7.2.Ten aanzien van de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar tegen de rekening stelt de inspecteur dat tegen een rekening mrb geen bezwaar en beroep open staat. Omdat de mrb een aangiftebelasting is staat enkel tegen de voldoening op aangifte bewaar en beroep open. De rekening waartegen eiser bezwaar maakte is niet betaald. Er heeft daarom geen voldoening op aangifte plaatsgevonden zodat geen bezwaar mogelijk was. Het bezwaar is daarom terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, aldus de inspecteur.
8. Het juridisch kader voor wat betreft de hoogte van de naheffingsaanslag is als volgt. Aan het schorsen van een kenteken van een motorrijtuig zijn voorwaarden verbonden. Eén van de voorwaarden is dat met het motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg.Indien geconstateerd is dat met een motorrijtuig waarvan het kenteken is geschorst gebruik wordt gemaakt van de openbare weg, kan de inspecteur een naheffingsaanslag opleggen.De na te heffen belasting wordt dan berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd.
9. Over de hoogte van een naheffingsaanslag mrb in situaties waarin met een geschorst kenteken gebruik wordt gemaakt van de weg is al veel geprocedeerd. Zelfs tot aan tot aan de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het voor de hoogte van de naheffingsaanslag niet uitmaakt hoe vaak of hoeveel van de weg gebruik is gemaakt. De regel is dat bij overtreding van de schorsingsregeling over een heel jaar mrb wordt nageheven.
10. Het juridisch kader voor wat betreft het rijden met een geschorst kenteken voor de apk is als volgt. Voor een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst is. geldt een vrijstelling voor de mrb alleen voor de dag waarop dat motorrijtuig aan de apk wordt onderworpen.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat het kenteken van het motorrijtuig ten tijde van de constatering van het weggebruik op 28 augustus 2023 nog geschorst was. Waar het precies fout is gegaan bij het ontschorsen is niet duidelijk. Eiser heeft echter onvoldoende aangevoerd om te kunnen oordelen dat hij terecht in de veronderstelling verkeerde dat de schorsing van het kenteken wel was opgeheven. Het alleen overleggen van een kopie van een digiD sms-code is daarvoor onvoldoende. Verder staat vast dat het motorrijtuig op 28 augustus 2023 niet apk is gekeurd. Eiser heeft namelijk aangegeven dat hij weliswaar dacht dat het motorrijtuig gekeurd moest worden, maar dat dit niet klopte. Naar het oordeel van de rechtbank geldt de apk-vrijstelling niet in gevallen waarin iemand ten onrechte in de veronderstelling verkeerde dat zijn motorrijtuig gekeurd moest worden. Ook heeft eiser op de zitting aangegeven dat hij op 29 augustus 2023, dus weer een dag later, met het motorrijtuig gereden heeft. De vrijstelling voor de apk-rit is dan sowieso niet van toepassing. Die geldt namelijk enkel voor de dag waarop de apk plaatsvindt (zie ook hiervoor onder 10.).De rechtbank is daarom van oordeel dat dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
12. De hoogte van de aanslag volgt uit de wet (zie ook 8. en 9.). De financiële positie van eiser is daarbij niet van invloed. De aanslag is daarom niet te hoog vastgesteld. De conclusie is dat de naheffingsaanslag in stand blijft.
13. Het juridisch kader voor de verzuimboete is als volgt. Indien met een motorrijtuig waarvan het kenteken geschorst is, gebruik van de weg gemaakt wordt kan de inspecteur tegelijk met het opleggen van een naheffingsaanslag een verzuimboete van maximaal € 5.514 opleggen.Het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (BBBB) maximeert het boetebedrag tot 50% van de niet betaalde belasting. Geen boete kan worden opgelegd indien eiser met betrekking tot het verzuim geen verwijt kan worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas) of van een pleitbaar standpunt. De inspecteur draagt de bewijslast voor het opleggen van de boete. Voor een beroep op een pleitbaar standpunt of avas draagt eiser de bewijslast.
14. Eiser heeft toegegeven dat hij met het motorrijtuig op de weg reed terwijl het kenteken nog geschorst was. In zoverre kan hem een verwijt worden gemaakt ter zake van het schenden van de schorsingsvoorwaarden en het daaruit volgende betalingsverzuim. Dat iets misgegaan is bij het ontschorsen van het kenteken brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat eiser geen enkel verwijt gemaakt kan worden. Eiser mocht naar het oordeel van de rechtbank zonder enige bevestiging van het RDW er niet vanuit gaan dat de schorsing gelukt was. Dat eiser ten onrechte in de veronderstelling was dat het motorrijtuig aan een apk onderworpen moest worden levert ook geen avas op. De verzuimboete is naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht opgelegd.
15. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of de opgelegde boete gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden ook passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur, door de boete te beperken tot 10% van de nageheven belasting, bij het opleggen van de boete reeds voldoende rekening heeft gehouden met eisers financiële situatie. Alle omstandigheden in aanmerking nemend acht de rechtbank een verzuimboete van € 78 in dit geval passend en geboden. De conclusie is dat de verzuimboete in stand blijft.
16. De rechtbank overweegt als volgt. De mrb is een belasting die op aangifte moet worden voldaan. De mrb moet zijn betaald vóór aanvang van het tijdvak. Eiser is zelf verantwoordelijk voor de tijdige voldoening van de mrb. Het verzenden van een rekening heeft slechts de functie eiser te herinneren aan zijn betalingsverplichting. De rekening zelf is geen voor bezwaar vatbare beschikking. Tegen een niet betaalde rekening mrb kan daarom geen bezwaar worden gemaakt.
17. De rechtbank heeft ter zitting partijen voorgehouden dat als de rekening (tijdig) betaald was, het bezwaar tegen de rekening mogelijk opgevat had moeten worden als tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft ter zitting verklaard dat uit zijn gegevens volgt dat de betreffende rekening niet is betaald. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hem door een medewerker van de Belastingdienst telefonisch is medegedeeld dat de rekening wel betaald was. Eiser heeft verder geen bewijs geleverd dat de rekening betaald is.
18. De rechtbank is van oordeel dat enkel de stelling dat telefonisch meegedeeld is dat de rekening betaald is niet genoeg is om aannemelijk te maken dat de rekening daadwerkelijk betaald is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het bezwaar (mede) op te vatten gericht tegen een voldoening op aangifte. De rechtbank overweegt verder dat als eiser ten onrechte in de veronderstelling zou zijn geweest dat hij de rekening wel betaald had, dat niet meebrengt dat het bezwaar dan wel ontvankelijk zou zijn. Daarvoor is vereist dat er daadwerkelijk betaald is en daarmee feitelijk een voldoening op aangifte heeft plaatsgevonden.
19. De conclusie is dat het bezwaar tegen de rekening terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.