ECLI:NL:RBNNE:2025:2764

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
18-212279-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van (gewoonte)witwassen na financieel onderzoek naar verdachte en medeverdachte

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957, die werd bijgestaan door mr. W.G. ten Have. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een bedrag van € 37.373,75, dat zou zijn verkregen uit criminele activiteiten. De tenlastelegging was gebaseerd op een financieel onderzoek dat volgde op de ontdekking van een synthetisch drugslab op het perceel van de verdachte en haar echtgenoot, die ook als medeverdachte werd aangemerkt. Tijdens de zittingen op 3 en 4 juni en 4 juli 2025 werd het bewijs besproken. De officier van justitie eiste een werkstraf van 240 uren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, omdat niet was aangetoond dat zij op de hoogte was van de criminele herkomst van het geld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.212279.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 3 en 4 juni 2025 en 4 juli 2025 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 t/m 21 augustus 2022, te [adres] , gemeente Midden-Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen meermalen, althans eenmaal (van) een bedrag van €37.373,75, althans (grote) hoeveelheid geld,
althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake hiervan wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis (met aftrek van voorarrest).
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Aan verdachte is ten laste gelegd zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van (gewoonte)witwassen van een bedrag van € 37.373,75, althans van een (grote) hoeveelheid geld. Deze verdenking is gebaseerd op het financieel onderzoek dat heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het aantreffen van een synthetisch drugslab op het perceel [adres] 18 te [adres] (behorende bij het perceel [adres] ), zijnde het adres en eigendom van verdachte en haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte] .
Volgens het openbaar ministerie zouden verdachte en haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte] , gedurende ruim anderhalf jaar tijd de beschikking hebben gehad over voornoemd (contant) geldbedrag en dat zou niet in verhouding staan tot hun vastgestelde legale inkomsten. Bij het openbaar ministerie bestaat daarom het vermoeden van witwassen, welk vermoeden niet zou zijn weerlegd.
Uit het dossier is de rechtbank gebleken dat voornoemd bedrag van € 37.373,75 als volgt is opgebouwd:
- twee contante stortingen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] , ter hoogte van respectievelijk € 15.925,00 en € 14.495,00;
- een bedrag van € 6.050,00, aangetroffen in de zich op het perceel van verdachte en haar echtgenoot – medeverdachte [medeverdachte] – bevindende camper;
- twee contante stortingen op bankrekeningnummer [rekeningnummer] , ter hoogte van respectievelijk € 2.205,00 en € 800,00,
- en tot slot een bedrag van € 2.898,75, zijnde het totaalbedrag van diverse in voornoemde camper aangetroffen kassabonnen van contante betalingen in 2022.
Omdat ervan wordt uitgegaan dat medeverdachte [medeverdachte] nog wel iets heeft verdiend uit zijn handel in boten, brommers en oud ijzer, is er van het totaalbedrag van
€ 42.373,75 een bedrag van € 5.000,00 afgetrokken, waarmee het totaalbedrag aan vermeend crimineel geld uitkomt op € 37.373,75.
Ten aanzien van de op bankrekeningnummer [rekeningnummer] gedane stortingen van € 15.925,00 en € 14.495,00 overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat dit het bankrekeningnummer is dat door haar echtgenoot, medeverdachte [medeverdachte] , wordt gebruikt en dat zij hier geen beschikkingsmacht over heeft. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de door medeverdachte [medeverdachte] bij de politie afgelegde verklaring op 13 januari 2023, waarin hij ook aangeeft dat dit zijn privérekening is en dat verdachte daar geen inzicht in heeft. Ten aanzien van het in de camper aangetroffen contante geldbedrag van € 6.050,00 overweegt de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] hierover in zijn verhoor van 13 januari 2023 heeft verklaard dat dit bedrag van hem was. Uit het dossier noch ter zitting is gebleken van enige beschikkingsmacht van verdachte over deze geldbedragen. De enkele omstandigheid dat medeverdachte [medeverdachte] en verdachte samen een huishouden vormen, betekent nog niet dat de verdachte op de hoogte was of kon zijn van alle inkomsten van medeverdachte [medeverdachte] en van de (criminele) herkomst daarvan. Dat verdachte een prominente rol zou hebben gespeeld in de gezamenlijke financiën, zoals aangevoerd door de officier van justitie, is de rechtbank niet gebleken.
Ten aanzien van het resterende geldbedrag, bestaande uit de contante stortingen gedaan op het eigen bankrekeningnummer van verdachte ( [rekeningnummer] ) en voorts de kassabonnen waaruit blijkt van een bepaald bedrag aan contante betalingen in het jaar 2022, overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze bedragen niet zodanig hoog dat van verdachte kan worden gezegd dat zij daardoor wist dat het geld een criminele herkomst had.
De rechtbank acht op basis van het voorgaande dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen zoals ten laste gelegd en spreekt haar hiervan vrij.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en
mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2025.
Mr. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.