ECLI:NL:RBNNE:2025:2784

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
18-212265-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor productie en handel in amfetamine, diefstal van elektriciteit en milieuovertredingen

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor een reeks strafbare feiten die verband houden met de productie van amfetamine in een drugslab op zijn perceel. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van de productie van amfetamine, het verrichten van voorbereidingshandelingen, en het aanwezig hebben van amfetamineolie. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit door een illegale aansluiting aan te leggen, wat leidde tot een gevaarlijke situatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook verantwoordelijk was voor het lozen van drugsafval, wat in strijd is met de Wet milieubeheer en de Wet bodembescherming. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een maatregel tot kostenverhaal van 26.232,20 euro. De verdachte is vrijgesproken van het wegmaken van een stoffelijk overschot, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de risico's voor de volksgezondheid en het milieu zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18 .212265.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [plaatsnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 3 en 4 juni 2025 en 4 juli 2025 (sluiting onderzoek).
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M. Kappeyne van de Coppello.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 25 juli 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
een grote hoeveelheid amfetaminepasta en/of amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere medeverdachten en/of (tot op heden) onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 25 juli 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, een grote hoeveelheid amfetaminepasta en/of amfetamineolie, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij/tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 25 juli 2022 te
[plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
  • een (deel van het) zijn terrein en/of een loods (de productieruimte en/of een zeecontainer (de destillatieruimte) te laten huren en/of ter beschikking te stellen en/of
  • aanpassingen aan de elektriciteitsvoorziening in en/of bij de loods te (laten) maken en/of toe te staan en/of
  • materialen voor de productielocatie aan te leveren en/of
  • drugsafval te dumpen en/of af te voeren en/of
  • het van levensmiddelen voorzien van de koks van het productielab;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van amfetaminepasta en/of amfetamineolie, in elke geval van een materiaal zijnde amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
  • (een) (grote) hoeveelhei(i)d(en) chemicaliën, onder andere BMK-glycidaat, BMK (Benzylmethylketon), formamide, mierenzuur en fosforzuur, zijnde (telkens) een stof geschikt/benodigd voor de omzetting in benzyhnethylketon (BMK) en/of (vervolgens) de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine, in elk geval van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
  • een reactieketel en/of (destillatie)ketels en/of gasflessen en/of andere voor een synthethisch drugslab benodigde goederen;
3.
hij op of omstreeks 21 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 125 liter amfetamineolie, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2022 tot en met 21 augustus 2022 te [plaatsnaam] , gemeente [naam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, het lijk van [slachtoffer] heeft begraven, verbrand, vernietigd, verborgen, weggevoerd en/of weggemaakt, met het oogmerk om het feit en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen;
5.
hij, een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 t/m 21 augustus 2022, op het perceel [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, (telkens) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
6.
hij, op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 t/m 21 augustus 2022, op het perceel [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , althans in Nederland, opzettelijk (een gedeelte van) het elektriciteitswerk van perceel [ [adres] ] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of een stoornis in de gang of de werking van een zodanig werk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van een zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld terwijl daarvan gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
  • een of meer zegels van de huisaansluitkast verbroken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening en/of (vervolgens)
  • een (illegale) elektriciteitsaansluiting aangebracht (die (buiten de meter om) een/of meer deel/delen van de woning en/of het perceel en/of het bijbehorende terrein op nummer [nummer] (inclusief het daarop aanwezige drugslab) van elektriciteit voorzag en/of (vervolgens)
  • (door voornoemde handelingen) meerdere onderdelen onder stroom/elektriciteit zijn/is komen te staan); 7.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 21 augustus
2022 (op het perceel [adres] ) te [plaatsnaam] , gemeente [naam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, al dan niet opzettelijk, op en/of in de bodem een of meer handelingen heeft verricht, te weten het (al dan niet in verpakkingsmateriaal) op de bodem laten van staan en/of aanwezig hebben en/of (al dan niet vermengd met water en/of schoonmaakmiddelen) in de bodem laten lopen van een of meerdere chemicaliën ten behoeve van de productie van methamfetamine en/of amfetamine, waardoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, terwijl hij en/of verdachtes mededader(s) wist/wisten, althans redelijkerwijs had/hadden kunnen vermoeden, dat door die handelingen de bodem
kon worden verontreinigd en/of aangetast, en niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem/hun konden worden gevergd teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed deze en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken;
8.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2022 tot en met 21 augustus 2022 (op het perceel [adres] ) te [plaatsnaam] , gemeente [naam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen, te weten amfetamine en/of amfetamine gerelateerde stoffen, althans een of meer stoffen afkomstig van de vervaardiging van (grondstoffen voor de productie van)
amfetamine, althans (gevaarlijke) afvalstoffen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden op/nabij het perceel [adres] ;
9.
hij op of omstreeks 25 mei 2022 te [plaatsnaam] en/of [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en) dan wel alleen, al dan niet opzettelijk,
zich van (gevaarlijke) afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), toen
- mierenzuur en/of formamide en/of N-formylamfetamine, althans afval afkomstig van de vervaardiging van (grondstoffen voor de productie van) amfetamine, althans (gevaarlijke) afvalstoffen, althans sterke zure vloeibare afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van (grondstoffen voor de productie van) amfetamine, althans (een) (gevaarlijke) afvalstof(fen), gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht van en/of nabij een bosperceel en/of de [plaatsnaam] te [plaatsnaam]
en/of
- amfetamine en/of formamide en/of N-formylamfetamine en/of fosforzuur, althans afval afkomstig van de vervaardiging van (grondstoffen voor de productie van) amfetamine, althans (gevaarlijke) afvalstoffen, althans sterke zure vloeibare afvalstoffen, althans afval afkomstig van de vervaardiging van (grondstoffen voor de productie van) amfetamine, althans (een) (gevaarlijke) afvalstof(fen), gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht van en/of nabij een bosperceel en/of de [adres] ;
10.
hij een of meermalen in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 t/m 21 augustus 2022, te [plaatsnaam] , gemeente [naam] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal (van) een bedrag van 37.373,75, althans (grote) hoeveelheid geld, althans een of meer voorwerpen
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of
  • heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft
omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
(eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie daartoe in het bijzonder aangevoerd dat hij uitgaat van het scenario dat [slachtoffer] ten gevolge van zijn werkzaamheden in het drugslab op het terrein van verdachte is komen te overlijden en dat zijn lichaam vervolgens door verdachte en één of meer anderen in één van de op het terrein aanwezige smeerputten is gelegd, nu er in het dossier kort gezegd geen aanknopingspunten aanwezig zijn op grond waarvan in redelijkheid ruimte is voor het bestaan van een ander reëel scenario.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 10 ten laste is gelegd. De onder 5 ten laste gelegde diefstal van elektriciteit kan wel wettig en overtuigend worden bewezen, nu verdachte dit heeft bekend. Het onder 6 ten laste gelegde kan ook wettig en overtuigend worden bewezen, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat daarvan levensgevaar voor een ander te duchten was omdat dit levensgevaar niet voorzienbaar is geweest (gelet op het feit dat er zich doorgaans geen personen in de nabijheid van het betreffende elektriciteitsnetwerk bevonden).
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman in het bijzonder aangevoerd dat verdachte helemaal niet wist dat er een drugslab gevestigd was op zijn terrein, zodat hij geen opzet heeft gehad op de productie van amfetamine en daar ook op geen enkele wijze een bijdrage aan heeft geleverd. Verdachte heeft, zoals hij zelf heeft verklaard, enkel en alleen in goed vertrouwen de op zijn perceel aanwezige schuur en zeecontainer verhuurd aan een onbekende tegen een geldelijke vergoeding. Een dergelijke handeling is bovendien niet van dien aard dat verdachte daardoor kan worden aangemerkt als medepleger dan wel medeplichtige. Ten aanzien van de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] over verdachte, heeft de raadsman betoogd dat deze verklaring onbetrouwbaar is, nu [medeverdachte] zeer warrig en tegenstrijdig heeft verklaard en vooral alles lijkt te bevestigen wat hem door verbalisanten wordt voorgehouden. Bovendien bevindt er zich geen steunbewijs voor deze belastende verklaringen in het dossier.
Het voorgaande maakt dat de raadsman eveneens van oordeel is dat verdachte wegens het ontbreken van wetenschap en daarmee tevens beschikkingsmacht dient te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 7 en 8 ten laste gelegde heeft de raadsman er nogmaals op gewezen dat verdachte zelf alles heeft ontkend. Voor de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij samen met verdachte drugsafval zou hebben geloosd in één van de op het terrein aanwezige smeerputten, ontbreekt wederom ieder (steun-)bewijs. Nu verdachte geen betrokkenheid heeft gehad bij het productieproces kan evenmin wettig en overtuigend bewezen worden dat hij een op hem rustende zorgplicht ter zake mogelijke bodemverontreiniging op zijn perceel niet zou hebben nageleefd.
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig
heeft gemaakt aan de dumpingen van drugsafval in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . De belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] is onbetrouwbaar en daarnaast zegt het feit dat uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat er die dag met zijn telefoon zendmasten in de buurt van de dumpplaatsen zijn aangestraald helemaal niets. Verdachte heeft hier een verklaring voor gegeven, te weten dat hij die dag inderdaad in [plaatsnaam] is geweest omdat hij met zijn vrouw een bezoek heeft gebracht aan de aldaar gevestigde [bedrijf] .
Tot slot dient verdachte ook te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 10 ten laste is gelegd.
Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 25 mei 2022 werd omstreeks 14:07 uur melding gemaakt van een afvaldumping aan de [adres] . Diezelfde dag, omstreeks 14:32 uur, werd er wederom melding gemaakt van een afvaldumping. Dit keer ging het om de [adres]2.
Door de ter plaatse gekomen verbalisant werden de in [plaatsnaam]3 en in [plaatsnaam] aangetroffen jerrycans veiliggesteld en onderzocht. Zo werd van één van de in [plaatsnaam] aangetroffen jerrycans het handvat bemonsterd (SIN AAMD7985NL). Vervolgens werden alle jerrycans overgebracht naar de gemeentewerf van de gemeente [naam] om daar onderzocht te worden door de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) 4.
Een expert van de LFO deed onderzoek. In [plaatsnaam] waren 32 blauwe jerrycans gevonden, waarvan 12 jerrycans voorzien waren van een etiket met daarop “Oxomethanol 85%” en 20 van een etiket met daarop “Amide C1”. Zowel uit een willekeurige jerrycan met het etiket “Oxomethanol 85%” als uit een willekeurige jerrycan met het etiket “Amide C1” werd een monster genomen (voorzien van respectievelijk SIN AAOX4012NL en SIN AAOX4013NL).
Op basis van onderzoek heeft het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: het NFI) vervolgens geconcludeerd dat SIN AAOX4012NL mierenzuur bevat en dat SIN AAOX4013NL formamide bevat, waarbij het NFI het volgende heeft aangegeven:
“Formamide en mierenzuur kennen diverse toepassingen in de chemische industrie. In relatie tot drugs worden formamide en mierenzuur gebruikt bij de vervaardiging van amfetamine uit BMK (benzylmethylketon) met de Leuckartmethode”5
.
In [plaatsnaam] zijn 16 blauwe jerrycans gevonden, waarvan 10 jerrycans voorzien waren van een etiket met daarop “Amide C1” en 6 jerrycans van een etiket met daarop “Orthophosphoric acid 85%”. Zowel uit een willekeurige jerrycan met het etiket “Amide C1” als uit een willekeurige jerrycan met het etiket “'Orthophosphoric acid 85%” werd een monster genomen (voorzien van respectievelijk SIN AAOX4014NL en SIN AAOX4015NL).
Op basis van onderzoek heeft het NFI vervolgens geconcludeerd dat SIN AAOX4014NL formamide bevat en dat SIN AAOX4015NL amfetamine, N-formylamfetamine en gerelateerde syntheseverontreinigingen bevat,
waarbij het NFI het volgende heeft aangegeven:
“In relatie tot drugs is formamide een grondstof en N-formylamfetamine het tussenproduct van de vervaardiging van amfetamine met de Leuckartmethode”6
.
Via het “Snelle ID-lijn-traject” is SIN AAMD7985NL (zoals reeds vermeld een genomen monster van het handvat van één van de in [plaatsnaam] aangetroffen jerrycans) eenmalig vergeleken met de in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen DNA-profielen van personen. Hierbij is een overeenkomst gevonden met het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] (bewijskracht meer dan 1 miljard)7.
Uit de gevorderde historische verkeersgegevens van de telefoonnummers in gebruik bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is onder meer gebleken dat het telefoonnummer van verdachte op 25 mei 2022 ongeveer een uur voordat de dumping in [plaatsnaam] is gemeld meermalen een zendmast heeft aangestraald in de nabijheid van de dumpplek in [plaatsnaam] (om 12:54 uur en om 13:12 uur). Met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte] werd op voormelde datum meermaals een zendmast aangestraald in [plaatsnaam] , nabij de dumpplek in [plaatsnaam] (dit was twee keer om 13:30 uur en daarna om 13:31 en 13:33 uur) en in [plaatsnaam] zelf (om 13:52 uur). Voorts blijkt uit de gevorderde financiële gegevens van verdachte dat hij die dag om 13:03 uur heeft gepind bij een [bedrijf] in [plaatsnaam]8.
Op 17 juli 2022 werd door de politie een voertuig onderworpen aan een politiecontrole. In dit voertuig bevonden zich drie mannen, te weten [naam] , [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] . Deze controle vond plaats op [bedrijf] , ter hoogte van [plaatsnaam] , gelegen aan de [nummer] tussen [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . In de auto werden door de politieagenten onder andere de volgende goederen aangetroffen:
  • meerdere pakjes met slangverbindingen en slangklemmen;
  • setjes met werkhandschoenen;
  • PH-meters;
  • verschillende soorten lepels;
  • gasmaskers en filters voor gasmaskers.
Voorts werden er levensmiddelen aangetroffen in de auto zoals een pak instant koffie en vier pakjes instant noodles.
Op een in de auto aanwezige mobiele telefoon werden door de politieagenten meerdere fotos aangetroffen van drugs en daarnaast bevond zich op deze telefoon een video waarin een instructie werd gegeven over het mengen van diverse vloeistoffen9.
Uit het op een later moment veiliggestelde Whatsappverkeer tussen [slachtoffer] en zijn ex-partner [naam] blijkt dat [slachtoffer] die 17e juli 2022 aan [naam] heeft laten weten dat hij onderweg is om te gaan werken, maar dat hij nadat hij is “aangehouden” op de weg is omgekeerd. Uit voornoemd Whatsappverkeer blijkt voorts dat [slachtoffer] op 18 juli 2022 aan [naam] heeft laten weten dat hij opnieuw vertrokken is om te gaan werken op (zo is uit een later appje gebleken) het adres [adres] te [plaatsnaam] . Uit de daaropvolgende Whatsappberichten die door [slachtoffer] verzonden zijn aan [naam] in de periode van 18 tot en met 23 juli 2022 blijkt onder meer dat hij daar aan het werk is voor een geplande duur van één week, dat hij daar “450k” mee kan verdienen, dat hij in een container verblijft, dat er met chemicaliën gewerkt wordt, dat hij aan het “koken” is en voorts dat hij daar met in ieder geval één
andere persoon aanwezig is (die hij alles nog moet leren). Tevens blijkt uit de door [slachtoffer] aan [naam] verzonden Whatsappberichten in die periode dat hij aan het werk was in zeer warme omstandigheden, dat er regelmatig dingen fout gingen en dat hij helemaal onder de brandwonden zat. Ook zou er een tweede persoon gewond zijn geraakt. Op 23 juli 2022 heeft [slachtoffer] een Whatsappbericht verzonden aan [naam] waarin hij haar vertelde dat hij bijna klaar was en waarin hij haar vroeg om hem op te komen halen op het adres [adres] te [plaatsnaam]10.
In de avond van 23 juli 2022, omstreeks 20:24 uur, is medeverdachte [medeverdachte] door politieambtenaren aangetroffen in een veld tussen de [adres] en de [adres] te [plaatsnaam] . [medeverdachte] had een ontbloot bovenlijf en droeg alleen een korte broek en sokken. Hij kwam verward over en geconstateerd werd dat hij meerdere wondjes op zijn armen en benen had11.
Op 24 juli 2022 zijn door [slachtoffer] de laatste Whatsappberichten aan [naam] gestuurd waarin hij herhaaldelijk aan heeft gegeven zich heel erg slecht te voelen en maar te blijven kotsen. Op 25 juli 2022 om 00:22:02 uur heeft [slachtoffer] voor de laatste keer een Whatsappbericht gelezen dat [naam] hem heeft gestuurd12.
Na een instap op 21 augustus 2022 op het perceel van verdachte ( [adres] en 20 te [plaatsnaam] ) werd hier na nader onderzoek op 22 augustus en in de dagen die daarop volgden door de LFO in een schuur en een zeecontainer een productieplaats aangetroffen, bestemd en gebruikt voor de grootschalige vervaardiging van BMK, alsmede voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK, middels de Leuckart-loog methode. De schuur was ingericht als productieruimte waar zich in het midden een reactieketel met een inhoudsmaat van ongeveer 1854 liter bevond. De zeecontainer was ingericht als destillatieruimte en hierin bevond zich een destillatieketel van 321 liter met daarin nog 90 liter van een bruine olieachtige vloeistof13.
Door de LFO is een inventarisatielijst opgemaakt van alle in en rondom voornoemd drugslab aangetroffen goederen. Van (een deel) van deze goederen zijn monsters genomen en deze zijn ingestuurd naar het NFI voor nader onderzoek14.
Dit onderzoek van het NFI wees uit dat de 90 liter bruine olieachtige vloeistof, voornoemd, amfetamineolie betrof. Ook de zich in een blauw schroefdekselvat (aangetroffen nabij de vijver in de tuin) bevindende 35 liter bruine olieachtige vloeistof bleek amfetamine te bevatten. De zich in een aan de openbare weg, tegenover de woning, aangetroffen (deels ingegraven) IBC bevindende restanten van een licht zure olie met de geur van BMK bleek lage concentraties amfetamine en BMK in (verdund) fosforzuur te bevatten.
Voorts wees onderzoek van het NFI uit dat de bemonsterde goederen van de inventarisatielijst (zoals op het terrein aangetroffen jerrycans, IBCs, scheitrechters en emmers) grond- en hulpstoffen bevatten die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckart-loog methode15.
Op de plaatsen waar voornoemde goederen zoals vermeld op de inventarisatielijst stonden opgeslagen, waren geen bodembeschermende voorzieningen getroffen zoals bijvoorbeeld lekbakken en/of vloeistofdichte vloeren. Alle vloeistoffen waren op klinkers dan wel op tegels opgeslagen. Op vrijwel al deze locaties waren verkleuringen, morsingen en/of lekkages waarneembaar16. Uit de definitieve rapportage van het op het perceel [adres] verrichte bodemonderzoek is gebleken dat op meerdere deellocaties de bodem en/of het grondwater verontreinigd is geraakt. Zo is uit het bodemonderzoek rondom de plaats waar de schuur en de zeecontainer zich bevonden onder meer gebleken dat er zich in de aldaar geplaatste peilbuizen licht verhoogde concentraties ammonium bevonden en hetzelfde geldt voor de bodem aan de overkant waar de weg, alwaar een deels ingegraven IBC stond17.
In één van de twee smeerputten op het perceel werd door de LFO een stoffelijk overschot aangetroffen18. Onderzoek wees uit dat dit het stoffelijk overschot van [slachtoffer] betrof. De tijdens het forensisch pathologisch onderzoek van dit stoffelijk overschot geconstateerde gevorderde postmortale veranderingen zijn volgens de forensisch patholoog passend bij een overlijdensduur van circa één tot enkele weken. Het veiliggestelde leverweefsel van [slachtoffer] is door het NFI onderzocht en in de hieromtrent door haar opgemaakte rapportage heeft het NFI aangegeven dat er vanuit dit onderzoek aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van amfetamine en methylamfetamine in het leverweefsel van [slachtoffer]19.
In de andere smeerput werden 25 jerrycans aangetroffen die gevuld waren met een basische vloeistof, die te relateren was aan de vervaardiging en/of bewerking van synthetische drugs. De Thermo First Defender (een identificatieapparaat ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aanwezige stof) gaf aan dat deze vloeistof amfetamine bevatte. In deze smeerput zelf bevond zich een soortgelijke basische (PH14) vloeistof20.
Op de aangetroffen productielocatie is overig sporenonderzoek gedaan, waarbij meerdere sporen zijn veiliggesteld en bemonsterd. Uit vergelijkend DNA-onderzoek door een deskundige van NFI is gebleken dat:
  • het bemonsterde spoor, aangetroffen op drempel van de dubbele deur van de zeecontainer waarin zich de destillatieruimte bevond, een DNA-profiel bevat dat matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] . Het NFI geeft aan dat de frequentie van het DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard voor niet verwante personen (bewijskracht meer dan één miljard);
  • het bemonsterde spoor, aangetroffen op een colablikje dat zich in de achterste ruimte van de zeecontainer met daarin het destillatielab bevond, een DNA-mengprofiel bevat waarvan is geconcludeerd dat dit DNA-mengprofiel het beste wordt verklaard wanneer de bemonstering DNA bevat van [slachtoffer] en verdachte (bewijskracht meer dan één miljard)21.
Door een getuige werd op 11 februari 2023 in een groenstrook, direct grenzend aan het perceel [adres] te [plaatsnaam] , een mobiele telefoon aangetroffen. Onderzoek aan de zich in deze telefoon bevindende simkaart wees onder meer uit dat:
  • de simkaart op 14 juli 2022 was geactiveerd;
  • het abonnement op 23 november 2023
inactiviteit van de aansluiting gedurende 120 opeenvolgende dagen.
Op de telefoon werd voorts een foto aangetroffen die op 22 juli 2022 gemaakt was, op welke een persoon te zien is en tevens een deel van een zeecontainer met daarop een sticker met de letters ISS in spiegelbeeld, in de buurt van een groenstrook en met planken op het dak van de container. De zeecontainer komt overeen met de zeecontainer op het [adres] te [plaatsnaam] , zijnde de zeecontainer waarin zich de destillatieruimte van het drugslab bevond. De op de foto afgebeelde persoon vertoont volgens de politie gelijkenissen met [medeverdachte]22.
Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van [bedrijf] . en de installaties in de meterkast van het pand op het perceel [adres] heeft een fraude-inspecteur van [bedrijf] vastgesteld dat er een illegale elektriciteitskabel buiten de hoofdbeveiliging in de aansluitkast van [bedrijf] om was aangesloten, ten behoeve waarvan het noodzakelijk is geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen. Hiervoor heeft [bedrijf] geen toestemming verleend en heeft zij daarop aangifte gedaan van de diefstal van elektriciteit23.
Tevens was voornoemde illegaal aangelegde elektriciteitsvoorziening volgens de fraude-inspecteur van [bedrijf] gevaarzettend, in die zin dat hiervan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. Zo bestond er volgens [bedrijf] een ernstig gevaar voor brand door overbelasting/kortsluiting (van één van de wandcontactdozen was een contactpunt bijvoorbeeld volledig uitgebrand) en voorts werden er in de meterkast onder spanning staande onderdelen aangetroffen die, wegens de illegale aansluiting, niet langer afgeschermd waren en die bij het aanraken hiervan door personen kunnen leiden tot elektrocutie van deze personen24.
Verdachte, zijnde de bewoner en eigenaar van voornoemd perceel, is op 21 augustus 2022 aangehouden25. Ook zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte] , is op die dag aangehouden26.
Medeverdachte [medeverdachte] is op 9 september 2022 aangehouden27.
Uit financieel onderzoek is gebleken dat verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte] , per maand de beschikking hebben over de volgende legale inkomsten:
- AOW 851,52
  • Pensioenfonds 190,99
  • Huur werkplaats 100,00
  • Zorgtoeslag
1.354,51
Voorts is gebleken dat er op de op naam van de echtgenote, medeverdachte [medeverdachte] , staande bankrekeningen meermalen grote cashbedragen zijn gestort in de periode van januari 2021 tot halverwege 2022. Dit gaat om de volgende stortingen:
  • twee contante stortingen op bankrekeningnummer [nummer] , ter hoogte van respectievelijk 15.925,00 en 14.495,00;
  • twee contante stortingen op bankrekeningnummer [nummer] , ter hoogte van respectievelijk 2.205,00 en 800,00.
De bankrekening met het nummer eindigend op [nummer] wordt alleen door verdachte gebruikt; de bankrekening met het nummer eindigend op [nummer] betreft een gezamenlijke rekening, die door verdachte en zijn echtgenote, medeverdachte [medeverdachte] , wordt gebruikt28.
Daarnaast is er in de op het terrein van verdachte aangetroffen camper een contant geldbedrag van 6.050,00 aangetroffen, evenals een hoeveelheid kassabonnen betreffende contante betalingen in 2022 van in totaal een bedrag van 2.898,7529.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft in zijn verhoren bij de politie verklaard dat verdachte wist dat er zich een synthetisch drugslab op zijn terrein bevond en zelfs dat hij de schuur die daarvoor gebruikt werd speciaal met dat doel heeft opgebouwd. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte daarbij heeft geholpen en dat hij regelmatig hand- en spandiensten voor verdachte verrichte, mede ten behoeve van het drugslab30. Zo heeft hij verklaard dat hij op 25 mei 2022 samen met verdachte jerrycans met drugsafval, afkomstig van het toen al op het terrein gevestigde drugslab, heeft gedumpt in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] . Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij op enig moment het putdeksel van één van de op het terrein aanwezige smeerputten heeft verwijderd, waarna verdachte drugsafval afkomstig uit
een IBC in deze smeerput heeft geloosd. Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat hij op enig moment samen met verdachte goederen ten behoeve van dat drugslab heeft opgehaald ergens in het land en voorts dat zij ook weleens samen spullen hebben weggebracht31.
Verdachte heeft in zijn verhoren verklaard dat hij de op zijn perceel aanwezige schuur zelf gebouwd heeft32 en dat hij de elektriciteitsvoorziening op zijn perceel illegaal, buiten de meter om, heeft aangelegd, mede omdat hij krachtstroom nodig had33.

Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank overweegt allereerst dat zij op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen acht dat er zich op het perceel van verdachte, te weten de [adres] te [plaatsnaam] , een synthetisch drugslab bevond en voorts dat er in dit drugslab ook daadwerkelijk amfetamine is geproduceerd door meerdere mensen. Zo volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen dat in ieder geval [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] daar als “koks” amfetamine hebben geproduceerd.
Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het amfetaminelab overweegt de rechtbank dat voor een bewezenverklaring van medeplegen noodzakelijk is dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, houdt de rechtbank rekening met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank overweegt allereerst dat medeverdachte [medeverdachte] een belastende verklaring heeft afgelegd jegens verdachte. De rechtbank ziet in het pleidooi van de raadsman en in het dossier geen aanknopingspunten op basis waarvan de verklaring van [medeverdachte] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte] zowel belastend heeft verklaard over de rol van verdachte als over zijn eigen aandeel in het geheel. Alhoewel zijn verklaringen op sommige onderdelen onduidelijk zijn, blijken deze inhoudelijk in grote lijnen wel steeds juist te zijn en op meerdere punten bevestiging te vinden in de andere gebezigde bewijsmiddelen. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] dan ook betrouwbaar en derhalve bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die verdachte blijkens de verklaring van [medeverdachte] heeft verricht, zonder meer zijn te kwalificeren als medeplegen, nu uit die verklaring volgt dat verdachte betrokken is geweest bij zowel de voorbereiding, uitvoering en afhandeling van het productieproces en dat hij daarmee aan dit proces een onmisbare bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij de schuur (waarin zich een deel van het drugslab bevond) heeft gebouwd en voorts dat hij verantwoordelijk is voor de aanleg van de illegale krachtstroomvoorziening op zijn terrein. De verklaring van verdachte dat hij de krachtstroom op zijn perceel (illegaal) heeft aangelegd omdat hij dit nodig had voor zijn eigen hobbymatige activiteiten, is, mede gelet op het voorgaande, volstrekt ongeloofwaardig.
Al met al acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine zoals ten onder 1 primair ten laste gelegd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Bij de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen zoals onder 2 ten laste is gelegd, gaat de rechtbank uit van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor weergegeven. Uit het rapport van de LFO blijkt dat de goederen en hoeveelheden zoals genoemd in de tenlastelegging in en rondom het drugslab zijn aangetroffen. Deze goederen waren onmiskenbaar bestemd voor de productie van amfetamine. Gelet op de rol die verdachte daarbij heeft gehad als medepleger staat vast dat verdachte de goederen die hier stonden opgeslagen voorhanden heeft gehad, zodat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van verweten voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Gelet op het voorgaande is de rechtbank eveneens van oordeel dat verdachte (en zijn medeverdachten) wetenschap had(den) van en beschikkingsmacht had(den) over de in het drugslab aangetroffen 125 liter amfetamine(-olie) en acht zij ook het onder 3 ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde:
Anders dan de officier van justitie, en met de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat er zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde te komen.
Er zijn aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] , met name ook omdat verdachte uitlatingen heeft gedaan die erop wijzen dat hij weet wat er is gebeurd, maar er is geen (wettig) bewijs waaruit volgt dat verdachte betrokken is geweest bij het wegmaken van het stoffelijk overschot. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier ook de mogelijkheid open laat voor alternatieve scenarios aangaande de wijze waarop het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in de smeerput op het perceel van verdachte terecht is gekomen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit en de rechtbank acht dit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij daarbij uit zal gaan van de periode van juni 2022 tot en met 21 augustus 2022. Het medeplegen zal zij niet bewezen verklaren, nu verdachte heeft verklaard dat hij dit alleen heeft gedaan en nu er zich ook overigens geen bewijs in het dossier bevindt dat anderen hier bij betrokken waren.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
Een elektrische installatie dient te voldoen aan minimumvoorschriften om de algemene veiligheid te waarborgen. De fraudespecialist van [bedrijf] heeft geconstateerd dat de elektrische installatie op het perceel van verdachte door diens handelwijze omtrent de elektra niet aan deze minimale eisen voldeed en dat ten gevolge daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was. Nu verdachte, zoals hiervoor overwogen, voor de aansluiting verantwoordelijk kan worden gehouden, acht de rechtbank ook dit onder 6 ten laste gelegde feit bewezen. Het verweer dat dit te duchten levensgevaar niet voorzienbaar is geweest, verwerpt de rechtbank. Immers, het argument dat er bijna nooit iemand bij verdachte op het terrein kwam en dat er daardoor niemand gevaar liep, kan reeds worden weerlegd doordat zijn eigen echtgenote samen met verdachte in hun gezamenlijke woning op dit perceel woonde.
Ingeval er wel sprake was geweest van kortsluiting die tot brand had geleid, had zij hier zeker slachtoffer van kunnen worden. Bovendien is het allerminst uitgesloten dat zij, als bewoonster van voornoemde woning, op enig moment in aanraking was gekomen met onder spanning staande onderdelen van deze
elektriciteitsinstallatie, simpelweg omdat zij hier de vrije toegang toe had.
Ten aanzien van het onder 7 en 8 ten laste gelegde:
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er op het perceel [adres] te [plaatsnaam] een groot aantal jerrycans met daarin een vloeistof bevattende amfetamine is gestort in één van de op het terrein aanwezige smeerputten en ook dat er in die smeerput zelf een olieachtige basische vloeistof aanwezig was. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft geholpen bij het lozen van die vloeistof in de smeerput door het deksel van de put te verwijderen, waarna verdachte vervolgens de desbetreffende vloeistof vanuit IBCs in de smeerput heeft laten lopen. De rechtbank acht deze verklaring van medeverdachte [medeverdachte] zoals reeds eerder vermeld betrouwbaar, nu hij, na zijn aanhouding, vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven en zij ook overigens geen reden heeft om aan deze verklaring(en) te twijfelen. Voorts stelt de rechtbank vast dat de in de inventarisatielijst vermelde goederen, met daarin grond- en hulpstoffen die kunnen worden gebruikt voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckart-loog methode, zonder bodembeschermende maatregelen en dus onbeschermd verspreid stonden over het terrein. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiervan op de hoogte was, nu hij immers ook als medepleger betrokken was bij de productie van amfetamine en derhalve wist dat al deze goederen op deze manier op het terrein stonden opgeslagen. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan het medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2 lid 1 van de Wet milieubeheer en voorts heeft hij, doordat hij op geen enkele wijze voorzorgsmaatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem en zijn mededader(s) konden worden gevergd teneinde nadelige gevolgen voor het milieu en bodemverontreiniging of -aantasting te voorkomen, beperken en/of ongedaan te maken, de zorgplicht uit artikel 13 Wet bodembescherming geschonden.
Ten aanzien van het onder 9 ten laste gelegde:
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] , schuldig heeft gemaakt aan de dumpingen van drugsafval in [plaatsnaam] en [plaatsnaam] op 25 mei 2022.
De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat medeverdachte [medeverdachte] heeft bekend dat hij deze dumpingen samen met verdachte heeft gedaan. Anders dan de raadsman acht de rechtbank deze verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar. [medeverdachte] heeft hierover op onderdelen weliswaar niet altijd eenduidig verklaard, maar grote delen van zijn verklaring vinden naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun in de andere gebezigde bewijsmiddelen. Zo geldt dat er op één van de in [plaatsnaam] gedumpte jerrycans een spoor is aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [medeverdachte] (waarbij door het NFI is aangegeven dat de bewijskracht meer dan één miljard is) en uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte] blijkt dat zijn telefoon op 25 mei 2022 rond het tijdstip dat de dumping in [plaatsnaam] bij de politie werd gemeld, zendmasten in de buurt van deze dumpplaats heeft aangestraald. Dit ondersteunt zijn bekennende verklaring.
Nu de dumping van drugsafval in [plaatsnaam] nagenoeg tegelijkertijd plaatsvond met de dumping in [plaatsnaam] , medeverdachte [medeverdachte] omtrent deze dumping ook een bekennende verklaring heeft afgelegd, zijn telefoon blijkens de historische verkeersgegevens ook in die buurt zendmasten heeft aangestraald rondom het moment van de dumping en nu daar bovendien soortgelijke jerrycans met soortgelijk drugsafval zijn aangetroffen als op de dumpplaats in [plaatsnaam] , acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van deze dumping eveneens betrouwbaar.
De rechtbank ziet niet in waarom medeverdachte [medeverdachte] een bekennende verklaring af zou leggen om vervolgens in strijd met de waarheid daaraan toe te voegen dat verdachte hier ook bij betrokken is geweest. Daar komt bij dat uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van verdachte ook blijkt dat deze rond de tijdstippen van de dumpingen zendmasten in de buurt van de dumpplaatsen heeft aangestraald en voorts dat verdachte een pinbetaling heeft verricht bij een [bedrijf] in [plaatsnaam] op de datum en rondom het tijdstip dat de dumpingen plaats hebben gevonden. Dat verdachte daar op dat moment met zijn echtgenote was omdat zij een bezoek brachten aan De [bedrijf] acht de rechtbank in het licht van het voorgaande onaannemelijk.
Dat de gedumpte jerrycans blijkens onderzoek van het NFI drugsafval bevatten passend bij de vervaardiging van amfetamine middels de Leuckartmethode (zoals plaatsvond op het terrein van verdachte en ten aanzien waarvan de rechtbank verdachte ziet als medepleger), sterkt de rechtbank nog meer in haar overtuiging.
Ten aanzien van het onder 10 ten laste gelegde:
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de productie van amfetamine en dat hij contante geldbedragen voorhanden heeft gehad die niet zonder meer uit zijn legale inkomsten kunnen worden verklaard. De rechtbank acht daarom het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is, wat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring die de verdachte daarover heeft gegeven niet als zo'n verklaring kan worden aangemerkt. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij deze inkomsten uit handel op onder andere Markplaats heeft verkregen en voorts dat het contante geld in de camper aan zijn schoonmoeder toebehoorde dan wel dat door hem telkens 50,00 apart was gelegd na een contante verkoop. Verder wil verdachte zich hier niet over uitlaten.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Dit geldt temeer nu uit het dossier al was gebleken dat geen sprake was van noemenswaardige handel door verdachte via onder andere [naam] .
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp (het geldbedrag) onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 10 ten laste gelegde (gewoonte)witwassen, met dien verstande dat zij verdachte van het medeplegen hiervan vrijspreekt.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij, in de periode van 1 april 2022 tot en met 25 juli 2022, te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
heeft vervaardigd en bereid en bewerkt en verwerkt, een grote hoeveelheid amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij, op 21 augustus 2022, te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
  • het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van amfetaminepasta en/of amfetamineolie, in elk geval van een materiaal zijnde amfetamine, in elk geval een middel als bedoeld in de
bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
  • voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten:
  • een grote hoeveelheid chemicaliën, onder andere BMK-glycidaat, BMK (Benzylmethylketon), formamide, mierenzuur en fosforzuur, zijnde telkens een stof geschikt/benodigd voor de omzetting in benzyhnethylketon (BMK) en/of (vervolgens) de bereiding en/of bewerking en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine,
  • een reactieketel en (destillatie)ketels en gasflessen en andere voor een synthethisch drugslab benodigde goederen;
hij, op 21 augustus 2022, te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 125 liter amfetamineolie, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.
hij, in de periode van 1 juni 2022 tot en met 21 augustus 2022, op het perceel [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , een hoeveelheid elektriciteit die aan [bedrijf] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
6.
hij, in de periode van 1 juni 2022 tot en met 21 augustus 2022, op het perceel [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , opzettelijk het elektriciteitswerk heeft beschadigd en een ten opzichte van een zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel heeft verijdeld terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was, immers heeft verdachte:
  • een of meer zegels van de huisaansluitkast verbroken ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening en
  • een illegale elektriciteitsaansluiting aangebracht die buiten de meter om woning en het perceel en het bijbehorende terrein op nummer [nummer] (inclusief het daarop aanwezige drugslab) van elektriciteit voorzag en waardoor vervolgens
  • door voornoemde handelingen meerdere onderdelen onder stroom zijn komen te staan;
7.
hij, in de periode van 1 april 2022 tot en met 21 augustus 2022, op het [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, opzettelijk, op en/of in de bodem handelingen heeft verricht, te weten het (al dan niet in verpakkingsmateriaal) op de bodem laten staan
en/of aanwezig hebben en/of (al dan niet vermengd met water en/of schoonmaakmiddelen) in de bodem laten lopen van een of meerdere chemicaliën ten behoeve van de productie van methamfetamine en/of amfetamine, waardoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, terwijl hij en verdachtes mededaders wisten, dat door die handelingen de bodem
kon worden verontreinigd en/of aangetast, en niet alle maatregelen hebben genomen die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen dan wel, terwijl die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed deze en de directe gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken;
8.
hij, in de periode van 1 april 2022 tot en met 21 augustus 2022, op het [adres] te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk, zich van afvalstoffen, te weten amfetamine en/of amfetamine gerelateerde stoffen, althans stoffen afkomstig
van de vervaardiging van amfetamine, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen op/nabij het perceel [adres] ;
9.
hij, op 25 mei 2022 te [plaatsnaam] en [plaatsnaam] , gemeente [naam] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, immers hebben verdachte en zijn mededader toen
  • mierenzuur en formamide gestort nabij een bosperceel bij de [plaatsnaam] te [plaatsnaam] , en
  • amfetamine en formamide en N-formylamfetamine gestort nabij een bosperceel bij de [adres] ;
10.
hij, in de periode van 1 januari 2021 tot en met 21 augustus 2022, te [plaatsnaam] , gemeente [naam] , een bedrag van 37.373,75, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen,
en
- ervan gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
6.
opzettelijk een elektriciteitswerk beschadigen en een ten opzichte van een elektriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel verijdelen terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
7.
medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan;
8.
medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2 lid 1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
9.
medeplegen van een overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2 lid 1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
10.
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren (met aftrek van voorarrest) en tot het betalen van een geldboete ter hoogte van 24.726,00 (bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 158 dagen hechtenis). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel kostenverhaal ex artikel 13d van de Opiumwet wordt opgelegd voor een bedrag van
104.928,78.
De officier van justitie heeft daarnaast opheffing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit om verdachte, bij enige bewezenverklaring, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het reeds door hem ondergane voorarrest en om hem daarnaast een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. Hij heeft de rechtbank verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Ten aanzien van de gevorderde maatregel kostenverhaal heeft de raadsman betoogd dat deze bij toewijzing gematigd dient te worden, gelet op het feit dat er in het geval van een bewezenverklaring geldt dat er naast verdachte nog meer mensen bij het drugslab betrokken waren. Bovendien wordt verdachte buiten het strafvorderlijk kader om ook al financieel getroffen, omdat de bodem van het perceel op zijn kosten gesaneerd zal moeten worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de omtrent hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een negental strafbare feiten die allemaal verband houden met het op zijn perceel aangetroffen synthetische drugslab. Zo heeft hij zich aldaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van de productie van amfetamine,
aan het medeplegen van het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe en aan het aanwezig hebben van amfetamine-olie.
Amfetamine is een harddrug die zeer verslavend en schadelijk is voor de volksgezondheid. De (chemische processen bij de) productie van synthetische drugs en de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie brengen bovendien grote veiligheidsrisicos met zich zoals brandgevaar, ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Deze gevaren doen zich niet alleen voor ten aanzien van de producenten van de drugs, maar ook ten aanzien van de mensen die in de omgeving van het drugslaboratorium wonen. In dit geval heeft één van deze gevaren zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt, in die zin dat één van de medeverdachten op enig moment in verwarde toestand en met brandwonden is aangetroffen nabij het drugslab en voorts dat één van de andere productiemedewerkers ter plaatse zelfs is overleden, waarbij het sterke vermoeden bestaat dat het letsel en het overlijden telkens
het gevolg is geweest aan het zich blootstellen aan de stoffen die met de productie van amfetamine vrij komen.
Daar komt nog bij dat de productie van harddrugs vaak ook gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, zoals het witwassen van grote sommen geld en het illegaal lozen van chemisch afval, waarvan in deze zaak eveneens is gebleken. Zo heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen en voorts aan het medeplegen van het overtreden van zowel artikel 10.2 van de Wet milieubeheer als artikel 13 van de Wet bodembescherming, door drugsafval te storten en lozen op zijn eigen terrein en op andere daarvoor specifiek uitgekozen dumpplaatsen en door op zijn eigen terrein bovendien op geen enkele wijze voorzorgsmaatregelen te nemen teneinde nadelige gevolgen voor het milieu en bodemverontreiniging of -aantasting ten gevolge van het aldaar gevestigde drugslab te voorkomen, beperken en/of ongedaan te maken. Verdachte lijkt zich om deze (mogelijke) negatieve gevolgen geenszins te hebben bekommerd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van elektriciteit op voornoemd perceel door een illegale elektriciteitsaansluiting aan te leggen (buiten de meter om), ten gevolge waarvan verdachte ook nog eens een zeer gevaarlijke situatie heeft gecreëerd waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was.
Door de wijze waarop verdachte deze illegale elektriciteitsaansluiting had aangelegd waren er onderdelen onder spanning komen te staan in de meterkast en doordat deze niet langer afgeschermd waren, was er een groot gevaar voor kortsluiting/brand en elektrocutie.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan en overweegt dat voornoemde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel dan ook zonder meer rechtvaardigen, temeer nu verdachte tot op de dag van vandaag blijft ontkennen iets met de productie van synthetische drugs te maken te hebben en daarmee geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Enkel en alleen de diefstal van elektriciteit heeft verdachte duidelijk en ondubbelzinnig bekend.
Ter beantwoording van de vraag op welke wijze de onderhavige zaak precies moet worden afgedaan, houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van verdachte.
In dat kader heeft de rechtbank kennis genomen van alle omtrent verdachte opgemaakte rapportages en dan in het bijzonder van de meest recente door Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsrapportage d.d. 22 mei 2025, waarin de reclassering aangeeft dat het voor haar lastig is verbanden te leggen tussen de persoon van verdachte, de verdenkingen en eventuele criminogene factoren omdat hij alles heeft ontkend. De reclassering geeft aan zich zorgen te maken over deze proceshouding van verdachte en voorts maakt zij zich zorgen over zijn sociale netwerk, zijn psychosociaal functioneren en zijn slechte gezondheid. Ook maakt verdachte op de reclassering een depressieve indruk, maar dat hij hiervoor inmiddels zelf hulp heeft ingeschakeld vindt zij positief. Op de overige leefgebieden worden weinig grote problemen gesignaleerd. De reclassering adviseert de rechtbank om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risicos te beperken en/of zijn gedrag te veranderen. Een contra-indicatie voor de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte is volgens de reclassering het contact dat hij in een vrijwillig kader heeft met een hulpverleningsorganisatie en voorts de mate waarin zijn vrouw afhankelijk van hem is, gelet op haar emotionele en fysieke beperkingen.
Alhoewel de rechtbank begrip heeft voor het advies van de reclassering en de door haar geuite zorgen omtrent de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte, ziet zij gelet op de
hoeveelheid gepleegde strafbare feiten en de ernst hiervan geen ruimte voor de oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte.
De rechtbank overweegt voorts dat er in de onderhavige zaak sprake is van een lange termijn tussen de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld en de dag waarop uiteindelijk vonnis wordt gewezen, maar zij overweegt dat de reden hiervoor vooral gelegen is in het feit dat er in april 2024 (één dag voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling) nieuwe informatie bekend werd die nader onderzoek vereiste en derhalve tot aanhouding van de inhoudelijke behandeling van de zaak heeft geleid. Verdachte speelde een rol in die nieuwe aan het licht gekomen informatie en heeft hiervan nimmer melding gemaakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat er geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn waaraan enig rechtsgevolg verbonden dient te worden.
Alles afwegende veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het voorwaardelijke deel dient ertoe om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank wijkt hiermee af van de eis van de officier van justitie, met name omdat zij het ten laste gelegde wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] niet bewezen acht en nu zij gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel is dat met voornoemde straf, in dit geval, voldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen verklaarde strafbare feiten.
De rechtbank ziet daarnaast anders dan de officier van justitie geen aanleiding om verdachte ook nog een geldboete op te leggen.
De rechtbank zal in lijn met de standpunten van de officier van justitie en de raadsman het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Maatregel kostenverhaal
De maatregel in artikel 13d van de Opiumwet maakt het mogelijk dat de kosten die ten laste van de Staat komen in verband met de vernietiging van voorwerpen die ernstig gevaar opleveren voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid, worden verhaald op degene die wordt veroordeeld ter zake van een in artikel 13d, lid 1, Opiumwet genoemd strafbaar feit dat in verband staat met het voorwerp.
De rechtbank stelt vast dat aan voornoemde vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. In en rondom het drugslab waren namelijk stoffen aanwezig die een ernstig gevaar opleverden voor de leefomgeving of voor de volksgezondheid en daarnaast heeft de Staat kosten gemaakt voor vernietiging daarvan.
Bij de stukken bevindt zich een factuur van [bedrijf] met een kostenoverzicht van het ontmantelen van het drugslab, inclusief de afvoer van chemicaliën en restafval en het vernietigen van hardware. In totaal gaat het om een bedrag van 104.928,78. De rechtbank is van oordeel dat de kosten voldoende zijn onderbouwd en zijn aan te merken als kosten in de zin van artikel 13d van de Opiumwet. Uit het dossier blijkt tevens
dat de factuur door de Staat is betaald.
Gelet op het voornoemde zal de rechtbank aan verdachte de maatregel kostenverhaal opleggen. Daarbij ziet de rechtbank aanleiding er rekening mee te houden dat er ook medeverdachten betrokken waren bij het drugslab, evenals mogelijk één of meer tot op heden onbekend gebleven personen, waarbij de rechtbank uit zal gaan van minimaal drie andere betrokkenen.
Derhalve legt de rechtbank aan verdachte de verplichting op om een vierde van het gevorderde bedrag, zijnde een bedrag van 26.232,20, te betalen aan de Staat ter vergoeding van de kosten als bedoeld in artikel 13d van de Opiumwet. Indien dit bedrag niet wordt voldaan, kunnen 365 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Dat verdachte ook financieel moet bijdragen aan de kosten van bodemsanering langs gemeentelijke weg maakt het voorgaande oordeel niet anders.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[naam] , tot een bedrag van 5.214,30 ter zake van materiële schade en 15.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam] , tot een bedrag van 20.000,00 ter vergoeding van affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen Geurts en Harris niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat voornoemde vorderingen niet voor toewijzen in aanmerking komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op:
  • de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57, 161bis, 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht
  • de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet;
  • de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • artikel 13 van de Wet Bodembescherming;
  • artikel 10.2 van de Wet Milieubeheer.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Legt op als maatregel de verplichting tot vergoeding van het bedrag van 26.232,20 (zegge: zesentwintigduizend tweehonderdtweeëndertig euro en twintig eurocent) aan de Staat. Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 365 dagen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Verklaart de vordering van [naam] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [naam] haar eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Verklaart de vordering van [naam] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat benadeelde partij [naam] haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2025.
Mr. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit paginas van de inhoud van het 17-delige
zaaksdossier met nummer NN2R022094, rechercheonderzoek "NN2R022094/SUMAC” d.d. 24 april 2023, bestaande uit diverse schriftelijke stukken en processen-verbaal. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2023, p. 68 e.v. (deel 11)
3 Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) d.d. 14 juni 2022, p. 44 e.v. (deel 11)
4 Proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) d.d. 14 juni 2022, p. 8 e.v. (deel 11)
5 Proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) d.d. 8 augustus 2022, p. 52 e.v. (deel 11)
6 Proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) d.d. 8 augustus 2022, p. 27 e.v. (deel 11)
7 NFI-rapport d.d. 25 augustus 2022, p. 20 e.v. (deel 11)
8 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2023, p. 68 e.v. (deel 11)
9 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 augustus 2022, p. 57 e.v. (deel 6)
10 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2022, p. 382 e.v. (deel 7)
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2022, p. 77 e.v. (deel 6)
12 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 september 2022, p. 382 e.v. (deel 7)
13 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2022, p. 94 e.v. (deel 6)
14 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2022, p. 94 e.v. (deel 6)
15 NFI-rapport d.d. 3 november 2022, als los document opgenomen bij voornoemd dossier
16 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2022, p. 90 e.v. (deel 6)
17 Proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) d.d. 21 maart 2023, p. 3 e.v. (deel 10)
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2022, p. 94 e.v. (deel 6)
19 Forensisch dossier (deel 17), bijlage G2 (inclusief bijlagen), p. 182 e.v.
20 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2022, p. 94 e.v. (deel 6)
21 Forensisch dossier (deel 17), bijlage G7, p. 210 e.v.
22 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 augustus 2023, p. 7 e.v. van één van de aanvullende processen-
verbaal (als los document opgenomen bij het hoofddossier)
23 Proces-verbaal van aangifte door [bedrijf] d.d. 15 september 2022, p. 7 e.v. (deel 9)
24 Rapportage gevaarzetting [bedrijf] d.d. 22 augustus 2022, p. 24 e.v. (deel 9)
25 Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 21 augustus 2022, p. 24 e.v. (deel 1)
26 Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 21 augustus 2022, p. 16 e.v. (deel 2)
27 Proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 9 september 2022, p. 17 e.v. (deel 3)
28 Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 27 februari 2023, p. 29 e.v. (deel 12)
29 Financieel dossier, p. 8 e.v. (deel 12)
30 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 9 september 2022, p. 29 e.v. (deel 3)
31 Processen-verbaal van verhoor medeverdachte verdachte [medeverdachte] d.d. 10 september 2022 en 23
september 2022, p. 79 e.v. en p. 104 e.v. (deel 3)
32 Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 13 januari 2023, p. 241 e.v. (deel 1)
33 Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 3 juni 2025