ECLI:NL:RBNNE:2025:2807

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/18/245167 KG RK 25-180
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. S. Ketelaars-Mast

Op 2 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. S. Ketelaars-Mast. Het verzoek tot wraking was ingediend op 16 juni 2025, nadat eerder een verzoek op 21 mei 2025 ongegrond was verklaard. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was, onderbouwd met verschillende argumenten, waaronder het niet stellen van bepaalde vragen tijdens de zitting en het niet opnemen van foto’s in het dossier. Verzoekster voerde aan dat deze gang van zaken haar belangen onredelijk had geschaad, vooral gezien de verleende vergunning die haar woning onbewoonbaar had gemaakt.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat verzoekster niet voldoende feiten of omstandigheden had aangedragen die de schijn van partijdigheid konden onderbouwen. De wrakingskamer benadrukte dat het aan verzoekster was om bijzondere omstandigheden aan te tonen die een uitzondering op de veronderstelling van onpartijdigheid van de rechter rechtvaardigden. De wrakingskamer concludeerde dat de klachten van verzoekster niet voldoende waren om tot een ontvankelijkheid van het verzoek te komen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/245167 KG RK 25-180
Beslissing van 2 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. S. Ketelaars - Mast,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij beslissing van 23 mei 2025 heeft de wrakingskamer het verzoek van
verzoekster tot wraking van 21 mei 2025 van de rechter die belast is met de behandeling van de procedure bekend onder nummer LEE 25/1614 (de rechter) ongegrond verklaard.
1.2
Op 11 juni 2025 heeft de rechter de voorlopige voorziening welke bij de rechtbank
is ingeschreven met het zaaknummer LEE 25/1614 ter zitting behandeld.
1.3
Op 16 juni 2025 heeft verzoekster een nieuw verzoek tot wraking van de rechter ingediend.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van mr. S. Ketelaars-Mast.
2.2
Verzoekster heeft in haar schriftelijke verzoek aangegeven dat de rechter partijdig
is. Dit standpunt heeft verzoekster met meerdere argumenten onderbouwd. Zo heeft verzoekster – onder meer en samengevat – aangevoerd dat de rechter heeft nagelaten bepaalde vragen ter zitting te stellen en wilde zij geen foto’s innemen zodat deze aan het dossier toegevoegd konden worden. Hierbij heeft verzoekster erop gewezen dat door de verleende vergunning haar woning onbewoonbaar is. Door deze gang van zaken zijn de belangen van verzoekster onredelijk geschaad. Daarnaast heeft verzoekster in het wrakingsverzoek nog gronden aangevoerd die betrekking hebben op de welstandstoets, de sloopvergunning, het tegelijk met de uitspraak in de voorlopige voorziening uitspraak doen in de bodemzaak (het kortsluiten) en dat de rechter het ter zitting had over dakkapellen terwijl het om een moderne woningopbouw gaat.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd.

3.De beoordeling

3.1
Naar het oordeel van de wrakingskamer is sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk verzoek en daarom laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, tweede lid, sub b, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Hierna legt de wrakingskamer uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
3.2
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State van 11 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:480) heeft als maatstaf te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan verzoekster is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
3.3
Artikel 1, sub 4, van het Wrakingsprotocol van de Rechtbank Noord-Nederland bepaalt dat het wrakingsverzoek de feiten of omstandigheden vermeldt waardoor volgens verzoeker de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden; alle feiten en omstandigheden moeten tegelijk worden voorgedragen.
3.4
Naar het oordeel van de wrakingskamer omvat het wrakingsverzoek van verzoekster geen feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden, althans waarom de geobjectiveerde schijn daartoe zou zijn gewekt. Hiertoe overweegt de wrakingskamer dat in het wrakingsverzoek alleen klachten dan wel verzoeken staan van verzoekster, onder andere over welke vragen zij gesteld had willen hebben tijdens de zitting op 11 juni 2025. De wrakingskamer overweegt dat de rechter die de zaak behandelt de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de procedure en de zitting en de wijze van behandeling. In deze regierol heeft de rechter een aanzienlijke vrijheid. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing [1] . Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.5
Gelet op het bovenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart het verzoek van 16 juni 2025 van verzoekster niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de procedure met parketnummer LEE 25/1614 wordt
voortgezet in de stand waarin deze zich ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking bevond;
- beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan:
o verzoekster;
o de gewraakte rechter; en
o de betrokken partijen.
Deze beslissing is gegeven door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. L. Mulder, rechters in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.I. Havinga en in openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.
de griffier de voorzitter
(de griffier is verhinderd deze beslissing
mede te ondertekenen)
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:HR:2018:1413.