ECLI:NL:RBNNE:2025:2808

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
C/18/245490 KG RK 25-212
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking na einduitspraak - (kennelijk) niet ontvankelijk

Op 8 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich richtte tegen mr. F. van der Meulen, de rechter in een eerder kort geding. Het wrakingsverzoek werd ingediend na de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in een kort geding met zaaknummer C/17/200299 KG ZA 25-91. Verzoekster voerde aan dat de rechter geen uitspraak mocht doen, maar het verzoek werd door de rechter als te laat beschouwd, aangezien het was ingediend na de einduitspraak. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve redenen zijn voor vrees voor partijdigheid, en dat een wrakingsverzoek niet kan worden ingediend na een einduitspraak. Aangezien het verzoek te laat was ingediend, verklaarde de wrakingskamer verzoekster (kennelijk) niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD NEDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/245490 KG RK 25-212
Beslissing van 8 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
hierna: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. F. van der Meulen,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 2 juli 2025 van de behandeling van het kort geding met zaaknummer C/17/200299 KG ZA 25-91 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 1 juli 2025.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in het kort geding met zaaknummer C/18/200299 KG Z
a 25-91tussen eiser [eiser] en verzoekster (gedaagde).
2.2
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de behandeling van het kort geding ná de mondelinge behandeling en ná de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter een wrakingsverzoek ingediend. Als grond voor het wrakingsverzoek heeft verzoekster aangevoerd: “Ik sta hier als mens en hier wordt in het handelsrecht gehandeld, zie wetboek 3 artikel 33. Ik heb al gezegd dat de rechter hier geen uitspraak mag doen.”
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten, omdat het verzoek te laat (nadat zij haar beslissing mondeling had uitgesproken en terwijl zij zei dat hoger beroep ingesteld kon worden) is ingediend.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
3.2
Het verzoek tot wraking is gedaan nadat de rechter in kort geding mondeling uitspraak heeft gedaan en terwijl werd gezegd dat het instellen van hoger beroep mogelijk is. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nádat einduitspraak is gedaan. Een wrakingsverzoek kan worden ingediend als een partij vindt dat de rechter in zijn zaak vooringenomen is, of als die partij daarvoor vreest en die vrees objectief gerechtvaardigd is. Als een wrakingsverzoek gegrond is, mag de rechter zich niet meer met de zaak bezig houden en daarin geen beslissingen meer nemen. Een wrakingsverzoek kan daarom worden ingediend in elke stand van de procedure, maar alleen vóór de einduitspraak. Als er einduitspraak is gedaan, is de zaak namelijk afgerond en is de rechter niet meer de “behandelend rechter”. Een wrakingsverzoek kan dan dus nergens meer toe leiden.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek ingediend nadat de einduitspraak al was vastgesteld. Hiermee is er een einde aan de zaak gekomen en bestond op dat moment niet langer de mogelijkheid tot wraking.
3.3
De wrakingskamer zal verzoekster daarom (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaren in haar wrakingsverzoek. Voor een behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting bestaat geen aanleiding. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de rechtbank niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
  • verklaart verzoekster (kennelijk) niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
  • beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekster, eiser M. Ketelaar, de belanghebbende Het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid en de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mr. J. de Vroome, voorzitter, mr. F. Sieders en mr. S.B. van Baalen in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. Wachtmeester-Koning op 8 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.