin door de RDW is verklaard dat met het BSN van eiser geen inlog heeft plaatsgevonden op die dag. Bij het opleggen van de boete is reeds rekening gehouden met de financiële situatie van eiser. De boete is bepaald op 10% van het bedrag van de nageheven belasting. Normaliter wordt een boete van 50% opgelegd.
7.2.
Ten aanzien van de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de rekening stelt de inspecteur dat tegen een rekening mrb geen bezwaar en beroep open staat. Omdat de mrb een aangiftebelasting is staat enkel tegen de voldoening op aangifte bewaar en beroep open. De rekening waartegen eiser bezwaar maakte is niet betaald. Er heeft daarom geen voldoening op aangifte plaatsgevonden zodat geen bezwaar mogelijk was. Het bezwaar is daarom terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, aldus de inspecteur.
De naheffingsaanslag
8. Het juridisch kader voor wat betreft de hoogte van de naheffingsaanslag is als volgt. Aan het schorsen van een kenteken van een motorrijtuig zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat met het motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg. [1] Indien geconstateerd is dat met een motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen. [2] De na te heffen belasting wordt dan berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [3]
9. Over de hoogte van een naheffingsaanslag mrb in situaties waarin met een geschorst kenteken gebruik wordt gemaakt van de weg is al veel geprocedeerd. Zelfs tot aan tot aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het voor de hoogte van de naheffingsaanslag niet uitmaakt hoe vaak of hoeveel van de weg gebruik is gemaakt. De regel is dat bij overtreding van de schorsingsregeling over een heel jaar mrb wordt nageheven. [4]
10. Het juridisch kader voor wat betreft het rijden met een geschorst kenteken voor de apk is als volgt. Voor een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst is. geldt een vrijstelling voor de mrb alleen voor de dag waarop dat motorrijtuig aan de apk wordt onderworpen. [5]
11. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de constatering van het weggebruik op 28 augustus 2023 nog geschorst was. Waar het precies fout is gegaan bij het ontschorsen is niet duidelijk. Eiser heeft echter onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat hij terecht in de veronderstelling verkeerde dat de schorsing van het kenteken wel was opgeheven. Het alleen overleggen van een kopie van een digiD sms-code is daarvoor onvoldoende. Verder staat vast dat het motorrijtuig op 28 augustus 2023 niet apk is gekeurd. Eiser heeft namelijk aangegeven dat hij weliswaar dacht dat het motorrijtuig gekeurd moest worden, maar dat dit niet klopte. Naar het oordeel van de rechtbank geldt de apk-vrijstelling niet in gevallen waarin iemand ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat zijn motorrijtuig gekeurd moest worden. Ook heeft eiser op de zitting aangegeven dat hij op 29 augustus 2023, dus weer een dag later, met het motorrijtuig gereden heeft. De vrijstelling voor de apk-rit is dan sowieso niet van toepassing. Die geldt namelijk enkel voor de dag waarop de apk plaatsvindt (zie ook hiervoor onder 10.). [6] De rechtbank is daarom van oordeel dat dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
12. De hoogte van de aanslag volgt uit de wet (zie ook 8. en 9.). De financiële positie van eiser is daarbij niet van invloed. De aanslag is daarom niet te hoog vastgesteld. De conclusie is dat de naheffingsaanslag in stand blijft.
De verzuimboete
13. Het juridisch kader voor de verzuimboete is als volgt. Indien met een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst is, gebruik van de weg gemaakt wordt kan de inspecteur tegelijk met het opleggen van een naheffingsaanslag een verzuimboete van maximaal € 5.514 opleggen. [7] Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag tot 50% van de niet betaalde belasting. Geen boete kan worden opgelegd indien eiser met betrekking tot het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of van een pleitbaar standpunt. De inspecteur draagt de bewijslast voor het opleggen van de boete. Voor een beroep op een pleitbaar standpunt of avas draagt eiser de bewijslast.
14. Eiser heeft toegegeven dat hij met het motorrijtuig op de weg reed terwijl het kenteken nog geschorst was. In zoverre kan hem een verwijt worden gemaakt ter zake van het schenden van de schorsingsvoorwaarden en het daaruit volgende betalingsverzuim. Dat iets misgegaan is bij het ontschorsen van het kenteken brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat eiser geen enkel verwijt gemaakt kan worden. Eiser mocht naar het oordeel van de rechtbank zonder enige bevestiging van het RDW er niet vanuit gaan dat de schorsing gelukt was. Dat eiser ten onrechte in de veronderstelling was dat het motorrijtuig aan een apk onderworpen moest worden levert ook geen avas op. De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.
15. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de opgelegde boete gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden ook passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur, door de boete te beperken tot 10% van de nageheven belasting, bij het opleggen van de boete reeds voldoende rekening heeft gehouden met eisers financiële situatie. Alle omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank een verzuimboete van € 78 in dit geval passend en geboden. De conclusie is dat de verzuimboete in stand blijft.
De rekening
16. De rechtbank overweegt als volgt. De mrb is een belasting die op aangifte moet worden voldaan. De mrb moet zijn betaald vóór aanvang van het tijdvak. Eiser is zelf verantwoordelijk voor de tijdige voldoening van de mrb. Het verzenden van een rekening heeft slechts de functie eiser te herinneren aan zijn betalingsverplichting. De rekening zelf is geen voor bezwaar vatbare beschikking. Tegen een niet betaalde rekening mrb kan daarom geen bezwaar worden gemaakt.
17. De rechtbank heeft ter zitting partijen voorgehouden dat als de rekening (tijdig) betaald was, het bezwaar tegen de rekening mogelijk opgevat had moeten worden als tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat uit zijn gegevens volgt dat de betreffende rekening niet is betaald. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hem door een medewerker van de Belastingdienst telefonisch is medegedeeld dat de rekening wel betaald was. Eiser heeft verder geen bewijs geleverd dat de rekening betaald is.
18. De rechtbank is van oordeel dat enkel de stelling dat telefonisch meegedeeld is dat de rekening betaald is niet genoeg is om aannemelijk te maken dat de rekening daadwerkelijk betaald is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het bezwaar (mede) op te vatten gericht tegen een voldoening op aangifte. De rechtbank overweegt verder dat als eiser ten onrechte in de veronderstelling zou zijn geweest dat hij de rekening wel betaald had, dat niet meebrengt dat het bezwaar dan wel ontvankelijk zou zijn. Daarvoor is vereist dat er daadwerkelijk betaald is en daarmee feitelijk een voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden.
19. De conclusie is dat het bezwaar tegen de rekening terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.

Conclusie en gevolgen

20. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en verzuimboete in stand blijven. Eiser krijgt daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Raateland, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 19, eerste lid, van de Wet mrb in samenhang met de artikelen 67, eerste lid en 68, eerste lid, onderdeel d, van de Wegenverkeerswet 1994.
2.Artikel 35, eerste lid, van de Wet mrb.
3.Artikel 35, tweede lid, van de Wet mrb.
4.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
5.Artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel m van de Wet mrb en artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit mrb.
6.Vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8775 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 juli 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:5439.
7.Artikel 37 Wet mrb en artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.