In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland de beroepen van eiser tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan eiser voor de jaren 2000 tot en met 2008 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd. De bezwaren van eiser tegen deze aanslagen werden door de inspecteur op 12 april 2024 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had ook verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen, maar dit verzoek werd op 16 oktober 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 13 juni 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de bezwaren van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de bezwaartermijn was overschreden. De rechtbank concludeert dat de inspecteur ten onrechte beschikkingen heeft gegeven voor belastingjaren vóór 2010, waardoor deze vernietigd worden. De beroepen inzake de aanslagen worden ongegrond verklaard, terwijl de beroepen inzake de beschikkingen gegrond worden verklaard. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding en hoeft geen griffierecht te betalen.