ECLI:NL:RBNNE:2025:2930

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
18-364468-24 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij de handel in cocaïne en heroïne. De officier van justitie had op 6 juni 2025 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen, waarbij een bedrag van € 93.581,46 werd genoemd. De verdediging betwistte deze berekening en stelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 9.381,60 moest worden vastgesteld, gebaseerd op een lagere schatting van het aantal deals per dag en de duur van de handel. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de veroordeelde voordeel had genoten van € 29.269,13, gebaseerd op de berekeningen van de politie en de verklaringen van getuigen. De rechtbank legde de veroordeelde een betalingsverplichting op van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daarbij de detentieperiode van de veroordeelde in mindering gebracht op de berekening van de handelperiode. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-364468-24
Beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 18 juli 2025 op de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
In de zaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans verblijvende: [instelling] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 6 juni 2025 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van 93.581,46 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18-3644680-24 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel. De behandeling heeft tegelijkertijd plaatsgevonden met de hoofdzaak op het onderzoek ter terechtzitting van 4 juli 2025.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in haar requisitoir verwezen naar haar schriftelijke vordering tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en het proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland van 7 april 2025 op pagina 311 e.v. van het procesdossier waarop deze berekening van het wederrechtelijk voordeel is gebaseerd. Zij heeft echter in afwijking van haar schriftelijke vordering gevorderd dat de dagen die de veroordeelde aan vervangende hechtenis heeft vastgezeten gedurende de bewezen periode waarin is gehandeld in verdovende middelen, in mindering wordt gebracht op deze berekening, te weten: de detentieperiode vanaf 29 juli 2024 tot en met 14 augustus 2024. Deze berekening luidt gelet hierop als volgt:
In plaats van een handelsperiode van 378 dagen wordt nu uitgegaan van 361 dagen (378 17) waarin is gehandeld in cocaïne en heroïne;
361 vermenigvuldigd met 19 deals per dag is een totaal van 6.859 gesloten drugsdeals;
Er wordt uitgegaan van 2 bolletjes per gesloten deal waarvan 1 bolletje cocaïne en 1 bolletje heroïne, gebaseerd op de minimale afneemhoeveelheid die de veroordeelde hanteerde;
de winst per bolletje wordt berekend op 6,47 euro per bolletje cocaïne en 6,56 euro per bolletje heroïne;
6.859 vermenigvuldigd met 6,47 euro is een opbrengst van 44.377,73 euro ten aanzien van cocaïne;
6.859 vermenigvuldigd met 6,56 euro is een opbrengst van 44.995,04 euro ten aanzien van heroïne;
deze bedragen bij elkaar opgeteld (44.377,73 euro + 44.995,04 euro) levert een totale winst uit de handel van cocaïne en heroïne op van 89.372,77 euro.
De officier van justitie vordert dus in afwijking van haar schriftelijke vordering dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op 89.372,77 euro en dat de veroordeelde de betalingsverplichting wordt opgelegd van dit bedrag aan de Staat.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het aantal deals per dag moet worden vastgesteld op 4 in plaats van de 19 deals per dag dat de politie hanteert bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Ter onderbouwing voert hij aan dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat naast de telefoongesprekken ook op grote schaal drugsdeals tot stand kwamen via WhatsApp. Verder voert hij aan dat uit het dossier niet blijkt dat de klantenkring van de veroordeelde verder reikt dan de harddruggebruikers die de politie heeft gehoord. De raadsman berekent het wederrechtelijk verkregen voordeel gelet hierop als volgt:
de telefoon van de verdachte is voor 36 dagen getapt, daaruit blijken gesprekken met 133 personen;
133 klanten delen door 36 dagen is gemiddeld 3,7 klanten per dag, dit rondt de raadsman af naar 4 klanten per dag;
de 19 deals per dag waar de politie in zijn berekening van uitgaat wordt gedeeld door 4, dat is 4,75;
de totale berekende winst van 93.581,46 wordt gedeeld door 4,75 wat resulteert in een bedrag van 19.701,36 euro.
De raadsman beargumenteert dat uit moet worden gegaan van een dealperiode van 180 dagen, omdat hij in de hoofdzaak een bewezen dealperiode vanaf 23 juli 2024 tot en met 22 januari 2025 heeft bepleit. Dit levert de volgende berekening op: 19.701,36 euro gedeeld door 378 (= 52,12) en vervolgens vermenigvuldigd met 180 (180 x 52,12) is een totale winst van 9.381,60 euro. De raadsman concludeert
en neemt het standpunt in dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op 9.381,60 euro moet worden vastgesteld.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2025, opgenomen op pagina 311 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 15 april 2025, inhoudend het relaas van verbalisant
[verbalisant] , waarin een berekening wordt gemaakt van het verkregen wederrechtelijke voordeel van de veroordeelde;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2025, opgenomen op pagina 564 e.v. van voornoemd dossier d.d. 15 april 2025, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] : Mevrouw [naam] verklaarde dat zij al een aantal weken cocaïne en heroïne kocht van een [veroordeelde] die zichzelf [veroordeelde] noemt en dat zij ongeveer 3 keer (voor zo'n 200 euro) per week groot inkocht bij hem. Ook hoorde ik [naam] zeggen dat de bestellingen meestal via de applicatie WhatsApp plaatsvonden;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2025, opgenomen op pagina 572 e.v. van voornoemd dossier d.d. 15 april 2025, inhoudend de verklaring van getuige [getuige] : Hij bestelde rook coke (Crack). Hij kocht voor 20 à 50 euro per keer. Hij bestelde zowel telefonisch als via WhatsApp.
Beoordeling
De rechtbank heeft de veroordeelde bij vonnis van 18 juli 2025 in de zaak met parketnummer 18-364468- 24 onder feit 1 veroordeeld ter zake van handel in cocaïne en heroïne in de periode van 23 juli 2024 tot en met 22 januari 2025.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van dit door hem gepleegde strafbare feit.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van het voormelde strafbare feit wordt geschat: het onder nummer 1 van de bewijsmiddelen aangehaalde proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2025.
De rechtbank zal, anders dan de raadsman heeft bepleit, uitgaan van 19 deals per dag en ziet geen aanleiding om het aantal deals per dag op een lager aantal vast te stellen. Meerdere harddruggebruikers hebben namelijk bij de politie verklaard dat de drugsdeals ook door middel van WhatsApp tot stand kwamen.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak een dealperiode van 183 dagen bewezen verklaard in afwijking van de 378 dagen waar de initiële berekening van de politie van uit is gegaan.
De politie hanteert een marktprijs van 80 euro per gram cocaïne. De rechtbank is daarentegen van oordeel dat de marktprijs van cocaïne 50 euro per gram moet zijn, gelet op de marktprijsindexering van cocaïne van de Nationale Drug Monitor van het Trimbos Instituut.
Dit levert de volgende berekening op:
bewezen is dat de veroordeelde 183 dagen heeft gehandeld in cocaïne en heroïne;
in mindering wordt gebracht de 17 dagen uitgezeten vervangende hechtenis gedurende de bewezen dealperiode (de detentieperiode vanaf 29 juli 2024 tot en met 14 augustus 2024): de dealperiode wordt berekend op 166 dagen (183 17);
166 vermenigvuldigd met 19 deals per dag is 3.154 gesloten deals;
de winst op cocaïne is 21,79 euro per gram (verkoop 50 euro per gram inkoop 28,21 euro per gram). 8 bolletjes staat gelijk aan 1 gram cocaïne. 21,79 gedeeld door 8 is 2,72 euro winst per bolletje cocaïne;
de winst op heroïne is 6,56 euro per bolletje zoals berekend door de politie;
per gesloten deal wordt uitgegaan van 2 bolletjes, waarvan 1 bolletje cocaïne en 1 bolletje heroïne;
3154 deals vermenigvuldigd met 2,72 euro levert een totale opbrengst op van 8.578,88 euro voor cocaïne;
3154 deals vermenigvuldigd met 6,56 euro per bolletje levert een totale opbrengst op van 20.690.24 euro voor heroïne;
deze bedragen bij elkaar opgeteld levert een totale winst uit de handel in cocaïne en heroïne op van 29.269,13 euro ( 20.690,24 + 8578,88).
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde 29.269,13 voordeel heeft genoten en legt aan veroordeelde een betalingsverplichting op van dit bedrag.
De rechtbank ziet geen redenen de op te leggen betalingsverplichting op een lager bedrag te stellen dan het hiervoor genoemde bedrag aan genoten wederrechtelijk verkregen voordeel.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
  • legt de veroordeelde voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van
(zegge: negenentwintigduizend tweehonderd en negenenzestig euro en dertien eurocent)aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 585 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. H.P. Eckert, rechters, bijgestaan door mr. J.K. Qiu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 juli 2025.
Mr. H.P. Eckert is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.