ECLI:NL:RBNNE:2025:2962

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11466865 BU VERZ 24-3132
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete voor parkeren op gehandicaptenplaats zonder geldige parkeerkaart

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 juli 2025 uitspraak gedaan over een beroep tegen een boete die was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had op 2 juli 2023 geparkeerd op een gehandicaptenplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. De opgelegde boete bedroeg € 359,00. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 7 juli 2025 was de gemachtigde van de betrokkene aanwezig, evenals haar echtgenoot en de vertegenwoordigster van de officier van justitie, mr. M. Kalsbeek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene te laat beroep heeft ingesteld, aangezien de beroepstermijn op 19 april 2024 eindigde en het beroepschrift pas op 28 mei 2024 was ingediend. De kantonrechter oordeelde echter dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de gemachtigde had aangetoond dat zij door zorgen om de ziekte van haar echtgenoot niet tijdig in beroep kon gaan.

De kantonrechter heeft vervolgens de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene de verweten gedraging niet betwistte. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, omdat de gehandicaptenparkeerkaart op de pleegdatum niet meer geldig was. De gemachtigde had pas drie weken na de overtreding een nieuwe kaart aangevraagd, wat niet voldoende was om de boete te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
beschikkingsnummer: 259453565
zaaknummer: 11466865 BU VERZ 24-3132
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 7 juli 2025
in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

gevestigd in [woonplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] .

Inleiding

1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘parkeren op een gehandicaptenplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart’, verricht op 2 juli 2023, om 14:33 uur, op de Tweebaksmarkt in Leeuwarden, gemeente Leeuwarden, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 359,00 (inclusief administratiekosten).
1.1.
Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De kantonrechter heeft het beroep op 7 juli 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: gemachtigde, haar echtgenoot en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. M. Kalsbeek.
1.3.
Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Beslissing

2. De kantonrechter beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van betrokkene. Hij oordeelt dat het beroep ongegrond is
.De kantonrechter zal hierna uitleggen waarom hij dat doet.
Standpunten
3. Gemachtigde heeft aangevoerd dat ze er niet van op de hoogte was dat haar gehandicaptenparkeerkaart was verlopen. Daarnaast heeft zij aangevoerd dat zij op 25 juli 2023 een nieuwe kaart heeft aangevraagd en dat de gemeente Borger-Odoorn op 11 september 2023 de kaart heeft toegekend. Inmiddels heeft zij geen gehandicaptenparkeerkaart meer, nu zij in maart 2024 een afwijzing heeft gekregen omdat werd geoordeeld dat ze 20 meter kon lopen.
4. De vertegenwoordigster heeft aangevoerd het standpunt van de officier van justitie te willen handhaven en heeft de kantonrechter verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
Overwegingen
Tijdigheid beroep bij de kantonrechter
5. De kantonrechter stelt allereerst vast dat betrokkene te laat beroep heeft ingesteld. Voor het instellen van beroep bij de kantonrechter als bedoeld in artikel 9 van de Wahv geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Ingevolge artikel 6:8 van de Awb gaat deze termijn in op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan betrokkene is toegezonden. De beroepstermijn bij de kantonrechter eindigde in dit geval op 19 april 2024. Het beroepschrift is schriftelijk ingediend op 28 mei 2024 en is op 29 mei 2024 bij het Parket CVOM binnengekomen.
5.1
Artikel 6:9 van de Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen, en dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, als het voor het einde van de termijn is gepost, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Aan deze criteria is in deze zaak niet voldaan. De kantonrechter acht hierbij van belang dat het beroepschrift is gedateerd op 28 mei 2024, een datum gelegen ná de uiterste beroepsdatum van 19 april 2024. Er is daarom sprake van termijnoverschrijding.
5.2
De kantonrechter is echter van oordeel dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hiertoe overweegt hij dat gemachtigde voldoende heeft aangetoond dat het tijdig in beroep gaan aan haar aandacht is ontsnapt doordat er in die periode vele zorgen waren met betrekking tot de ziekte van haar echtgenoot. Daarom zal de kantonrechter het beroep inhoudelijk behandelen.
De gedraging
6. Omdat de betrokkene de verweten gedraging niet betwist, kan deze worden vastgesteld. Vervolgens is de vraag of sprake is van omstandigheden die moeten leiden tot het matigen of achterwege laten van de boete.
6.1
Uit artikel 26 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 volgt dat op een gehandicaptenparkeerplaats slechts een motorvoertuig op meer dan twee wielen mag worden geparkeerd waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, als het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt. Als in strijd met deze voorwaarden op een gehandicaptenparkeerplaats wordt geparkeerd, levert dit (potentiële) hinder op voor andere weggebruikers.
6.2
Uit de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht blijkt dat hij geen geldige gehandicaptenparkeerkaart achter de voorruit van het voertuig heeft waargenomen, omdat de kaart niet goed zichtbaar was. Hierdoor kon hij de geldigheid ervan niet controleren. De kantonrechter volgt deze verklaring niet, nu op de foto van de gehandicaptenparkeerkaart in het dossier duidelijk de vervaldatum is te zien, namelijk 3 februari 2023. Toch is de kantonrechter van oordeel dat de boete terecht aan betrokkene is opgelegd, nu de gehandicaptenparkeerkaart op de pleegdatum niet meer geldig was. Dat gemachtigde dit niet wist, komt voor haar rekening en risico. Daarnaast overweegt de kantonrechter dat betrokkene wel een nieuwe kaart heeft aangevraagd, maar dit pas drie weken na de pleegdatum heeft gedaan en er dus niet al een aanvraag liep ten tijde van de verkeersovertreding. Daarom ziet de kantonrechter geen aanleiding de boete te matigen.

Conclusie

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Waarvan proces-verbaal,
R. de Hoop, griffier mr. P.G. Wijtsma, kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het
gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.
Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.