ECLI:NL:RBNNE:2025:3080

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
27 juli 2025
Zaaknummer
24/1924
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering openbaarmaking documenten door het Instituut Mijnbouwschade Groningen op grond van de Wet open overheid

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), en verweerder. Eiser had in 2022 schade als gevolg van een aardbeving gemeld bij het IMG en verzocht om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Het IMG weigerde echter om bepaalde documenten openbaar te maken, met name de facturen van Bureau DOG, en dit leidde tot een beroep van eiser. De rechtbank heeft de zaak op 24 juni 2025 behandeld en kwam tot de conclusie dat het IMG terecht de openbaarmaking had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de financiële belangen van het IMG in het geding waren en dat openbaarmaking van de gevraagde stukken de onderhandelingspositie van het IMG zou kunnen schaden. De rechtbank heeft onder geheimhouding de stukken ingezien en vastgesteld dat openbaarmaking inderdaad negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de financiële belangen van het IMG. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de weigering om de gevraagde stukken openbaar te maken in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/1924

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het Instituut Mijnbouwschade Groningen (het IMG), verweerder

(gemachtigden: mrs. I. Pijper en M.R. Lycklema à Nijeholt).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de weigering van het IMG om stukken openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. In de bijlage staat een wetsartikel dat voor deze zaak van belang is.

Procesverloop

2. Eiser heeft in 2022 bij het IMG schade als gevolg van een aardbeving gemeld. Om die schade te kunnen beoordelen heeft het IMG door deskundige Bureau DOG een adviesrapport laten opstellen.
2.1
Op 28 september 2023 heeft eiser op grond van de Woo bij het IMG verzocht om openbaarmaking van de volgende documenten:
a. a) alle communicatie over eisers eigen dossier, tussen Bureau DOG en het IMG;
b) de facturen waaruit blijkt hoeveel Bureau DOG betaald heeft gekregen door het IMG;
c) stukken, zo mogelijk een tijdlijn, waaruit opgemaakt kan worden wanneer, welke informatie verzonden is tussen Bureau DOG, het IMG en eiser.
2.2.
Verder heeft eiser in zijn Woo-verzoek gevraagd aan het IMG
d) of het gebruikelijk en toegestaan is dat een zaakbegeleider naar eigen inzicht
afwijkt van procedures en afspraken, zoals die openbaar vermeld staan op de website van het IMG.
2.3.
Met het primaire besluit van 6 december 2023 is het IMG tegemoetgekomen aan de onderdelen a) en c) van het Woo-verzoek van eiser en heeft het eisers vraag onder d) beantwoord. Voor wat betreft onderdeel b) heeft het IMG het verzoek afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 op het bezwaar van eiser, is het IMG bij die beslissing gebleven.
2.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit voor wat betreft de afwijzing onder onderdeel b). Het IMG heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5.
Ook heeft het IMG een verzoek om beperkte kennisneming ingediend voor wat betreft de (ongelakte) stukken, waarvan om openbaarmaking is verzocht door eiser. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neemt uitsluitend de rechtbank kennis van deze stukken. De toestemming om mede op grond van deze stukken uitspraak te doen is van rechtswege verleend [1] .
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het IMG.

Beoordeling door de rechtbank

Heeft het IMG de openbaarmaking van de gevraagde stukken mogen weigeren?
3.1.
Op de zitting legt eiser uit dat hij met onderdeel b) van zijn Woo-verzoek heeft bedoeld inzage te krijgen in het totaalbedrag dat is gemoeid bij het inschakelen van Bureau DOG door het IMG. Dat het IMG de openbaarmaking van die informatie heeft geweigerd vindt eiser niet terecht. Ten eerste voert eiser aan dat dit niet past bij een open overheid. Het inschakelen van deskundigen wordt immers gefinancierd met gemeenschapsgeld. Ten tweede voert hij aan dat het IMG geen redelijke belangenafweging gemaakt. Werken met commerciële partijen die miljoenen verdienen is volgens eiser gewoon een kwestie van marktwerking. Zo kan bijvoorbeeld een nota van een schildersbedrijf dat zijn woning heeft geschilderd, ook door de concurrentie worden ingezien als eiser deze openbaar zou maken. Ten derde voert eiser aan dat openbaarmaking van de documenten nog niet betekent dat andere deskundigen hieruit kunnen opmaken welke tarieven Bureau DOG rekent voor zijn werkzaamheden. Eiser merkt daarbij op dat er altijd sprake is van maatwerk, omdat elke schadesituatie verschillend is. Ook wanneer het een woning betreft die gelijk is aan die van eiser.
3.2.
Het IMG stelt zich op het standpunt dat het openbaarmaking van de gevraagde stukken terecht heeft geweigerd. De weigering vindt zijn grondslag in de Woo, omdat het hier gaat om financiële belangen die betrekking hebben op de onderhandelingspositie van een bestuursorgaan. Het IMG licht toe dat in 2026 de contracten met de huidige deskundigenbureaus aflopen. In 2024 is het daarom een marktconsultatie voor deskundigendiensten gestart. Dat brengt met zich mee dat de actuele onderhandelingspositie van het IMG moet worden beschermd. Een beroep op deze weigeringsgrond kan in elk geval worden gedaan voor de duur van een onderhandelingsproces. Daarnaast is ook de onderhandelingspositie van het IMG in de toekomst reden om deze uitzonderingsgrond van toepassing te achten. De verwachting is namelijk dat er opnieuw een aanbestedingsprocedure zal starten, wanneer de nog af te sluiten contracten zullen aflopen.
3.3.
De rechtbank volgt het IMG in dit standpunt. De rechtbank heeft onder geheimhouding de stukken ingezien waar de weigering van het IMG op ziet. De rechtbank stelt vast deze informatie inderdaad inzicht kan verschaffen in de onderhandelingspositie van het IMG. Andere partijen zouden hun positie daarop kunnen afstemmen, of onderling prijsafspraken kunnen maken, wat voor de onderhandelingspositie van het IMG negatieve gevolgen kan hebben. Hierdoor kunnen de financiële belangen van het IMG ernstig worden geschaad. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt, dat een dergelijk financieel belang op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Woo in bescherming wordt genomen [2] . Dit alles leidt de rechtbank tot het oordeel dat het IMG aan de financiële belangen van het IMG een groter gewicht heeft mogen toekennen dan aan het belang van openbaarmaking.
3.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het IMG de openbaarmaking op goede grond heeft geweigerd, op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Woo. Van een onzorgvuldige belangenafweging door het IMG is geen sprake.
3.5.
Eiser verwijzing naar de openbaarmaking van een factuur van een gecontracteerd schildersbedrijf treft geen doel, omdat het geen vergelijkbare situatie betreft.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent voor eiser dat de weigering om de gevraagde stukken openbaar te maken, in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 5.1. Uitzonderingen
(…)
2 Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
(…)

Voetnoten

1.Raadpleeg hiervoor artikel 8:29, zesde lid, van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak met vindplaats ECLI:NL:RVS:2023:1015.