In deze zaak, die op 7 juli 2025 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Mulder, vordert dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.J.H. van Baalen, de tenuitvoerlegging van een hypotheekrecht staakt. De achtergrond van het geschil ligt in een geldleningsovereenkomst van 30 december 2021, waarbij gedaagde een hypotheekrecht heeft verkregen op percelen grasland van eiser ter zekerheid van een lening van € 400.000,00. Eiser is in gebreke gebleven met de betaling van de rente, wat gedaagde heeft doen besluiten tot executieverkoop van de percelen. Eiser heeft echter aangeboden om een bedrag van € 455.125,93 te betalen, wat volgens haar voldoende is om de executie te staken. Gedaagde betwist dit en stelt dat hij recht heeft op een hoger bedrag van € 980.023,20, inclusief inwinningskosten en een koopoptie. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hypotheekrecht slechts tot zekerheid strekt voor de hoofdsom en de rente, en dat de inwinningskosten en de koopoptie niet onder het hypotheekrecht vallen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, waardoor gedaagde verplicht is om de executieverkoop te staken en medewerking te verlenen aan de doorhaling van het hypotheekrecht na betaling van het verschuldigde bedrag.