ECLI:NL:RBNNE:2025:2883

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
18-007780-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op tankstation door minderjarige met schoolverzuim en winkeldiefstallen

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een tankstation, schoolverzuim en winkeldiefstallen. De verdachte, samen met zijn vijftienjarige tweelingbroer, heeft op 7 januari 2024 een tankstation overvallen. Met gemaskerde gezichten en bewapend met een mes en een nepvuurwapen dreigden zij de caissière om de kassa en kluis te openen. De rechtbank achtte de feiten bewezen en veroordeelde de verdachte tot een jeugddetentie van 227 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die in verminderde mate toerekeningsvatbaar werd geacht. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij, de caissière, toegewezen voor immateriële schade van €3.250,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde bijzondere voorwaarden op voor begeleiding en toezicht tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/007780-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/278647-23 en 18/295752-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 november 2024, 30 januari 2025 en 12 juni 2025.
Ter terechtzitting van 12 juni 2025 is verdachte verschenen, bijgestaan door mr. L. Potijk, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/007780-24
hij op of omstreeks 7 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (- zakelijk weergegeven -) met (een) geheel of deels gemaskerd(e) gezicht(en) en/of met een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) en/of met een (op een) mes (gelijkend voorwerp), zich de toegang tot het tankstation te verschaffen en/of dat/een (op een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) en/of dat/een (op een) mes (gelijkend voorwerp) (daartoe) aan die [slachtoffer 2] te tonen en/of (dreigend) aanwezig te hebben en/of dat/een (op
een) (vuur)wapen (gelijkend voorwerp) op die [slachtoffer 2] te richten en/of gericht te houden en/of aan die [slachtoffer 2] toe te voegen en/of te sommeren dat zij de kassa en/of de kluis open moest maken/doen en/of moest tonen waar het geld is, althans woorden van gelijke aard of strekking;
Parketnummer 18/278647-23
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2022 t/m 20 juni 2023 te Leeuwarden, althans in Nederland als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt,
terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond
ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2023 t/m 3 oktober 2023 te Leeuwarden, althans in Nederland als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond ingeschreven,
niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
Parketnummer 18/295752-23
1.
hij op of omstreeks 29 maart 2023, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn BV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in/uit een winkel, gelegen aan of bij de [adres] , aldaar;
2.
hij, op of omstreeks 29 maart 2023, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn BV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, in/uit een winkel, gelegen aan of bij [adres] , aldaar.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/007780-24
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van dit feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] , de beschrijving van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Er is sprake van diefstal in vereniging met geweld, omdat verdachte en zijn medeverdachte samen de gewapende overval hebben gepland en gezamenlijk ten uitvoer hebben gebracht.
Parketnummer 18/278647-23
De officier heeft bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 gelet op het proces-verbaal van bevindingen van de leerplichtambtenaar en de bekennende verklaring van verdachte.
Parketnummer 18/295752-23
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de feiten 1 en 2 gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] namens Albert Heijn [adres] en [slachtoffer 4] namens Albert Heijn [adres] , de beschrijving van de camerabeelden en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/007780-24
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/278647-23
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Parketnummer 18/295752-23
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij zich de winkeldiefstallen op 29 maart 2023 niet meer kan herinneren. De ten laste gelegde diefstallen zouden zijn gepleegd bij de Albert Heijn op de [adres] en de [adres] . Op basis van de tenlastelegging is echter onduidelijk welke goederen er zijn weggenomen en in welke winkel. Ook is er onduidelijkheid over de pleegdatum van de winkeldiefstal bij de Albert Heijn aan de [adres] . Aangever [slachtoffer 4] noemt in
zijn aangifte als pleegdatum 30 maart 2023, terwijl in de aanhef van zijn aangifte 29 maart 2023 wordt genoemd. Verbalisant [verbalisant 1] noemt in zijn proces-verbaal ook 29 maart 2023.
Ten aanzien van beide winkeldiefstallen heeft de raadsvrouw aangevoerd, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de herkenning van verdachte op de beelden onvoldoende betrouwbaar is, omdat verbalisant [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal niet heeft beschreven waaraan hij verdachte heeft herkend en waarvan hij hem kende. Verder benoemt verbalisant [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal dat verdachte zichzelf herkent op de beelden van de diefstal aan de [adres] . Uit het verhoor blijkt echter niet op welke manier verdachte met de beelden geconfronteerd werd. Hetzelfde geldt voor de confrontaties die zijn gedaan in de verhoren van de medeverdachten. De raadsvrouw is dan ook van mening dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor een bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/007780-24 en 18/278647-23 feiten 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/007780-24
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2024, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] (onderzoek Portland) d.d. 10 februari 2024, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] .
Parketnummer 18/278647-23 feiten 1 en 2
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juni 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 oktober 2023, opgenomen op pagina 2
e.v. van het dossier van de leerplichtambtenaar d.d. 30 oktober 2023, inhoudende het relaas van bijzonder opsporingsambtenaar [boa] .
Parketnummer 18/295752-23 feiten 1 en 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 12 juni 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U vraagt mij naar de twee winkeldiefstallen op 29 maart 2023 bij de Albert Heijn aan de [adres] en [adres] te Leeuwarden. Het klopt dat dat gebeurd is. Ik deed spullen in de tas. Ik was met een groepje. We gingen één artikel afrekenen en namen de rest mee zonder te betalen. [nummer]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2023, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 14 september 2023 inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Plaats delict: [adres] te Leeuwarden.
Pleegdatum: tussen woensdag 29 maart 2023 om 21:42 uur en vrijdag 31 maart 2023 om 10:23 uur.
Op woensdagavond om 21:43 uur komen twee van de drie verdachten binnen in de Albert Heijn aan de [adres] . Eén minuut later komt ook verdachte twee aanlopen. Ze lopen dan naar het koekschap. Daar
pakken ze koekjes. Vervolgens pakken ze zakken chips en frisdrank. De producten worden allemaal in het mandje gestopt. Vervolgens pakken ze ijs en nog meer koekjes. Om 21:50 uur rekent één verdachte bij de zelfscan één blikje cola af. De rest van de gepakte producten stoppen ze snel in een plastic tas, waarna ze de winkel uit lopen zonder de producten te betalen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2023, opgenomen op pagina 26 e.v. met nummer [nummer] van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Plaats delict: [adres] te Leeuwarden
Pleegdatum: 29 maart 2023 tussen 17:00 uur en 17:20 uur
Ik doe aangifte namens Albert Heijn. Rond 17:00 uur hebben drie jongemannen diverse artikelen in een tas gestopt. Vervolgens rekenen ze één blikje cola af en verlaten de winkel, zonder de overige goederen te betalen. De goederen, pizza en ijs, zijn uit diverse schappen in de winkel gepakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2023, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik heb de camerabeelden bekeken terzake de diefstal gepleegd op woensdag 29 maart 2023 omstreeks 21:50 uur bij de Albert Heijn aan de [adres] te Leeuwarden. Samengevat is te zien dat de drie verdachten zich zoekend door de winkel voeren en diverse producten van meerdere plekken uit de winkel pakken en in het winkelmandje stoppen. Bij het afrekenen gaat één verdachte voorop om één product af te rekenen en vervolgens met zijn allen door het poortje te gaan.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juni 2023, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 29 maart 2023 omstreeks 17:30 uur heeft er een winkeldiefstal plaatsgevonden bij de AH aan de [adres] te Leeuwarden.
Samengevat is op de camerabeelden te zien dat er vier verdachten de winkel in komen lopen. Twee van hen pakt een boodschappenmandje. In de winkel gooien ze hun boodschappenmandje vol. Hierna loopt men naar de zelfscan kassa, betaalt enkele producten en gooien vervolgens hun boodschappentassen vol. Hierna lopen ze de winkel uit zonder de producten ter betaling aan te bieden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
14 september 2023, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Na het verhoren van alle vier de verdachten herken ik de verdachten bij diverse incidenten waarvan aangifte is opgenomen en toegevoegd is aan dit zakendossier. Ik zal per registratie de verdachten benoemen, welke door mij zijn herkend:
2023082064
Hierbij herken ik na verhoor alle drie de verdachten, welke op beeld zijn te zien. De 3 verdachten betreffen;
  • [verdachte]
  • [medeverdachte 1]
  • [medeverdachte 2]
Allen geven toe verdachte te zijn van diefstal in vereniging.

2023082013.

Hierbij herken ik na het verhoor de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] op de verstrekte beelden.
Verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] verklaren zichzelf te herkennen.
Overwegingen rechtbank
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder parketnummer 18/295752-23 feit 1 en 2 ten laste gelegde, overweegt de rechtbank als volgt.
Gelet op de aangiftes van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , de beschrijving van de beelden en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde winkeldiefstallen op 29 maart 2023 in de Albert Heijn aan de [adres] en de [adres] te Leeuwarden.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant
1] , zoals weergegeven in zijn proces-verbaal van bevindingen op pagina 23 e.v. onvoldoende betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden bekeken en beschreven, nadat hij verdachte en zijn medeverdachten heeft verhoord. Vervolgens heeft hij per aangifte en onder verwijzing naar het bij die aangifte behorende dossiernummer de verdachten benoemd die door hem zijn herkend. Daarnaast heeft ook verdachte bij de politie verklaard zichzelf op de beelden te herkennen. De rechtbank acht de herkenning van verdachte dan ook voldoende betrouwbaar en ziet geen enkele reden om hieraan te twijfelen.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank acht de onder parketnummer 18/295752-23 feit 1 en 2 ten laste gelegde winkeldiefstallen dan ook wettig en overtuigend te bewijzen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde onder parketnummers 18/007780-24, 18/278647-23 feit 1 en 2 en 18/295752-23 feit 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/007780-24
hij op 7 januari 2024 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, geld dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door - zakelijk weergegeven - met gemaskerde gezichten en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes zich de toegang tot het tankstation te verschaffen en op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat mes aan die [slachtoffer 2] te tonen en dreigend aanwezig te hebben en dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 2] te richten en gericht te houden en die [slachtoffer 2] te sommeren dat zij de kassa en de kluis open moest maken en moest tonen waar het geld is;
Parketnummer 18/278647-23
1.
hij in de periode van 29 september 2022 t/m 20 juni 2023 te Leeuwarden, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
2.
hij in de periode van 6 september 2023 t/m 3 oktober 2023 te Leeuwarden, als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten [school] stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken;
Parketnummer 18/295752-23
1.
hij op 29 maart 2023 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen diverse levensmiddelen die aan Albert Heijn BV toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, uit een winkel, gelegen aan de [adres] ;
2.
hij op 29 maart 2023 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen diverse levensmiddelen die aan Albert Heijn BV toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, uit een winkel gelegen aan [adres] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/007780-24
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Parketnummer 18/278647-23
Overtreding van het bepaalde bij artikel 2, derde lid, van de Leerplichtwet 1969;
Overtreding van het bepaalde bij artikel 2, derde lid, van de Leerplichtweg 1969;
Parketnummer 18/295752-23
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummers 18/007780-24, 18/278647- 23 feit 1 en 2 en 18/295752-23 feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 227 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en daarbij te bepalen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf,
bestaande uit een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie. De officier van justitie heeft er bij zijn vordering rekening mee gehouden dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw is van mening dat het daarnaast opleggen van een werkstraf zijn doel voorbij schiet en verzoekt de rechtbank hiervan af te zien, mede gelet op het tijdsverloop. De raadsvrouw heeft zich niet verzet tegen de door de officier van justitie gevorderde dadelijke uitvoerbaarheid.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de rapportages van de psycholoog, de rapportages van de Raad, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval, twee schoolverzuimen en twee winkeldiefstallen. Het zwaartepunt van het verwijt aan verdachte betreft een gewapende overval.
Op 7 januari 2024 heeft verdachte samen met zijn tweelingbroer op vijftienjarige leeftijd na zorgvuldige planning een gewapende overval gepleegd op een tankstation. Met gemaskerde gezichten en bewapend met een echt lijkend nepvuurwapen en een mes betraden zij vlak voor sluitingstijd het tankstation. De aanwezige caissière werd gesommeerd de kassa en de kluis te openen, terwijl verdachte het nepvuurwapen op haar richtte en zijn tweelingbroer dreigend het mes vasthield. Met een buit van circa duizend euro zijn de broers hierna gevlucht.
De rechtbank is van oordeel dat het om een zeer ernstig feit gaat en neemt het verdachte kwalijk dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van deze, voor de medewerkster, zeer ingrijpende en beangstigende gebeurtenis. Ook vindt de rechtbank de berekenende houding van verdachte zorgelijk. Blijkens zijn verklaring is het nepvuurwapen enkele dagen voorafgaand aan de overval gekocht met het doel deze te gebruiken bij de overval. Het tankstation was met zorg uitgezocht en er is van tevoren nagedacht over de kledingkeuze en de (vlucht)route. Voor alle vermogensfeiten geldt bovendien dat verdachte snel geld wilde verdienen en genoot van de adrenaline en spanning die daarbij kwam kijken. Dit baart de rechtbank eveneens zorgen.
Door zijn handelen heeft verdachte het jonge slachtoffer vreselijke angst aangejaagd en psychisch leed toegebracht, hetgeen niet alleen zonder meer voorstelbaar is, maar ook blijkt uit de onderbouwing van het ingediende verzoek tot schadevergoeding. Ook in het algemeen maakt dit soort feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en versterkt en bevestigt het de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Documentatie
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 8 mei 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het psychologisch onderzoek pro justitie van. 22 oktober 2024 en de aanvulling daarop van 7 april 2025, opgesteld door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een gedragsstoornis, welke is gecentreerd rond een sociaal-onrijpe houding en een lacunaire gewetensfunctie. Voornoemde stoornis is ingebed in een gezinssituatie waarin er sprake is van een gezagscrisis en verdachte onvoldoende wordt aangestuurd en begrensd. Hiervan was ook sprake tijdens de delicten. Hoewel verdachte verstandelijk in staat wordt geacht de wederrechtelijkheid van de strafbare feiten in te zien kan hij, vanwege zijn psychische problematiek, zijn wil niet geheel overeenkomstig dit inzicht in vrijheid bepalen. Gelet hierop is geadviseerd verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovengenoemde conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Voornoemde psycholoog heeft het herhalingsrisico op gewelddadig gedrag ingeschat als laag, omdat het instrumenteel geweld betreft. Het geweld werd ingezet om het doel, het slagen van de overval te bereiken. Algemene risicofactoren worden met name gezien in de omgang met delinquente leeftijdsgenoten, de gebrekkige ouderlijke sturing en het eigen antisociale gedrag. Er is sprake van een gebrek aan berouw en empathie. Verdachtes coöperatieve houding ten aanzien van interventies is laag en er is een gebrek aan interesse in school. Beschermende factoren zijn nauwelijks geconstateerd. De voornaamste beschermende factor betreft de hulpverlening die verdachte al ontvangt.
Hoewel er bij verdachte momenteel sprake lijkt te zijn van een positieve gedragsverandering, is deze nog van recente datum. Geadviseerd is een intensieve vorm van begeleiding in de vorm van een Individueel Traject Begeleiding (hierna: ITB) om verdachte te helpen bij alle leefgebieden waar zich problemen voordien, waaronder school, vrije tijd en vriendenkring. Daarnaast wordt meewerken aan een Multi Systeem Therapie (hierna: MST) geadviseerd om de ontstane gezagscrisis te verminderen door de positie van de ouders en oudere zus te versterken. Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling en begeleiding in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel onder toezicht van de jeugdreclassering op te leggen.
Uit de rapporten van de Raad van 31 oktober 2024 en 3 juni 2025, opgesteld door [naam] , kernfunctionaris blijkt onder meer dat doordat de ouders hun gezag nauwelijks uitoefenden, er voor verdachte ruimte is ontstaan om grenzen op te zoeken en te verleggen en om zich aan het zicht van de ouders te onttrekken. Hij is hierdoor in aanraking gekomen met jongeren die antisociaal gedrag vertoonden. Dit had als gevolg dat hij en zijn tweelingbroer niet meer naar school gingen en vermogensfeiten pleegden.
Verdachte heeft weinig empathie richting het slachtoffer getoond, heeft zich tegenover de hulpverlening sociaal wenselijk opgesteld en lijkt voornamelijk extrinsiek gemotiveerd om te komen tot een gedragsverandering. De leefgebieden houding, vaardigheden, relaties, werk/vrije tijd, financiën en gezin zijn daarom aangemerkt als risicofactoren. Ondanks dat verdachte in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis momenteel nog steeds wordt begeleid door de jeugdreclassering, wordt het risico op herhaling van delictgedrag ingeschat als hoog. Binnen het domein agressie komen de risicofactoren uit op
laag en de beschermende factoren op hoog.
De Raad heeft geconcludeerd dat verdachte nog steeds externe motivatie nodig heeft om tot gewenst gedrag te komen en gebaat is bij langdurige intensieve begeleiding met duidelijke en strakke kaders om het herhalingsgevaar te laten afnemen. Geadviseerd is daarom een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan ITB Harde kern, meewerken aan hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht, onderwijs volgen of dagbesteding hebben en een meldplicht. Er is geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Conclusie
Bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank mede acht geslagen op de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de winkeldiefstallen.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een jeugddetentie miskend zou worden. De rechtbank zal een deel van deze vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en ook oplegging van de bijzondere voorwaarden mogelijk te maken, aangezien behandeling van de problematiek van verdachte en begeleiding noodzakelijk zijn. Verdachte wordt momenteel begeleid door de jeugdreclassering in het kader van zijn schorsing en de rechtbank acht het van belang dat deze hulp niet onderbroken zal worden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van
227 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie is daarbij gelijk aan de reeds ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank legt daarbij als bijzondere voorwaarden op het meewerken aan ITB Harde Kern, hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht, onderwijs volgen of dagbesteding hebben en een meldplicht. Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, zal de rechtbank aan verdachte daarnaast een taakstraf te weten een werkstraf van 100 uren opleggen, zodat voor verdachte de impact van de consequenties van zijn gedrag ervaart. De rechtbank acht dit gezien verdachtes houding ten aanzien van de gepleegde feiten, de overval in het bijzonder, noodzakelijk.
Gelet op de adviezen van de deskundigen, die inhouden dat de kans op gewelddadig gedrag en/of agressie als laag worden ingeschat, zal de rechtbank niet de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Met vaststelling van de hoofdelijke aansprakelijkheid en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, de hoofdelijke aansprakelijkheid vast te stellen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr. waarbij de gijzeling wordt vastgesteld op nihil.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering en de machtiging die deel uitmaakt van de vordering, niet door de benadeelde partij [slachtoffer 2] is ondertekend. Zij is van mening dat daarom niet vast te stellen is dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend en of haar advocaat gemachtigd was om namens haar een vordering in te dienen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van de schade onvoldoende is onderbouwd en gemotiveerd aangevoerd dat de rechtbank naar billijkheid het schadebedrag op een lager bedrag zou moeten vaststellen.
Oordeel van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/07780-24 bewezen verklaarde. Met betrekking tot het standpunt van de raadsvrouw dat niet vast te stellen is dat de benadeelde partij een vordering heeft ingediend overweegt de rechtbank als volgt. De vordering is door de (toenmalige) advocaat van de benadeelde partij ingediend en ondertekend. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de machtiging van de advocaat. Daarnaast acht de rechtbank de vordering voldoende onderbouwd.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte of zijn raadsvrouw is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2024.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Daarbij zal de rechtbank, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte bepalen dat geen gijzeling kan worden toegepast.
Veroordeling in de kosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummers 18/007780-24, 18/278647-23 feit 1 en 2 en
18/295752-23 feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 227 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
180 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Bepaalt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Dat veroordeelde medewerking verleent aan toezicht en begeleiding, waarbij de eerste 6 maanden in de vorm van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) van de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden;
Dat veroordeelde onderwijs volgt en dagbesteding heeft;
Dat veroordeelde meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
Dat veroordeelde in het kader van toezicht en begeleiding, gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid te Leeuwarden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van [slachtoffer 2] , parketnummer 18/007780-24
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 3.250,00 (zegge: drieduizend tweehonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening;
- de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.250,00 (zegge: drieduizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op nihil.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. W.S. Sikkema en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juni 2025.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.