Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:84
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Tijdelijke wet Groningen
Artikel 2
1. Er is een Instituut Mijnbouwschade Groningen. (…)
a. heeft tot taak en is bevoegd schade af te handelen en daartoe:
1°. aanvragen in behandeling te nemen, voor zover de aanvrager zijn vordering tot vergoeding van schade op de exploitant ter zake van de schade waarvoor vergoeding wordt aangevraagd aan de Staat heeft overgedragen;
2°. de aanspraak op een vergoeding van schade vast te stellen, en
1. Het Instituut stelt, met inachtneming van de bepalingen van dit hoofdstuk, een procedure en een werkwijze vast voor de behandeling van aanvragen.
2. De procedure en werkwijze van het Instituut kennen een ruimhartige schadeafhandeling als uitgangspunt.
Procedure en werkwijze van het Instituut Mijnbouwschade Groningen
Artikel 3.6 Waardedaling van een ‘niet-woning’
1. De artikelen 3.6 tot en met 3.10 zijn uitsluitend van toepassing op de behandeling van aanvragen tot vergoeding van schade die bestaat uit waardedaling van een ‘niet-woning’, als die waardedaling niet een gevolg is van fysieke schade aan de niet-woning, bedoeld in hoofdstuk 2.
2. Onder een ‘niet-woning’ wordt verstaan:
a. een onroerende zaak, met daarop een pand;
b. dat geen of slechts voor een deel een woonfunctie heeft volgens de Landelijke
Voorziening WOZ; en
c. op een adres staat ingeschreven, waarvoor een actieve markt bestaat.
3. Het Instituut zal verzoeken tot vergoeding van de waardedaling van verkochte en niet- verkochte niet-woningen behandelen vanaf een door het Instituut nader te bepalen datum in 2024 die bekend wordt gemaakt op de website van het Instituut. Aanvragen die zijn ingediend vóór 30 november 2023 worden behandeld vooruitlopend op die nader te bepalen datum.
1. Het Instituut hanteert voor het bepalen van de omvang van de waardedaling van een niet- woning 1 januari 2021 als peildatum.
2. In afwijking van het eerste lid, hanteert het Instituut voor het bepalen van de omvang van de waardedaling van een niet-woning de datum van notariële levering van de eigendom van een niet-woning, indien die levering heeft plaatsgevonden na 16 augustus 2012 maar voor de peildatum.
3. Artikel 3.3, derde tot en met het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.8 Omvang van de waardedaling
1. De waardedaling van een niet-woning wordt bepaald aan de hand van een vergelijking van de waarde van de niet-woning op de peildatum met de waarde die de niet-woning zou hebben gehad zonder het effect van bodembeweging door mijnbouwactiviteiten op de peildatum, zoals uitgewerkt in de volgende leden.
2. Het Instituut hanteert voor het bepalen van de hoogte van de waardedaling van een niet- woning met een WOZ-waarde tussen € 50.000 en € 200.000 de formule die volgt uit de Notitie inzake beantwoording vragen IMG van de Adviescommissie Waardedaling niet- woningen aardbevingsgebied Groningen en die luidt als volgt: ((% waardedaling behorend bij € 200.000 per categorie x € 200.000) / 150.000) x (WOZ-waarde minus de ondergrens van € 50.000). Hierbij geldt dat de ligging in het waardedalingsgebied de zwaartecategorie bepaalt waarin het object valt en het waardedalingspercentage wordt berekend aan de hand van de zwaartecategorie en de WOZ-waarde.
3. Het Instituut hanteert voor het bepalen van de hoogte van de waardedaling van een niet-woning met een WOZ-waarde vanaf € 200.000 tot € 3.000.000 de in de matrix uit bijlage 3 bij het advies Waardedaling niet-woningen in het aardbevingsgebied Groningengenoemde bedragen, die zijn vastgesteld aan de hand van de zwaartecategorie waarin het object zich bevindt en de waarde van het object. Voor de waarde van het object, waarbij het effect van bodembeweging is weggedacht, wordt uitgegaan van de WOZ-waarde, bedoeld in het tweede lid, vermeerderd met het percentage waardedaling dat in de tabel van de notitie is vastgesteld aan de hand van de zwaartecategorie en de WOZ-waarde. Bij het vaststellen van de waardedaling wordt gebruikgemaakt van een glijdende schaal voor waardes van niet-woningen die zich bevinden tussen de in de matrix genoemde bedragen.
4. Het Instituut wijst een aanvraag tot vergoeding van waardedaling af indien:
a. die betrekking heeft op een object met een WOZ-waarde van minder dan € 50.000 of vanaf € 3.000.000; of
b. de aanvrager het object voor 16 augustus 2012 heeft verkocht, of na die datum heeft gekocht.
5. Het Instituut hanteert de volgende waardepeildatum, bedoeld in artikel 18 van de Wet waardering onroerende zaken:
a. het kalenderjaar 2022, indien artikel 3.7, eerste lid, van toepassing is, dan wel
b. het kalenderjaar waarin de verkoop plaatsvond, indien artikel 3.7, tweede lid, van toepassing is.
6. Het Instituut houdt bij het bepalen van de waardedaling van de niet-woning die toekomt aan de aanvrager rekening met de zakenrechtelijke positie van de aanvrager ten opzichte van de niet-woning, waaronder het gedeelte van de eigendom dat aan de aanvrager toebehoort en de periode waarin de aanvrager die niet-woning in eigendom had.
Artikel 3.9 Dubbelfuncties
2. Indien het pand niet in overwegende mate, maar slechts mede zijn waarde ontleent aan zijn woonfunctie, dan zal het Instituut voor de waarde van de woning uitgaan van de waarde die in het taxatieverslag bij de beschikking tot vaststelling van de WOZ-waarde is toegekend aan de onderdelen van de onroerende zaak die de woonfunctie omvatten. Voor deze onderdelen kan de aanvrager de ontstane waardedaling vergoed krijgen op de voet van de artikelen 3.1 en volgende.
4. Indien het Instituut op grond van het tweede lid een vergoeding heeft toegekend, dan kan de aanvrager daarnaast met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 en volgende een verzoek doen tot vergoeding van de waardedaling van de niet-woning. Daarbij wordt het gedeelte van de WOZ-waarde dat hoort bij de niet-woning betrokken in de aanvraag.