ECLI:NL:RBNNE:2025:3093
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tegen uitnodiging voor naturalisatieceremonie, geen besluit in de zin van 1:3 Awb
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster met betrekking tot de datum van haar naturalisatieceremonie. De voorzieningenrechter oordeelt dat zijn uitspraak een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter is kennelijk onbevoegd om op het verzoek te beslissen en doet dit zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoekster is op 15 juli 2025 uitgenodigd voor de naturalisatieceremonie op 26 augustus 2025, waar zij het bewijs van haar Nederlanderschap zal verkrijgen. Op 17 juli 2025 heeft verzoekster een bezwaarschrift ingediend en op 18 juli 2025 verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening is dat de datum te laat is. De voorzieningenrechter moet echter eerst beoordelen of er sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, wat inhoudt dat er een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan moet zijn die gericht is op enig rechtsgevolg.
De voorzieningenrechter concludeert dat de brief van 15 juli 2025 niet kan worden aangemerkt als een besluit, omdat het enkel een uitnodiging betreft zonder rechtsgevolg. Hierdoor is de voorzieningenrechter niet bevoegd om van het verzoek om een voorlopige voorziening kennis te nemen. De uitspraak wordt gedaan door mr. H.J. Bastin, in aanwezigheid van mr. J.A. van Loo, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.