ECLI:NL:RBNNE:2025:2785

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
18.369816.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en openlijke geweldpleging met gevangenisstraf als gevolg

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, afpersing en openlijke geweldpleging. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van drie jaren met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident op 11 november 2024, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer, [slachtoffer 1], heeft beroofd van zijn vrijheid en gedwongen tot afgifte van zijn telefoon en kleding door middel van geweld en bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het slachtoffer werd meegenomen naar een bos, waar hij werd mishandeld en gedwongen zijn kleding uit te trekken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk geweld hebben gebruikt en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen hen. De rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig en de verdediging van de verdachte niet overtuigend. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.369816.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.217876.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 januari 2025 en 19 juni 2025.
Verdachte is op de terechtzitting van 19 juni 2025 verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is deze ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.R. Posthuma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging en na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 18.369816.24 dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd
gehouden, door die [slachtoffer 1]
  • een auto in te trekken en/of te dwingen middels bedreiging met een (vuur)wapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • in een auto een tas over zijn hoofd te trekken en/of die [slachtoffer 1] te dwingen een tas over zijn eigen hoofd te trekken en/of
  • in een auto te vervoeren en die [slachtoffer 1] daarmee te beletten te gaan waarheen hij wilde gaan;
2.
hij op of omstreeks 11 november 2024 te [plaats] , althans in Nederland, op de openbare weg [adres] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, kleding, een pinpas, een ID-kaart en/of een OV-kaart, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan en/of te
schoppen en/of te dreigen die [slachtoffer 1] dood te schieten en/of (met) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • tegen de zij van die [slachtoffer 1] te drukken,
  • op die [slachtoffer 1] te richten,
  • tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
  • tegen de nek van die [slachtoffer 1] te drukken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2024 te [plaats] , althans in Nederland, openlijk, te weten, aan de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan en/of te schoppen en/of de kleding van die [slachtoffer 1] uit te trekken en/of (met) een vuurwapen,
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • op die [slachtoffer 1] te richten,
  • tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
  • tegen de nek van die [slachtoffer 1] te drukken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te duwen en/of te slaan en/of te schoppen en/of de kleding van die [slachtoffer 1] uit te trekken en/of (met) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • op die [slachtoffer 1] te richten,
  • tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
  • tegen de nek van die [slachtoffer 1] te drukken
en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2024 te [plaats] , gemeente Leeuwarden openlijk, te weten, de [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten: [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , door:
  • die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht te stompen/slaan, en/of
  • die [slachtoffer 3] te duwen en/of (met kracht) uit een auto te trekken, althans (met kracht) bij zijn bovenlichaam vast te pakken en/of meermalen, althans eenmaal, in/tegen zijn gezicht te stompen/slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2024 te [plaats] , gemeente Leeuwarden [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht te stompen/slaan, en/of
  • die [slachtoffer 3] te duwen en/of (met kracht) uit een auto te trekken, althans (met kracht) bij zijn bovenlichaam vast te pakken en/of meermalen, althans eenmaal, in/tegen zijn gezicht te stompen/slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18.369816.24 voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 voor het primair ten laste gelegde veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18.369816.24 onder 2. primair ten laste gelegde
Uit de aangifte en de overige bewijsmiddelen volgt dat aangever in de auto, die door verdachte werd bestuurd, onder bedreiging van een vuurwapen zijn telefoon moest afgeven en dat er in [plaats] geweld tegen aangever is gepleegd en dat hij is bedreigd met een vuurwapen waardoor hij werd gedwongen tot afgifte van zijn kleding. Verdachte heeft een aandeel gehad in het toegepaste geweld en de bedreiging met geweld.
Het begrip bevoordeling moet ruim worden uitgelegd. Het betreft elke verbetering van positie, mits het economische waarde heeft. Zo kan het ook gaan om het verkrijgen van controle, het voorkomen van reputatieschade of het vernietigen van ongewenst bewijsmateriaal. De telefoon moest worden afgegeven, zodat een voor verdachte belastend filmpje kon worden verwijderd en de telefoon op vliegtuigstand kon worden gezet of uitgezet, zodat locatiegegevens niet teruggevonden konden worden tijdens of na de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit leverde de verdachten een direct strategisch voordeel op, namelijk het uitschakelen van mogelijk bewijsmateriaal of reputatieschade. Door het afnemen van de kleding met inhoud en het vervolgens te dumpen is aangever wederrechtelijk nadeel toegebracht. De verdachten ontnamen hem opzettelijk de beschikking over zijn eigendommen. Daar komt bij dat het afpakken van de eigendommen integraal onderdeel uitmaakte van het gewelds- en intimidatieoffensief van de verdachten, dat ten doel had aangever onder controle te krijgen, te straffen en te vernederen. Daarnaast kan, gelet op de uiterlijke verschijningsvormen, niet anders worden geconcludeerd dan de verdachten het oogmerk hadden op het verkrijgen van de telefoon en de kleding. Ze wilden hier als heer en meester over beschikken. Er is dan ook sprake van een delictsoogmerk. Het onder 2. primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is in beide strafzaken geen uitdrukkelijk bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank in de zaak met parketnummer 18.369816.24
Overwegingen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen
Aangever heeft op 11 november 2024 met de politie gesproken en een verklaring afgelegd over hetgeen hem even daarvoor was overkomen. De volgende dag heeft hij aangifte gedaan. Zijn aangifte komt nagenoeg overeen met zijn verklaring van de avond ervoor maar zijn aangifte is uitgebreider en gedetailleerder. In zijn aangifte verklaart hij dat er vier personen bij betrokken zijn geweest. Hij benoemt deze personen als [verdachte] , de lange, een persoon waarvan hij later heeft vernomen dat hij [naam] wordt genoemd en het broertje van [verdachte] , genaamd [medeverdachte 3] . In zijn aangifte geeft aangever duidelijk aan wat hij heeft gezien en waargenomen. Waar hij heeft gezien dat een bepaalde
persoon een handeling heeft verricht of iets heeft gezegd dan verklaart hij hierover. Waar hij niet weet wie een bepaalde handeling heeft verricht geeft hij dit ook aan.
De rechtbank stelt vast dat aangever authentiek en consistent heeft verklaard.
Daartegenover staan de verklaringen van de verdachten. Uit het dossier blijkt dat zij de avond voordat zij verklaringen bij de politie zouden afleggen samen zijn gekomen en met elkaar hebben gesproken en dat er afspraken zijn gemaakt over wat en hoe ze zouden verklaren. Zo zouden ze verklaren dat [medeverdachte 3] er niet bij betrokken was, er geen sprake was van een ontvoering, er geen vuurwapen is gebruikt, er geen zak over het hoofd is gedaan en dat het in de auto is geëscaleerd tussen verdachte en aangever waarna een vechtpartij is ontstaan. De anderen zouden tussenbeide zijn gekomen en hem hebben geholpen, maar er is niet tegen het hoofd geschopt. Tijdens hun tweede verhoor zijn de verdachten bij deze verklaringen gebleven. Voorafgaand aan hun derde verhoor is op een telefoon van één van de verdachten een geluidsfragment van voornoemd gesprek aangetroffen. Nadat de verdachten hiermee zijn geconfronteerd hebben ze opnieuw verklaard.
Opvallend aan deze verklaringen is dat de aspecten die ze eerder van belang vonden om te ontkennen, nu vaak door de medeverdachten worden toegegeven. Ook lijkt het erop dat de broers zo gunstig mogelijk voor elkaar proberen te verklaren. Hierdoor zijn de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten op veel punten strijdig.
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd zal de rechtbank de verklaring van aangever volgen, met uitzondering van de omstandigheid dat er een vuurwapen is gebruikt. Door de verdachten is verklaard dat er een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt dat later ook bij de politie is ingeleverd. Dit betrof een veerdrukwapen. Aangever is er weliswaar van overtuigd dat er een vuurwapen is gebruikt en dat hij in de auto ook kogels heeft horen vallen maar hij heeft dit niet kunnen zien. De rechtbank zal in deze de verklaringen van de verdachten volgen en er van uitgaan dat het wapen dat bij de politie is ingeleverd het wapen is dat is gebruikt. Het betrof derhalve een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen1 die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Betrokken personen en aanduiding
Aangever [slachtoffer 1]2, wordt door de verdachten aangeduid met zijn voornaam [slachtoffer 1] . De rechtbank zal hem hierna aanduiden met aangever.
Verdachte [verdachte] , wordt door aangever en medeverdachten [verdachte] genoemd. Omdat in deze zaak een medeverdachte betrokken is met dezelfde initialen zal de rechtbank de verdachten hierna aanduiden met de voornamen. Verdachte zal als [verdachte] worden aangeduid.
Medeverdachte [medeverdachte 1] . Aangever verklaart over een persoon die hij aanduidt met de lange. Hij geeft ook een beschrijving van deze persoon en deze persoon heeft het voertuig, waarin hij zat bestuurd.3 [medeverdachte 1] herkent zichzelf in deze beschrijving en heeft ook verklaard dat hij het voertuig heeft bestuurd.4 Deze medeverdachte zal daarom hierna als [medeverdachte 1] worden
aangeduid.
Medeverdachte [medeverdachte 2] . Hij heeft verklaard dat zijn roepnaam [naam] is.5 Aangever kent één van de personen van [adres] . Hij heeft later van een bekende vernomen dat deze persoon [naam] heet.6 Deze medeverdachte zal daarom hierna als [naam] worden aangeduid.
Medeverdachte [medeverdachte 3] . Aangever heeft verklaard dat het broertje van [verdachte] er ook bij was. Hij herkent deze persoon aan zijn houding, stem en postuur. Wanneer hem een foto van [medeverdachte 3] wordt getoond verklaart hij dat hij deze persoon bedoelt met het broertje van [verdachte] .7 Deze medeverdachte zal daarom hierna als [medeverdachte 3] worden aangeduid.
Feiten en omstandigheden
Op 11 november 2024 hebben [verdachte] en aangever afgesproken. Aangever heeft zijn adres gegeven en ze hebben op de [adres] afgesproken. Aangever stond op straat met [verdachte] te praten.8 Aangever zag dat op de [adres] twee autos stonden geparkeerd. De voorste was een kleine zwarte Volkswagen en de tweede auto een grote Mercedes. Aangever zag dat [medeverdachte 1] uit een auto stapte en bij hen in de buurt kwam staan. Op een gegeven moment zei [verdachte] tegen [medeverdachte 1] : “We nemen hem mee”. Aangever wilde dit niet en werkte tegen, maar toen werd hij bij zijn arm vastgepakt door [medeverdachte 1] .9 [medeverdachte 1] heeft toen een pistool uit zijn broekzak gepakt en dit aan aangever getoond. [medeverdachte 1] hield het wapen in zijn rechterhand en hield aangever met zijn linkerhand bij de rechterarm vast. Hij drukte het wapen tegen de rechterzij van aangever. Aangever moest naar de Volkswagen lopen. Hij had het gevoel dat hij geen keuze had. Tijdens het lopen was het wapen niet meer strak in zijn zij, maar was wel op hem gericht. [medeverdachte 1] zei dat als aangever weg zou rennen hij hem zou doodschieten. Bij de auto liet [medeverdachte 1] aangever los. [medeverdachte 1] gaf het wapen aan [verdachte] . [naam] deed het rechter achterportier voor aangever open en nadat aangever was ingestapt liet [naam] de deur hard dicht klappen.10 [naam] is daarna bij [medeverdachte 3] in de Mercedes gestapt.11 De Volkswagen, waarin aangever zat, is vervolgens weggereden. [medeverdachte 1] bestuurde de auto.12 [verdachte] zat naast aangever in de auto en had het wapen bij zich.13 Ze zijn weggereden uit [plaats] in de richting van [naam vereniging] . Aangever had wel door dat er een auto achter hen reed en hij hoorde dat ze in de auto telkens met elkaar aan het bellen waren.14
Tijdens de rit vroeg [medeverdachte 1] aan [verdachte] of ze naar de office gingen maar [verdachte] zei dat dit niet handig was en dat ze naar de bossen gingen. [verdachte] heeft [medeverdachte 1] uitgelegd waar het was. Ter hoogte van [naam vereniging] gaf [medeverdachte 1] aan dat aangever een zak over zijn hoofd moest hebben. [verdachte] kwam toen met een tas. Die moest aangever over zijn hoofd doen. Aangever wilde dat niet, maar toen duwde [verdachte] het wapen in zijn linkerzij. Daarna heeft aangever de tas over zijn hoofd gedaan. Hierdoor zag hij niets meer. Vervolgens wilde [verdachte] de telefoon van aangever hebben. Aangever wilde die niet geven, maar [verdachte] drukte het wapen harder in zijn linkerzij. Aangever heeft toen zijn telefoon aan [verdachte] gegeven.15 [verdachte] heeft toen de telefoon uitgezet, zodat aangever zijn live locatie niet meer aanstond.16 De locatie eindigde op de [adres] .
In de bossen bij [plaats] stopte de auto. Aangever mocht de tas van zijn hoofd halen en moest daarna gelijk uitstappen. Aangever moest met [medeverdachte 1] en [verdachte] naar een T-splitsing lopen. Daar moest hij van [medeverdachte 1] wachten. [medeverdachte 1] liep naar de Mercedes. Uit de Mercedes stapten [naam] en [medeverdachte 3] . Aangever stond op dat moment nog met [verdachte] op de T- splitsing en daar kwam de rest ook naartoe. Aangever moest toen samen met de anderen verder het bos in lopen. [verdachte] liep met het wapen op hem gericht achter hem. Op een gegeven moment begon [naam] aangever met zijn vuist te slaan. Daarna moest aangever een stukje doorlopen en toen werd hij opnieuw geslagen door [naam] . Aangever viel toen op de grond en zat op handen en knieën. Hij werd
toen getrapt in zijn linker zij. Toen kwam hij helemaal op de grond te liggen. Hij is vervolgens meerdere keren geslagen en getrapt. Aangever voelde dat ze tegen zijn hoofd en de rest van zijn lichaam trapten. Hij heeft gezien dat [verdachte] hem heeft geschopt. Ook heeft hij gezien dat [verdachte] hem met het wapen tegen zijn hoofd heeft geslagen en het wapen in zijn nek heeft gelegd. Hij drukte de voorkant van het wapen tegen aangever zijn nek. Aangever heeft ook gezien dat [medeverdachte 1] hem heel vaak heeft geslagen en getrapt. Aangever heeft gezien dat [naam] hem tegen het hoofd heeft getrapt.
Aangever heeft ook gezien dat [medeverdachte 3] hem tegen zijn lichaam heeft getrapt, terwijl hij op de grond lag.
Op een gegeven moment zei [naam] dat aangever zijn kleding moest uit trekken. Aangever wilde dat niet. Toen zei [medeverdachte 1] ook dat aangever zijn kleding uit moest trekken. Omdat aangever dat niet wilde werd hij, terwijl hij op de grond lag, aan zijn jas vastgepakt. Iemand duwde het wapen in zijn nek en iemand zei dat hij zijn kleding uit moest doen, omdat ze hem anders dood zouden schieten. Aangever heeft toen zijn jas uitgedaan. Vervolgens werd door [medeverdachte 3] gezegd dat aangever ook zijn broek uit moest doen. Daarna zei [naam] dat aangever zijn broek uit moest doen. Aangever wilde dat niet en heeft zijn broek tot onder zijn heup getrokken. Vervolgens werd hij over zijn gehele lichaam getrapt. [medeverdachte 3] heeft toen zijn broek en schoenen uitgetrokken. Aangever lag nog steeds op de grond en hij werd vervolgens opnieuw getrapt en geslagen op zijn lichaam. Toen riep iemand dat aangever zijn korte broek uit moest doen. Aangever heeft deze toen ook over zijn heupen getrokken. [medeverdachte 1] heeft toen zijn korte broek uitgetrokken. Aangever lag daarna in zijn onderbroek en T-shirt op de grond.
Hij werd tegen zijn lichaam geslagen en getrapt. Vervolgens kwam er een auto aan en gingen ze er vandoor. . Ze namen aangever zijn broek en jas mee. In de jas zaten de pinpas, ID-kaart en OV-kaart van aangever. [verdachte] had nog steeds de telefoon van aangever.17 [medeverdachte 1] heeft vervolgens in de auto het wapen teruggekregen van [verdachte] .18 [verdachte] wilde dat aangever zijn kleding uittrok, omdat hij wilde hij hem wilde vernederen. Hij moest hetzelfde voelen wat hij eerder had gevoeld.19
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Door verdachte wordt het onder 1. ten laste gelegde bekend. Daarnaast volgt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen dat verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen, zodat de rechtbank het medeplegen bewezen acht.
Ten aanzien van het onder 2. primair ten laste gelegde
Onder 2. primair ten laste gelegde wordt verdachte, kort gezegd, verweten dat hij samen met anderen door middel van afpersing aangever wederrechtelijk tot afgifte van zijn telefoon en kleding en de zich daarin bevinden goederen heeft gedwongen.
De telefoon
Verdachte heeft in de auto door bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangever tot afgifte van zijn telefoon gedwongen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte hierover afspraken had gemaakt met medeverdachten of dat medeverdachten een significante bijdrage aan dit feit hebben geleverd. Verdachte zal daarom voor wat betreft deze gedraging van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
De kleding
De rechtbank overweegt ten aanzien van de kleding en de zich daarin bevindende goederen het volgende. Voor een bewezenverklaring van afpersing dient te worden vastgesteld of met het oogmerk om zich of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of met bedreiging met geweld een ander is gedwongen tot afgifte van de goederen. Hiervoor is anders dan bij artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht niet van belang dat verdachte het oogmerk had om zich het goed wederrechtelijk toe te eigenen. Vast moet komen te staan of verdachte aangever heeft gedwongen tot afgifte van één of meer goederen en dat hij daarbij het oogmerk had om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Of iets bevoordeling is, zal in het algemeen daarvan afhangen of verdachte zich er mee in een betere conditie brengt, respectievelijk zich voorstelt te brengen. Elke verbetering van positie valt hieronder, mits het voordeel economische waarde heeft.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat door de verdachten geweld tegen aangever is gebruikt en dat hij met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is bedreigd, zodat hij in het bos zijn kleding met de zich daarin bevindende goederen zou afstaan. Verdachte heeft onder meer aangever met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp gedreigd en geslagen. De rechtbank is van oordeel dat daarom sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangever de goederen niet wilde afgeven en dat hij daartoe is gedwongen door de verdachten. Vaststaat dat deze goederen
-waaronder een dure jas, een pinpas, ID-kaart en OV-kaart- economische waarde hebben en dat verdachten door de verkrijging van deze goederen werden bevoordeeld. Weliswaar heeft verdachte verklaard dat hij aangever wilde vernederen door hem te ontkleden, maar om dit beoogde doel te bereiken was het noodzakelijk dat de kleding (met de daarin bevindende goederen) werd afgestaan. Dat het opzet van verdachte was gericht op het vernederen staat daarom, gelet op het noodzakelijkheidsbewustzijnscriterium, naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan bewezenverklaring van het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Bovendien zijn de goederen na de afgifte door de verdachten meegenomen en is het niet enkel gebleven bij het bij het ontkleden van aangever.
De rechtbank acht dan ook het onder 2. primair ten laste gelegde ten aanzien van de telefoon, kleding en de zich daarin bevindende goederen wettig en overtuigend bewezen.
Oordeel van de rechtbank in de zaak met parketnummer 18.217876.24
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft dit feit duidelijk en ondubbelzinnig bekend. Hij heeft verklaard dat hij beide aangevers heeft geslagen, terwijl een collega van hem ook geweld tegen deze personen gebruikte. De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 juli 2024, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 7 juli 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 7 juli 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 6 juli 2024, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd, inhoudend de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18.369816.24onder 1. en 2. primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18.369816.24 dat:
1. ​
hij op 11 november 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1]
  • een auto in te dwingen middels bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • in een auto die [slachtoffer 1] te dwingen een tas over zijn eigen hoofd te trekken en
  • in een auto te vervoeren en die [slachtoffer 1] daarmee te beletten te gaan waarheen hij wilde gaan;
2. primair
hij op 11 november 2024 te [plaats] , op de openbare weg, met het oogmerk om zich
wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon, die [slachtoffer 1] toebehoorde door die [slachtoffer 1]
te dreigen met op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • tegen de zij van die [slachtoffer 1] te drukken,
  • op die [slachtoffer 1] te richten
en
hij op 11 november 2024 te [plaats] , op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van kleding, een pinpas, een ID-kaart en een OV- kaart, die aan die [slachtoffer 1] toebehoorden door die [slachtoffer 1] en te slaan en te schoppen en te dreigen die [slachtoffer 1] dood te schieten en met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
  • op die [slachtoffer 1] te richten,
  • tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te slaan en
  • tegen de nek van die [slachtoffer 1] te drukken;
en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 dat:
primair
hij op 6 juli 2024 te [plaats] , gemeente Leeuwarden openlijk, te weten op de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten:
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , door:
  • die [slachtoffer 2] meermalen, tegen het gezicht te stompen en
  • die [slachtoffer 3] met kracht uit een auto te trekken en tegen zijn gezicht te stompen en te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18.369816.24:
1. ​
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en beroofd houden;
2. primair
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 dat:
primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18.369816.24 onder 1. en 2. primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest een proeftijd van twee jaren en de
bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit de gevangenisstraf voor het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18.369816.24 fors te matigen. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Verdachte is erg impulsief en heeft weinig controle. Hiervoor heeft hij hulp nodig. Deze hulp moet meer op de voorgrond staan dan de ernst van de feiten. Tevens dient rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, hij is vader van een zoon van zes maanden en heeft een eigen bedrijf waarvoor zijn aanwezigheid nodig is.
De raadsman heeft in de zaak met parketnummer 18.217876.24 gepleit voor het opleggen van een taakstraf van 60 uren, omdat aan de medeverdachte voor twee feiten door de politierechter het dubbele is opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de reclasseringsadviezen opgemaakt door Reclassering Nederland op 16 december 2024 en [instelling] op 19 februari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan ontvoering en afpersing. Het slachtoffer zou verdachte op enig moment hebben gefilmd, terwijl deze seks had. Verdachte had onenigheid met het slachtoffer over het feit of deze film was verwijderd of niet. Hij is vervolgens met de medeverdachten naar de woning van het slachtoffer gegaan. Toen het gesprek met het slachtoffer niet verliep zoals hij wilde heeft hij besloten het slachtoffer mee te nemen. Een van zijn medeverdachten had een op een vuurwapen gelijkend voorwerp meegenomen en hiermee hebben ze het slachtoffer bedreigd en gedwongen bij hen in de auto te stappen. Onderweg in de auto moest het slachtoffer een tas over zijn hoofd doen, zodat hij niet kon zien waar ze heen gingen. Ook moest hij onder bedreiging van het wapen zijn telefoon aan verdachte afstaan. Ze hebben het slachtoffer meegenomen naar het bos bij [plaats] . Daar hebben ze met zijn allen het slachtoffer gedwongen zich uit te kleden en zijn kleding af te staan. Toen hij dit niet wilde werd hij geschopt en geslagen. Ook heeft verdachte hem bedreigd met het op een vuurwapen gelijkend voorwerp en heeft hij hiermee het slachtoffer geslagen. Het slachtoffer lag op een gegeven moment op de grond in zijn onderbroek en een T-shirt toen een auto hen naderde. De verdachten zijn toen weggegaan en hebben hem aan zijn lot overgelaten. Het was die avond koud en nat. Het slachtoffer heeft een korte broek en zijn schoenen teruggevonden en is vervolgens verder het bos in gerend. Uiteindelijk heeft hij hulp gevraagd aan een echtpaar en die heeft hem thuis gebracht.
Het jonge slachtoffer van negentien jaar oud is aldus een aantal uren van zijn vrijheid beroofd geweest, is ernstig mishandeld, vernederd, geïntimideerd en heeft in doodsangst verkeerd. Het is onduidelijk wat de verdachten met hem hadden gedaan wanneer ze niet door een auto waren gestoord. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit grote gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad. Hij wordt s nachts geplaagd door flashbacks en beleeft dan opnieuw de angstige momenten. Het gevoel van machteloosheid en het overgeleverd zijn laat hem maar niet los.
Verdachte is degene geweest die steeds het initiatief nam en de leiding had. Hij heeft in een conflict zijn toevlucht genomen tot grove inbreuken op de geestelijke en lichamelijke integriteit van een ander. Hij heeft hierin anderen meegenomen. Dit is onacceptabel.
Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Tijdens zijn werk als koerier kreeg hij een verkeersconflict. Hij heeft vervolgens contact gemaakt met zijn collegas en de auto van het slachtoffer klemgereden. Toen zijn collegas kwamen heeft hij samen met een collega het slachtoffer mishandeld en ook de schoonzoon van het slachtoffer, die zijn schoonvader te hulp wilde schieten, werd door verdachte en zijn collega mishandeld. Er werd fors geweld tegen het gezicht van de slachtoffers gebruikt. Hierdoor liep de schoonzoon van het slachtoffer een gebroken neus op.
Ook deze slachtoffers hebben hiervan nadelige gevolgen ervaren. Naast het lichamelijk letsel zijn ze ook angstig en extra alert geworden op de openbare weg.
Verdachte is ook hier boos geworden en heeft vervolgens anderen hierin meegenomen. De rechtbank acht dit zeer kwalijk.
In beginsel past bij dergelijke strafbare feiten niets anders dan een langdurige gevangenisstraf.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met de omstandigheid dat verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte zit sinds 18 november 2024 in voorarrest. Dit is de eerste keer dat hij gedetineerd zit en de rechtbank begrijpt dat dit een grote impact op verdachte heeft.
Door de reclassering is een advies opgemaakt. Volgens de reclassering was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake van inadequate emotieregulatie bij verdachte. Er is in het verleden ADHD bij hem vastgesteld. Volgens de referenten zou van impulsief, druk en agressief gedrag doorgaans geen sprake meer zijn doordat hij ouder is geworden. Tijdens de strafbare feiten is er wel degelijk sprake geweest van emoties die hoog opliepen, waardoor verdachte het overzicht kwijtraakte. Hierbij was ook sprake van een berekende houding wat blijkt uit het meebrengen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Verdachte heeft samen met zijn familie een koeriersbedrijf. De detentie van verdachte zorgt voor financiële problemen binnen het bedrijf en voor verdachte zelf. Hij kan zijn hypotheek hierdoor niet betalen. De reclassering vindt het van belang dat er middels een ambulante behandeling wordt ingezet op het behandelen van verdachte en zijn emotieregulatie om het recidiverisico in te perken. De voortgang hiervan kan worden gemonitord door een meldplicht bij de reclassering. Daarnaast vindt de reclassering het van belang dat verdachte geen contact met het slachtoffer van de ontvoering heeft en niet meer in de straat van het slachtoffer mag komen.
De rechtbank acht het zeer zorgelijk dat wanneer verdachte boos wordt hij dit op zon gewelddadige manier afreageert waarin hij ook anderen meeneemt. De rechtbank is daarom met de reclassering van oordeel dat moet worden ingezet op behandeling van verdachte in verband met zijn emotieregulatie om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering wordt geadviseerd.
Door de raadsman is verzocht om voor het de openlijk in vereniging geweld plegen een taakstraf op te leggen. De rechtbank heeft geconstateerd dat de strafzaak op verzoek van de raadsman naar de meervoudige strafkamer is verwezen, zodat de zaken gezamenlijk konden worden afgedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu een afzonderlijke straf voor dit stafbare feit op te leggen en zal de zaken
gezamenlijk beoordelen en één straf opleggen.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden en zal deze straf opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

in de zaak met parketnummer 18.369816.24
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 530,-- ter vergoeding van materiële schade en 7.500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot de vordering, omdat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven verantwoordelijkheid te nemen met betrekking tot de schade. Verdachte heeft ter terechtzitting tevens aangegeven hem voor de schade van de materiële schade (de kleding) persoonlijk aansprakelijk te stellen en niet hoofdelijk.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18.369816.24 onder 1. en 2. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte of namens hem is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 november 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachten deze al hebben betaald, en andersom. De rechtbank ziet geen aanleiding om
verdachte als enige persoonlijk aansprakelijk te houden voor de materiële schade, zoals door de verdediging is voorgesteld.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
in de zaak met parketnummer 18.217876.24
De volgende personen hebben zich in deze strafzaak als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 500,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 41,98 ter vergoeding van materiële schade en
1.750,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vorderingen, vermeerderd met de wettelijke rente, gevorderd met oplegging van de schadevergoedingsmaatregelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen aangevoerd dat bij de beoordeling van de immateriële schade rekening moet worden gehouden met culpa in causa; verdachte is in eerste instantie onheus bejegend.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair bewezen verklaarde. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman dat sprake is van culpa in causa. Verdachte heeft immers de confrontatie zelf opnieuw opgezocht op een moment dat hij daaraan ook had kunnen onttrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte of namens verdachte is betwist, zal moeten worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 juli 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien
zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair bewezen verklaarde. De rechtbank gaat niet mee in het verweer van de raadsman dat sprake is van culpa in causa voor wat betreft de immateriële schade. Verdachte heeft immers de confrontatie zelf opnieuw opgezocht op een moment dat hij zich daaraan ook had kunnen onttrekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte of namens verdachte is betwist, zal moeten worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 juli 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 141, 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18.369816.24 onder 1. en 2. primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
zich uiterlijk vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, [adres] en dat hij zich vervolgens blijft melden op de afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich onder ambulante behandeling zal stellen van de Geestelijke Gezondheidszorg [instelling] , of een soortgelijke instelling, zulks op aanwijzing van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
op geen enkele wijze -direct of indirect contact heeft of zoekt met aangever [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005;
zich niet bevindt in de straat [adres] .
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de onder 1. en 2 opgelegde voorwaarden en
de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18.369816.24 onder 1. en 2. primair bewezenverklaarde:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 8.030,-- (zegge: achtduizend en dertig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 8.030,-- (zegge: achtduizend en dertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2024 tot de dag van algehele voldoening.
Dit bedrag bestaat uit 530,-- aan materiële schade en 7.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 75 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18.217876.24 primair bewezenverklaarde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe [slachtoffer 3] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 3] te betalen:
- het bedrag van 500,-- (zegge: vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat te betalen een bedrag van 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe [slachtoffer 2] toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1.791,98 (zegge: éénduizend zevenhonderd eenennegentig euro en achtennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.791.98 (zegge: : éénduizend zevenhonderd eenennegentig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 41,98 aan materiële schade en 1.750,--aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 27 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en
mr. O.F. Brouwer, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 03 juli 2025.
Mr. O.F. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces- verbaal met OPS-dossiernummer [nummer] en zaaksnummer [nummer] , gesloten op 27 januari 2025.
2 Proces-verbaal, pagina 269;
3 Proces-verbaal, paginas 272 en 274;
4 Proces-verbaal, paginas 119 en 137;
5 Proces-verbaal, pagina 168;
6 Proces-verbaal, pagina 275;
7 Proces-verbaal, paginas 273 en 276;
8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2025;
9 Proces-verbaal, paginas 269, 270 en 271;
10 Proces-verbaal, pagina 273 en 274;
11 Proces-verbaal, pagina 179;
12 Proces-verbaal, pagina 117;
13 Proces-verbaal, pagina 83;
14 Proces-verbaal, pagina 274 en 275;
15 Proces-verbaal, paginas 273, 275 t/m 277;
16 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2025;
17 Proces-verbaal, pagina 277 t/m 280;
18 Proces-verbaal, pagina 140 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2025;
19 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juni 2025.