ECLI:NL:RBNNE:2025:2999

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
LEE 24/4583
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake tijdige beslissing op aanvraag voor voorzieningen op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 25 juli 2025, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat hij vond dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser had op 13 juli 2024 een melding gedaan en op 17 oktober 2024 het college in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een aanvraag in de zin van de Wmo 2015, omdat eiser niet had aangegeven dat hij een aanvraag wilde indienen na de sluiting van zijn melding. De rechtbank benadrukte dat het college alleen kan beslissen op een aanvraag en dat er geen verplichting bestaat om alsnog een besluit te nemen als er geen aanvraag is ingediend. De rechtbank concludeerde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van O.T. Smit, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/4583

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit Groningen, eiser

(gemachtigde: W.E. van Bentem),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigden: I.M. van Dijk en S.C. de Graaf).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) van 13 juli 2024 in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb).
1.1.
Eiser heeft op 13 juli 2024 een melding gedaan op grond van de Wmo 2015. Op 17 oktober 2024 heeft hij het college in gebreke gesteld omdat er volgens hem niet tijdig op zijn aanvraag was beslist.
1.2.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag.
1.3.
Bij uitspraak van 17 januari 2025 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Bij uitspraak van 21 mei 2025 heeft de rechtbank het tegen deze uitspraak ingestelde verzet gegrond verklaard en het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
1.5.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.
1.7.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Zij beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. In de Wmo 2015 is een procedure opgenomen om te komen tot een aanvraag van een voorziening. Deze procedure staat vermeld in artikel 2.3.2 van de Wmo 2015. De procedure ziet er in grote lijnen als volgt uit: als iemand een melding doet van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college een onderzoek uit. Dit onderzoek moet binnen zes weken na de melding zijn afgerond. WIJ Groningen adviseert het college over de afhandeling van aanvragen op grond van de Wmo 2015 en voert namens het college het onderzoek uit. Na het onderzoek kan een aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden ingediend. Het college kan alleen beslissen op een aanvraag.
Is het beroep niet tijdig beslissen ontvankelijk?
4. Tussen partijen is in geschil of er voor het college een verplichting bestaat om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser in verband met zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.
4.1.
De gemachtigde van eiser stelt dat er voor het college alsnog een verplichting bestaat om een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Hij stelt dat het onderzoek dat door het college is uitgevoerd onvoldoende is geweest en dat de melding ten onrechte is gesloten. Het sluiten van de melding is gebeurd naar aanleiding van (onder andere) WhatsApp-contact tussen eiser en een medewerker van WIJ Groningen. De gemachtigde van eiser stelt dat er in het contact met eiser sturende vragen zijn gesteld. Het college had volgens de gemachtigde meer ‘outreachend’ te werk moeten gaan. Met de term ‘outreachend’ bedoelt hij: het proces waarbij organisaties (of individuen) actief contact zoeken met specifieke doelgroepen om informatie, diensten of ondersteuning te bieden.
4.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat het beroep niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is omdat eiser geen aanvraag heeft ingediend. WIJ Groningen heeft via de mail en WhatsApp contact gehad met eiser. Het college heeft geprobeerd om via de mail een afspraak te maken voor een gesprek bij WIJ Groningen met eiser. Deze heeft echter aan een medewerker van WIJ Groningen, in een bericht via WhatsApp, aangegeven dat hij geen hulpvraag heeft. Het college heeft daarom na het contact met eiser de melding met de brief van 23 september 2024 gesloten. Het benadrukt dat het in de Wmo 2015 gaat om hulp op vrijwillige basis. Als eiser niet in staat is zijn eigen wil te bepalen, dan geldt daarbij een andere route om hulp te krijgen. Hij is bij meerdere afspraken in het kader van zijn hulpvraag niet komen opdagen, ook niet bij afspraken samen met de praktijkbegeleider GGZ van de huisarts. Tijdens de zitting heeft het college benadrukt dat WIJ Groningen gedaan heeft wat binnen haar mogelijkheden ligt.
4.3.
Tijdens de uitvoerige bespreking van de zaak op die zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat er voor eiser dringend behoefte is aan passende hulp. In het kader van deze procedure kan zij echter, nu in het dossier wat betreft het contact met eiser alleen de inhoud van het WhatsApp- en mailcontact van WIJ Groningen met hem te vinden is, hooguit constateren dat het onderzoek naar de melding niet de schoonheidsprijs verdient. Zo heeft het college op basis van dat contact met eiser, hoewel die de hulpvrager is en het college met zijn beperkingen bekend was, uiteindelijk geconcludeerd dat eiser geen hulpvraag had, maar uit dat contact blijkt dat niet ondubbelzinnig. De rechtbank volgt echter ook het standpunt van het college dat het in de Wmo 2015 gaat om hulp op vrijwillige basis. Na het sluiten van de melding had eiser – als hij dat niet zelf had gekund: met behulp van zijn toenmalige begeleider – alsnog bij het college kunnen aangeven dat de sluiting van de melding onterecht was en dat hij een aanvraag wilde indienen om een besluit te ontvangen. Dat heeft eiser niet gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus geen aanvraag in de zin van de Wmo 2015. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan, als er niet is gebleken van een aanvraag, geen sprake zijn van het niet tijdig beslissen op een aanvraag. [2] De rechtbank zal het beroep tegen het niet tijdig beslissen daarom niet-ontvankelijk verklaren.
5. Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank ten slotte op dat zij zich, gelet op wat op de zitting naar voren is gekomen over de problemen van eiser, afvraagt of de hulproute via de Wmo 2015 voor hem passend is en of er niet andere hulproutes zijn. Zij betrekt hierbij dat de gemachtigde van eiser tijdens de zitting heeft aangegeven dat de problematiek erger is geworden en het cognitief vermogen van eiser is afgenomen. Onduidelijk is of eiser zelf inziet dat hij hulp nodig heeft. Hij is bij eerder gemaakte afspraken niet komen opdagen bij WIJ Groningen (zelfs wanneer de praktijkbegeleider GGZ van de huisarts hierbij aanwezig was). Vanuit de Wmo 2015 wordt echter verwacht dat de cliënt de medewerking verleent die redelijkerwijs nodig is voor het uitvoeren dan de wet, zie artikel 2.3.8, derde lid, van de Wmo 2015. Tot slot: tijdens de zitting is gebleken dat eiser zich recent (samen met zijn moeder en tante) weer heeft gemeld bij WIJ Groningen. De rechtbank gaat er van uit dat het college naar aanleiding van deze melding zal doen wat in redelijkheid mogelijk is om een deugdelijk onderzoek uit te voeren en dat eiser hieraan zijn medewerking zal verlenen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van O.T. Smit, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1181.