ECLI:NL:RBNNE:2025:2890
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot niet-ontvankelijkheid in strafzaak na aanvang onderzoek ter terechtzitting
Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, uitspraak gedaan in een verzoekschrift op grond van artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W.B. Lisi, had een verzoek ingediend om te verklaren dat de strafzaak met parketnummer 18-171133-23 tegen haar was geëindigd. Het verzoekschrift was op 23 mei 2025 ter griffie ontvangen. Het Openbaar Ministerie had voorafgaand aan de zitting zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt. Tijdens de behandeling op 16 juli 2025 is de verzoekster, hoewel goed opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat en de officier van justitie, mr. D. Homans-De Boer, gehoord.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat, volgens de systematiek van het Wetboek van Strafvordering, zodra het onderzoek ter terechtzitting is aangevangen, de procedure moet worden voortgezet totdat er een einduitspraak is gedaan door de zittingsrechter. Dit is in lijn met artikel 266 lid 1 Sv, dat bepaalt dat de officier van justitie de dagvaarding niet kan intrekken zodra het onderzoek is begonnen. De rechtbank concludeert dat het verzoek om te verklaren dat de zaak is geëindigd, niet kan worden ingewilligd, omdat het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen en er nog geen einduitspraak was gedaan.
Daarom heeft de rechtbank de verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.