ECLI:NL:RBNNE:2025:2938

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
18.269317.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht: Veroordeling van een 17-jarige verdachte voor diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling

Op 6 juni 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 17-jarige verdachte veroordeeld voor de eendaadse samenloop van diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 180 dagen, waarvan 124 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 augustus 2024 in Groningen, waar de verdachte in een winkel goederen heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt tegen een medewerker die hem betrapte. De rechtbank oordeelde dat het geweld werd gepleegd met het oogmerk om te kunnen vluchten, wat de diefstal met geweld kwalificeert. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in paniek was en dat hij eerder was veroordeeld voor een soortgelijk delict. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages die wijzen op een Autisme Spectrum Stoornis en heeft de strafbaarheid van de verdachte verminderd toegerekend. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het volgen van onderwijs en meewerken aan hulpverlening. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer, evenals het recidiverisico van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.269317.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juni 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G.F. van Boven.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te Groningen haarspray en/of een gezichtsmasker/(huid)verzorgingsproduct((/)Masque me up) en/of een wimpertang en/of tandpasta en/of cola en/of een gezichtscreme/toner/(huid)verzorgingsproduct ((/)Anua Heartleaf), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Normal, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(- zakelijk weergegeven -) (met kracht) te trekken aan en/of te duwen tegen (het lichaam van)
die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] bij zijn hoofd vast te pakken en/of met (een) sleutel(s)(bos) op/in en/of tegen het gezicht te duwen en/of te snijden en/of (met kracht) op en/of tegen het hoofd te slaan;
2.
primair
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(- zakelijk weergegeven -) met (een) sleutel(s)(bos) (met kracht) in en/of tegen het gezicht (vlakbij het oog) heeft geduwd/gesneden en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 20 augustus 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem (met kracht) met (een) sleutel(s)(bos) en/of de vuist(en) in en/of tegen het gezicht/hoofd te duwen/snijden en/of te slaan.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het geweldsbestanddeel van de tenlastelegging. Volgens de raadsvrouw ontbreekt bij verdachte het voor diefstal met geweld vereiste bijkomend oogmerk dat het geweld is gepleegd om de diefstal gemakkelijk te maken. Nu dit oogmerk ontbreekt, is volgens de raadsvrouw geen sprake van diefstal met geweld in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), maar hooguit van een eenvoudige diefstal als bedoeld in artikel 310 Sr. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 augustus 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 26 augustus 2024, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 23 mei 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 20 augustus 2024 in de Normal aan de Grote Markt te Groningen. Ik was daar aan het stelen. De spullen die op de tenlastelegging staan, heb ik gestolen. Toen ik naar buiten liep, kwam een medewerker achter mij aan. Hij greep mij vast. In de winkel probeerde ik los te komen, waarop hij mij nog harder vastpakte. Ik wilde, onder andere, wegrennen omdat ik vlak voor deze gebeurtenis ben veroordeeld voor een diefstal met geweld. Ik dacht dat ik nog verder in de problemen zou komen als ik nog een keer gepakt werd. Ik raakte in paniek. Ik had mijn sleutelbos in mijn hand, daaraan zaten twee sleutels. Deze sleutels heb ik tussen mijn vingers uitgestoken. Ik heb het gezicht van de medewerker vervolgens één keer vastgepakt, mogelijk heb ik meerdere keren met de sleutels uitgehaald. Ik ben daarna weggerend.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 augustus 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Op 20 augustus was ik aan het werk in het filiaal van Normal aan de Grote
Markt 9 te Groningen. Er was een jongen in de winkel. Ik zag dat de jongen richting de kassa liep, maar toch opeens met alle spullen de winkel uit liep zonder deze af te
rekenen. Ik vroeg de jongen weer mee te lopen naar binnen en zei tegen hem dat hij was aangehouden vanwege de diefstal. Halverwege de winkel begon de jongen moeilijk te doen en wilde hij er vandoor. Ik hield de jongen vast om te voorkomen dat hij er vandoor kon gaan. De jongen begon met mij te vechten. Ik zag dat hij een bos sleutels in zijn hand had. De jongen begon zich los te rukken en haalde meerdere keren naar mijn gezicht uit. Op enig moment kreeg ik door dat ik bloedde. Toen heb ik de jongen los gelaten en is hij de winkel uit gevlucht. Ik zag later dat ik onder mijn oog en op mijn wang meerdere wonden had.
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt het volgende naar aanleiding van het standpunt van de raadsvrouw. Uit de bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat verdachte door een medewerker van de winkel Normal werd betrapt op diefstal en op heterdaad werd aangehouden. Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij zich in de winkel bevond, wilde wegrennen en dat hij daarom probeerde te ontkomen aan de greep van de medewerker. Als logische reactie hierop is verdachte steviger vastgepakt door de medewerker. Hierop heeft verdachte fors geweld gebruikt en is gevlucht. De rechtbank begrijpt uit deze verklaringen dat het geweld plaatsvond op het moment dat de medewerker probeerde te voorkomen dat verdachte zou
wegrennen. Daaruit leidt de rechtbank af dat het geweld is gebruikt om alsnog te kunnen vluchten. De rechtbank verwerpt het standpunt van de raadsvrouw en oordeelt dat het voor diefstal met geweld vereiste bijkomende oogmerk het mogelijk maken van de vlucht voldoende is komen vast te staan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 20 augustus 2024 te Groningen haarspray en een gezichtsmasker (Masque me up) en een wimpertang en tandpasta en cola en een toner (Anua Heartleaf), aan Normal, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer] bij zijn hoofd vast te pakken en met een sleutelbos in en tegen het gezicht te duwen en (met kracht) op en tegen het hoofd te slaan;
2. hij op 20 augustus 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - zakelijk weergegeven - met een sleutelbos (met kracht) in en tegen het gezicht (vlakbij het oog) heeft geduwd/gesneden en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 primair sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, Sr. Er is één feitencomplex, waarin de feiten zodanig met elkaar verweven zijn en in elkaar opgaan dat geoordeeld moet worden dat er één wilsbesluit aan ten grondslag ligt waarvan verdachte in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen (met aftrek), waarvan 124 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Aan deze voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming
(de Raad) d.d. 14 mei 2025. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de straf zoals gevorderd door de officier van justitie in beginsel passend is. Zij heeft verzocht om af te zien van het opleggen van de bijzondere voorwaarden inhoudende dat verdachte moet meewerken aan plaatsing in een alternatieve woonvoorziening en dat hij inzicht moet geven in zijn sociale contacten en netwerk.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 20 augustus 2024 schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een poging tot zware mishandeling. Het gebruikte geweld heeft verwondingen in het gezicht van het slachtoffer veroorzaakt. De kans bestaat dat het slachtoffer blijvende littekens hieraan zal overhouden. Verdachte heeft fors geweld gebruikt en heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank slaat bovendien acht op het feit dat het geweld in het openbaar is gepleegd tegen een medewerker die simpelweg zijn werk verrichtte.
Persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder gekeken naar het strafblad van verdachte van 16 september 2024. Daaruit blijkt dat verdachte vier dagen voor dit incident, is veroordeeld voor een diefstal met geweld tot een voorwaardelijke jeugddetentie. Het feit dat verdachte zich kort daarna opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een (ernstig) geweldsdelict laat zien dat een eerdere waarschuwing kennelijk onvoldoende effect heeft gehad.
Daarnaast heeft de rechtbank het psychologisch onderzoek van 10 maart 2025, de rapportage van de jeugdreclassering van 6 mei 2025 en het strafadvies van de Raad van 14 mei 2025 gelezen. Uit het
psychologisch onderzoek komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) in combinatie met trauma. Deze combinatie heeft versterkend op elkaar ingewerkt en bijgedragen aan de ontstane gedragsproblemen. Gelet daarop adviseert de psycholoog om verdachte het ten laste gelegde feit verminderd toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en zal daarom uitgaan van verminderde toerekenbaarheid.
Uit het advies van de Raad volgt dat zich sinds de laatste schorsing geen incidenten meer hebben voorgedaan. Er is sprake van rust in de thuissituatie, maar het is wel zorgelijk dat verdachte niet beschikt over een goede dag invulling. De Raad en de jeugdreclassering adviseren, anders dan de psycholoog, om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een GBM, zoals door de psycholoog geadviseerd, is volgens de jeugdreclassering en de Raad niet haalbaar omdat verdachte daarvoor niet gemotiveerd is. Gelet op de onderliggende problematiek moet zo goed mogelijk worden aangesloten bij verdachtes “state of mind” en is het belangrijk om met verdachte “mee te bewegen”.
De rechtbank acht begeleiding en structuur essentieel om de prille positieve ontwikkeling die is ingezet vast te houden. De rechtbank zal daarom het advies van de Raad grotendeels overnemen en aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden opleggen. De voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad worden overgenomen, met uitzondering van de voorwaarden betreffende plaatsing in een alternatieve woonvoorziening en het geven van inzicht in sociale contacten. De rechtbank begrijpt dat deze voorwaarden bij verdachte tot verwarring en spanning leiden en acht het belangrijk dat de hulpverlening zich richt op haalbare en voor verdachte begrijpelijke doelen.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een jeugddetentie moet worden opgelegd voor de duur van 180 dagen waarvan 124 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden opleggen dat verdachte onderwijs volgt volgens een lesrooster of een dagbesteding heeft, meewerkt aan middelen-controle en meewerkt aan noodzakelijk geachte hulpverlening en behandeling (bij [instelling] ).
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Uit het psychologisch onderzoek, de rapportage van de jeugdreclassering en het advies van de Raad volgt dat het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Gelet op dat hoge recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
124 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde onderwijs volgt en/of een andere dagbesteding heeft;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt, geen drugs en/of alcohol gebruikt en meewerkt aan controle door middel van (onverwachtse) urinecontroles;
dat de veroordeelde meewerkt aan noodzakelijk geachte hulpverlening en behandeling (bij o.a. [instelling] ), voor zover en zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
dat de veroordeelde meewerkt aan gesprekken met [instelling] over het gebruik van medicatie;
dat de veroordeelde zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht van en zich meldt bij de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Groningen, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. H. van der Werff en mr.
M.O. Thijsen, rechters, bijgestaan door mr. M. Raven, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2025.
mr. H. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.