Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[betrokkene] (de betrokkene),
Inleiding
Beoordeling door de kantonrechter
Beslissing
.De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 juli 2025 uitspraak gedaan over een beroep tegen een boete die was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had op 2 juli 2023 geparkeerd op een gehandicaptenplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De opgelegde boete bedroeg € 359,00. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 7 juli 2025 was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals haar echtgenoot en de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. M. Kalsbeek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene te laat beroep heeft ingesteld, aangezien de beroepstermijn op 19 april 2024 eindigde en het beroepschrift pas op 28 mei 2024 was ingediend. De kantonrechter oordeelde echter dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de gemachtigde had aangetoond dat zij door zorgen om de ziekte van haar echtgenoot niet tijdig in beroep kon gaan.
De kantonrechter heeft vervolgens de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene de verweten gedraging niet betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de gehandicaptenparkeerkaart op de pleegdatum niet meer geldig was. De gemachtigde had pas drie weken na de overtreding een nieuwe kaart aangevraagd, wat niet voldoende was om de boete te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond.