ECLI:NL:RBNNE:2025:3051

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/19/148284 / HA ZA 24-95
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over een IJslands paard en de geldigheid van een schenkingsovereenkomst

In deze zaak is er een geschil tussen eiseres en gedaagde over de eigendom van een IJslands paard. Eiseres stelt dat zij het paard op 7 september 2023 van gedaagde heeft geschonken gekregen, terwijl gedaagde dit betwist en stelt dat er geen sprake is van een schenking. Gedaagde heeft het paard op 21 september 2023 aan eiseres overhandigd, maar beweert dat de schenking niet definitief was en dat er later nog afspraken gemaakt zouden worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er wel degelijk een schenkingsovereenkomst tot stand is gekomen en dat eiseres door de levering op 21 september 2023 eigenaar is geworden van het paard. De vordering van eiseres om te verklaren dat zij eigenaar is van het paard is toegewezen, terwijl de vordering van gedaagde is afgewezen. Daarnaast zijn er dwangsommen opgelegd aan gedaagde voor het niet voldoen aan de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Assen
Zaaknummer: C/19/148284 / HA ZA 24-95
Vonnis van 23 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. de Jong-van de Berkt,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. Chr. Nome.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 februari 2025
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 6 juni 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vorderingen

2.1.
[eiser] vordert in conventie dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Voor recht verklaart dat [naam paard] eigendom is van [eiser] ;
II. [gedaagde] gebiedt binnen 72 uur na dagtekening van dit vonnis [eiser] feitelijk in bezit te stellen van het registratieformulier, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan, althans een dor de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan dit gebod te voldoen;
III. [gedaagde] direct na betekening van dit vonnis te verbieden om Stal [naam 4] te [woonplaats 2] gevestigd op het adres [adres] [woonplaats 2] , alsmede de straten binnen 500 meter vanaf stal [naam 4] , te betreden of zich daar op te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor elke keer dat [gedaagde] in strijd handelt met dit verbod, met een maximum van € 5.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en met machtiging aan [eiser] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het gevorderde te bewerkstelligen;
IV. Indien, en uitsluitend voor zover de rechtbank beslist dat de eigendom van [naam paard] toekomt aan [gedaagde] en de vordering van [eiser] in conventie afwijst, voor recht verklaart dat tussen partijen een overeenkomst tot bewaarneming ex artikel 7:600 BW tot stand is gekomen en [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een vergoeding ex artikel 7:600 lid 3 BW van € 9.625,13;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten, alsmede de nakosten volgens het liquidatietarief, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening van de proceskosten en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de daadwerkelijke proceskosten en nakosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskosten vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [eiser] in de nakosten.
2.3.
In reconventie strekt de vordering van [gedaagde] ertoe dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat [gedaagde] de enige eigenaresse is van [naam paard] , alsmede dat [eiser] [naam paard] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis in de macht van [gedaagde] dient te stellen, zodat het voor [gedaagde] mogelijk zal zijn om [naam paard] op te halen of te laten ophalen, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat [eiser] zal weigeren te voldoen aan dit vonnis, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure in reconventie, te vermeerderen met de wettelijke rente over die proceskosten, vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eiser] in de nakosten.
2.4.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde] , met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten volgens het liquidatietarief, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de daadwerkelijke proceskosten en nakosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De kern van het geschil

3.1.
In deze procedure ligt de vraag voor wie eigenaar is van het IJslandse paard [naam paard] . [eiser] stelt zich op het standpunt dat zij [naam paard] op 7 september 2023 van [gedaagde] geschonken heeft gekregen. Door de overdracht van [naam paard] op 21 september 2023 door [gedaagde] aan [eiser] op Stal [naam 4] , stelt zij eigenaar te zijn geworden van [naam paard] . [gedaagde] heeft betwist dat sprake is geweest van een schenking. Zij wilde [naam paard] wel (op termijn) aan [eiser] schenken maar volgens [gedaagde] heeft [eiser] dit niet aanvaard. [gedaagde] heeft [naam paard] op 21 september 2023 aan [eiser] overhandigd, waarbij de basis waarop dit gebeurde volgens [gedaagde] “in de lucht is blijven hangen”. Daarover zou volgens [gedaagde] later nog worden gesproken. Tot afspraken is het volgens [gedaagde] niet meer gekomen. Volgens [gedaagde] kan zij zich niet vinden in de wijze waarop [naam paard] door [eiser] wordt verzorgd. [gedaagde] wil [naam paard] dan ook terug, stellende dat zij nog steeds eigenaar is van [naam paard] .

4.De beoordeling van het geschil

In conventie
4.1.
[gedaagde] was in ieder geval tot en met 20 september 2023 eigenaar van het IJslandse paard [naam paard] (hierna: [naam paard] ). [gedaagde] hield [naam paard] op stal [naam 5] .
4.2.
Medio 2023 is [gedaagde] in contact gekomen met [eiser] . Het lukte [gedaagde] vanwege (met name) financiële redenen niet meer om voor [naam paard] te zorgen. Zij zocht iemand anders die voor [naam paard] kon zorgen. In een appbericht [1] waarvan de datum onduidelijk is maar die gelet op opvolgende appberichten van vóór 27 augustus 2023 moet zijn, vraagt [gedaagde] aan [eiser] of zij interesse heeft in het “overnemen” van [naam paard] . Nadat [eiser] bevestigend reageert [2] en daaraan toevoegt dat dat met name is om [naam paard] samen met [gedaagde] te verzorgen, reageert [gedaagde] [3] dat dat niet haalbaar is en dat ze door iemand anders is benaderd “die wel voor zichzelf een paardje zoekt”. In een appbericht van 27 augustus 2023 [4] vraagt [gedaagde] vervolgens weer aan [eiser] of zij interesse heeft in [naam paard] omdat ze anders “de andere dame” de kans wil geven. [eiser] reageert [5] dat haar twijfel vooral in “tijd” is gelegen. Ze spreken bij appberichten van 5/6 september 2023 [6] af dat ze elkaar die donderdag (7 september 2023) zullen ontmoeten om er verder over te praten. Daarbij noemt [eiser] in een appbericht van 6 september 2023 [7] nog de optie van bruikleen/mede-eigendom en dat ze dat de volgende dag wel zullen bespreken.
4.3.
Op 7 september 2023 heeft - zoals afgesproken - een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. Partijen verschillen van mening over wat er toen precies is besproken/afgesproken. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij [naam paard] wel (op termijn) aan [eiser] wilde schenken maar volgens [gedaagde] heeft [eiser] dit niet willen aanvaarden en is het vervolgens “in de lucht blijven hangen”. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij het wel bezwaarlijk vond dat [gedaagde] niets voor [naam paard] wilde hebben, zoals een geldbedrag of een auto, maar dat zij desondanks die dag de knoop had doorgehakt en het besluit had genomen om het wél te doen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit diverse omstandigheden van ná 7 september 2023 dat partijen daadwerkelijk uitvoering hebben gegeven aan de door [eiser] gestelde (door haar beweerdelijk geaccepteerde) schenking.
4.5.
Allereerst heeft [gedaagde] [naam paard] op 21 september 2023 feitelijk ter hand gesteld aan [eiser] door [naam paard] naar Stal [naam 4] te brengen, de stal waar [eiser] ook al een andere IJslander gestald had. Vast staat dat [gedaagde] daarbij ook het paspoort van [naam paard] aan [eiser] heeft overgedragen. Zij ging er gelet op haar appbericht van 23 december 2023 [8] aan [eiser] vanuit dat ze toen ook de registratiepapieren van [naam paard] aan [gedaagde] had overhandigd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] bevestigd, dat zij toen inderdaad in de veronderstelling verkeerde dat ook de registratiepapieren op 21 september 2023 waren overhandigd. Ook heeft [gedaagde] op 23 december 2023 [9] een bestand aan [eiser] gestuurd “2018-formulier-registratie-eigendom” met de opmerking “dat moet je opsturen met het paspoort en stamboek papier”. Kennelijk was het dus de bedoeling van [gedaagde] dat [eiser] zich als eigenaar van [naam paard] zou registreren (hetgeen, zoals partijen ook hebben betoogd, niet vereiste is voor een eigendomsoverdracht van een paard).
4.6.
[eiser] heeft per 21 september 2023 bovendien een stallingsovereenkomst gesloten ten behoeve van [naam paard] met Stal [naam 4] [10] . De eigenaren van Stal [naam 4] , [naam 2] en [naam 1] , hebben in een schriftelijke verklaring van 23 april 2024 [11] verklaard dat ze aan [naam 1] had verteld dat het haar financieel niet meer lukte om voor [naam paard] te zorgen en dat dat de reden was dat ze [naam paard] aan [x] ( [eiser] ) had gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] desgevraagd medegedeeld dat het best zou kunnen dat ze dit zo gezegd heeft.
4.7.
Ook heeft [gedaagde] diverse appberichten gezonden die er naar het oordeel van de rechtbank op duiden dat zij [naam paard] aan [eiser] heeft geschonken (en dat dit dus ook door [eiser] is aanvaard). Zo heeft [gedaagde] in een appbericht [12] waarvan de datum niet duidelijk is aan [naam 3] geschreven: “ze heeft m’n leukste liefste knappe vriendje gewoon gekregen”. Op 12 februari 2024 heeft ze aan [eiser] geappt [13] : “Een paar maanden Terug kreeg je een kerngezond paard van mij kado, ik kreeg complimenten van de hoefsmit toen hij net aan jou was geschonken. Bang was ik dat ik hem niet het beste kon verzorgen met financiële problemen.” Weliswaar heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat ze met deze appberichten enkel heeft willen aangeven dat zij [naam paard] aan de zorg van [eiser] heeft overgedragen en dat het een groot cadeau voor [eiser] is dat zij voor [naam paard] mag zorgen en er op mag rijden en er mee mag wandelen, maar deze uitleg overtuigt niet. Uit het appbericht van 12 februari 2024 [14] blijkt bovendien dat [gedaagde] zich beseft dat de beslissingsbevoegdheid over [naam paard] bij [eiser] ligt. Ze appt immers: “Ik zou het enorm waarderen als je mij om advies vraagt en me informeerd over zijn gezondheid. Ik ben hier nog steeds. Maar ik sta open om te helpen hem weer zo gezond te krijgen als hoe hij bij mij ook was.
Het is aan jou. (cursivering rechtbank)”. Niet in geschil is bovendien dat [eiser] niet alleen zonder overleg met [gedaagde] vanaf 21 september 2021 alle beslissingen heeft gemaakt aangaande [naam paard] , waaronder met name die ten aanzien van zijn gezondheid die op enig moment te wensen overliet, maar dat zij ook alle (aanzienlijke) kosten die daarmee gemoeid zijn gegaan, heeft betaald.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [eiser] haar stelling dat zij [naam paard] op 7 september 2023 van [gedaagde] geschonken heeft gekregen (en die schenking dus ook heeft aanvaard) en dat de eigendom van [naam paard] door de overdracht van [naam paard] aan haar op 21 september 2023 is overgegaan, voldoende heeft onderbouwd. In het licht daarvan heeft [gedaagde] haar betwisting dat dit aanbod niet door [eiser] is aanvaard, dan wel dat de schenking pas op termijn zou plaatsvinden, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat [naam paard] op 21 september 2023 krachtens een geldige titel (de schenking op 7 september 2023) en door een beschikkingsbevoegde (de toenmalige eigenaar [gedaagde] ) aan [eiser] in eigendom is overgedragen. Aan bewijslevering wordt dus niet toegekomen.
4.9.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde verklaring van recht dat [naam paard] eigendom is van [eiser] , toewijzen. Ook de gevorderde afgifte van het registratieformulier van [naam paard] , zal worden toegewezen zoals in de beslissing te melden. Dit registratieformulier behoort immers bij [naam paard] en dient in het bezit te zijn van de eigenaar van [naam paard] . Dat ook [gedaagde] die mening was toegedaan volgt al uit haar mededeling tijdens de mondelinge behandeling dat zij er destijds ook vanuit was gegaan dat zij dit registratieformulier - samen met het paspoort van [naam paard] - aan [eiser] ter beschikking had gesteld. Dat bleek achteraf gezien niet het geval te zijn. De gevorderde oplegging van dwangsommen zal worden toegewezen zoals in het dictum te melden.
4.10.
[eiser] vordert voorts een hernieuwd (in feite: een verlenging) van het straatverbod dat [gedaagde] bij kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 mei 2024 opgelegd heeft gekregen. Dat straatverbod is door verloop van één jaar na betekening van dat vonnis onlangs verlopen. De aanleiding voor dat straatverbod was dat [gedaagde] , zoals zij in die procedure niet heeft weersproken, [naam paard] in de nacht van 16 op 17 april 2024 zonder toestemming van [eiser] had weggenomen bij stal [naam 4] . Hoewel [gedaagde] in deze procedure wél betwist dat zij [naam paard] toen heeft weggenomen, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank niet gemotiveerd betwist dat dit dan in ieder geval wel in haar opdracht is gebeurd. [naam paard] is later ook bij [gedaagde] aangetroffen. Ook dit heeft als onrechtmatig handelen te gelden. Hoewel niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] ná die kort geding procedure nog nieuwe pogingen heeft ondernomen om [naam paard] weg te nemen of zich anderszins heeft opgehouden bij Stal [naam 4] , ziet de rechtbank aanleiding om nogmaals hetzelfde straatverbod op te leggen maar dan voor de duur van een half jaar. [gedaagde] heeft aan het einde van de mondelinge behandeling de vraag gesteld wanneer zij “haar paard” kan bezoeken. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [naam paard] in eigendom toebehoort aan [eiser] . Om de rust te bewaren in Stal [naam 4] vindt de rechtbank een hernieuwd straatverbod nodig. Dat is niet alleen in het belang van [naam paard] maar ook in dat van de overige paarden die daar gestald zijn. Hoewel het destijds de bedoeling van partijen is geweest dat [gedaagde] betrokken zou blijven bij [naam paard] , is de situatie naar het oordeel van de rechtbank zodanig geëscaleerd dat er niet van [eiser] verwacht kan worden dat zij hieraan nog langer haar medewerking verleent. Behoudens hoger beroep van dit vonnis zal [gedaagde] dus moeten accepteren dat zij [naam paard] - ook na afloop van het straatverbod - moet loslaten. Daarbij wordt opgemerkt dat [naam paard] zich op privéterrein bevindt - dat van Stal [naam 4] - en dat het [gedaagde] niet is toegestaan zonder toestemming van Stal [naam 4] dit terrein te betreden.
4.11.
Aan de voorwaarde waaronder vordering IV - betaling van een geldvordering - is ingesteld, is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de eigendom van [naam paard] , niet voldaan. De rechtbank is immers van oordeel dat [naam paard] in eigendom toebehoort aan [eiser] en niet aan [gedaagde] . Aan een beoordeling van die vordering wordt dus niet toegekomen.
4.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.962,72
4.13.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
4.14.
De vordering in reconventie is gebaseerd op de stelling dat [gedaagde] eigenaar is van [naam paard] . Gelet op hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, is dat niet het geval. Om die reden zal de reconventionele vordering worden afgewezen.
4.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat € 614,00 (0,5 x 2 punten × € 614,00).
4.16.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
verklaart voor recht dat [naam paard] eigendom is van [eiser] ;
5.2.
gebiedt [gedaagde] binnen 72 uur na betekening van dit vonnis [eiser] feitelijk in bezit te stellen van het registratieformulier betreffende [naam paard] ,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan het gebod onder 5.2. voldoet, tot een maximum van € 2.000,00 is bereikt,
5.4.
verbiedt [gedaagde] direct na betekening van dit vonnis gedurende een half jaar om Stal [naam 4] te [woonplaats 2] gevestigd op het adres [adres] [woonplaats 2] , alsmede de straten binnen 500 meter vanaf Stal [naam 4] , te betreden of zich daar op te houden,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor elke keer dat [gedaagde] in strijd handelt met het onder 5.4. bedoelde verbod, tot een maximum van
€ 5.000,00 is bereikt,
5.6.
machtigt [eiser] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 5.4. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.862,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.9.
verklaart dit vonnis, behoudens de onder 5.1. bedoelde verklaring van recht, uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.11.
wijst de vordering af,
5.12.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 614,00 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.13.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025.
82

Voetnoten

1.Productie 2 bij dagvaarding
2.idem
3.idem
4.idem
5.idem
6.Productie 2 en 3 bij dagvaarding
7.Productie 3 bij dagvaarding
8.Productie 5 bij dagvaarding
9.idem
10.Productie 18 bij dagvaarding
11.idem
12.Productie 6 bij dagvaarding
13.Productie 16 bij dagvaarding
14.Productie 16 bij dagvaarding