ECLI:NL:RBNNE:2025:2831

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
18.329191.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof in vereniging door minderjarigen gepleegd

Op 11 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van straatroof in vereniging. De zaak kwam ter terechtzitting op 27 juni 2025, waar de verdachte aanwezig was, bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.H. Kappelhof. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door J.G.F. van Boven. De tenlastelegging betrof een incident op 1 oktober 2024 in Appingedam, waar de verdachte samen met anderen geld heeft weggenomen van twee slachtoffers, waarbij geweld werd gebruikt tegen een van hen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft verklaard, met inachtneming van de verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 64 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een leerstraf. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet correct was ingediend. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op 880,00 euro, te betalen aan de Staat, met de bepaling dat de verdachte niet hoeft te betalen als zijn medeverdachte dit al heeft gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.329191.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 juli 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juni 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te Appingedam, gemeente Eemsdelta op de openbare weg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(- zakelijk weergegeven -) met een geheel of deels gemaskerd gezicht zich aan die [slachtoffer 2] te presenteren en/of hem de vrije doorgang te beletten/belemmeren en/of bij de arm vast te pakken en/of in/op en/of tegen het gezicht te slaan en/of naar de grond te werken en/of op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en/of meermalen en/of met kracht in/op en/of tegen
het gezicht/hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 oktober 2024, opgenomen op pagina 12.e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 18 oktober 2024, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 oktober 2024 te Appingedam, gemeente Eemsdelta op de openbare weg tezamen en in vereniging met een ander, geld dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door (- zakelijk weergegeven -) met een geheel of deels gemaskerd gezicht zich aan die [slachtoffer 2] te presenteren en hem de vrije doorgang te beletten/belemmeren en bij de arm
vast te pakken en in en tegen het gezicht te slaan en naar de grond te werken en op die [slachtoffer 2] te gaan zitten en meermalen en met kracht in en tegen het gezicht/hoofd en (elders) op en tegen het lichaam te slaan en te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 63 dagen met aftrek van de tijd doorgebracht in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So-Cool Verlengd voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er geen voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd, maar dat een voorwaardelijke werkstraf passend is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het rapport van de Raad van 20 juni 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 mei 2025, alsmede
de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een straatroof met geweld. Nadat het de verdachten ter ore kwam dat het slachtoffer 500,00 op zak had, hebben zij gezamenlijk een plan beraamd om hem te beroven van dit geld. De medeverdachte heeft het slachtoffer opgewacht en hem van de fiets getrapt. Het slachtoffer werd meermaals geschopt en geslagen door hem en belandde daarbij op de grond. Op het moment dat het slachtoffer de benen van de medeverdachte vastpakte, sloeg de verdachte het slachtoffer in de buik. De medeverdachte kon zodoende uit de greep van het slachtoffer ontsnappen en het geld uit de broekzak van het slachtoffer grissen.
Door het plegen van dit geweld heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het zeer jeugdige slachtoffer. Er is in georganiseerd verband geweld gepleegd door meerdere personen tegen een slachtoffer van slechts 12 jaar oud. Verdachte heeft het feit gepleegd op klaarlichte dag, op de openbare weg waarbij ten minste een getuige aanwezig was, wat gevoelens van onveiligheid op straat en in de samenleving teweeg brengt. Als uitgangspunt geldt dat voor dit soort feiten jeugddetentie wordt opgelegd.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoon van de verdachte.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij een taakstraffen heeft gekregen en verricht voor mishandeling en vernieling. Op 23 januari 2023 heeft hij de leerstraf So Cool opgelegd gekregen voor een winkeldiefstal in vereniging.
Uit het rapport van de Raad en de op zitting gegeven toelichting volgt dat de Raad positief is over de verdachte. Hij werkt goed mee aan hulpverlening. Het meest belangrijke is dat de verdachte (aanvullende) hulpverlening en behandeling krijgt gericht op zijn vaardigheidstekorten. De kans op herhaling wordt als laag ingeschat. Deze neemt toe als de beschermende factoren, zoals de begeleiding van [instelling] , wegvallen.
De Raad heeft geadviseerd een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf, te weten de gedragsinterventie So-Cool Verlengd voor de duur van 50 uren. Daarnaast heeft de Raad een voorwaardelijke werkstraf geadviseerd, met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan begeleiding van [instelling] of een soortgelijke instelling, het volgen van onderwijs of dagbesteding, meewerken aan behandeling en/of diagnostiek van [instelling] en inzicht geven in zijn sociale relaties. Verdachte moet zich nu al aan deze voorwaarden houden in het kader van zijn schorsing. Voortduring hiervan acht de Raad van belang om zijn reeds positieve ontwikkeling vast te houden en verder uit te bouwen.
De jeugdreclassering stelt ter zitting aan de orde dat de verdachte bepaalde vaardigheden mist waardoor hij de gevolgen van zijn handelen niet goed overziet. De jeugdreclassering sluit zich aan bij het advies van de Raad.
De rechtbank constateert dat de medeverdachte een leidende rol had tijdens de overval en beduidend meer geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. De verdachte heeft weliswaar een kleinere rol gehad bij het geweld, maar is wel al eerder in aanraking geweest met politie en justitie vanwege geweldsdelicten.
Alles afwegende vindt de rechtbank 64 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd doorgebracht inverzekering en in voorlopige hechtenis waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Enerzijds wordt de verdachte hierdoor geconfronteerd met de ernst van het bewezenverklaarde en anderzijds fungeert de forse voorwaardelijke straf als stok achter de deur om hem er van te weerhouden in de toekomst weer strafbare feiten te plegen. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank een voorwaardelijke werkstraf niet passend. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarde de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd door de Raad.
Ondanks het feit dat verdachte al eerder de leerstraf So Cool heeft afgerond, zal de rechtbank het advies van de Raad volgen en deze leerstraf nogmaals opleggen, ditmaal in de verlengde variant. Gebleken is dat verdachte over onvoldoende probleemoplossende vaardigheden beschikt. Het is van belang dat hij meer vaardigheden aanleert, om de kans op recidive te beperken. Bij het herhalen van de leerstraf kan een verdiepingsslag gemaakt worden op de onderdelen waar verdachte het meeste moeite mee heeft en kan ook moeder betrokken worden om het geleerde samen met verdachte thuis in de praktijk toe te passen.

Benadeelde partij

[naam] heeft zich namens [slachtoffer 2] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 700,00 ter vergoeding van materiële schade en 1.150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard. De officier van justitie heeft voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd waarbij de rechtbank gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk moet worden verklaard. Voor zover de rechtbank gebruik wil maken van haar schattingsbevoegdheid voor het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel, betoogt de raadsman voor wat betreft de materiële schade de kosten voor de bril en de telefoon buiten beschouwing te laten nu deze niet zijn onderbouwd. Voor het immateriële deel ziet de raadsman geen onderbouwing van het letsel aan de voortanden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en hetgeen op het onderzoek ter zitting naar voren is gebracht vast dat de vordering tot schadevergoeding is ingediend door de zus van de benadeelde partij, die, evenals de benadeelde partij, minderjarig is. Minderjarigen zijn niet bekwaam om zelfstandig in rechte op te treden. Om zich als benadeelde partij te voegen in dit strafproces is op grond van artikel 51f, vierde lid, Wetboek van Strafvordering de bijstand van wettelijke vertegenwoordiger(s) nodig, die dus ontbreekt. Dit betekent dat dat de vordering niet juist is ingediend. Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Omdat de benadeelde partij niet ontvankelijk wordt verklaard in de vordering tot schadevergoeding, moet de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel aannemelijk dat het slachtoffer schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Op grond van het dossier staat vast dat het slachtoffer veel klappen en trappen heeft geïncasseerd, waardoor hij letsel heeft opgelopen. Daarnaast staat vast dat de telefoon en bril van het slachtoffer als gevolg van het bewezenverklaarde zijn beschadigd. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de materiële schade op 380,00 en de immateriële schade op 500,00, wat neerkomt op een totaalbedrag van 880,00.
Nu vaststaat dat verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan slachtoffer hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 64 dagen met aftrek.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
60 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde meewerkt aan begeleiding van [instelling] of soortgelijke instelling;
  • dat veroordeelde onderwijs en/of dagbesteding volgt;
  • dat veroordeelde meewerkt aan behandeling en/of diagnostiek van [instelling] of een soortgelijke
instelling wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- dat veroordeelde inzicht geeft in zijn sociale relaties.
Geeft aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Een taakstraf, bestaande uit een leerstraf bestaande uit het volgen van het leerproject So-Cool Verlengd voor de duur van 50 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de veroordeelde ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 880,00 (zegge: achthonderdtachtig euro).
Dit bedrag bestaat uit 380,00 aan materiële schade en 500,00 aan immateriële schade. Veroordeelde is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door zijn mededader is betaald.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 0 dagen kan worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.B.W. Venema en mr.
E.P. van Sloten, kinderrechters, bijgestaan door J. Kunst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2025