ECLI:NL:RBNNE:2025:3125

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/18/243687 / FA RK 25-1332
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie op verzoek van meemoeder met betrekking tot minderjarige geboren uit kunstmatige donorbevruchting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 juli 2025 een beschikking gegeven over de adoptie van een minderjarige, geboren uit kunstmatige donorbevruchting. Verzoekster, de meemoeder, heeft het verzoek tot adoptie ingediend omdat het ouderschap niet van rechtswege was ontstaan. Dit was het gevolg van het ontbreken van een verklaring van de Stichting donorgegevens bij de aangifte van de geboorte. Verzoekster en de moeder van het kind hebben een geregistreerd partnerschap en hebben samen het gezag over het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde dat de adoptant het kind gedurende ten minste een jaar feitelijk heeft verzorgd, maar deze voorwaarde geldt niet omdat het kind is geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder. De rechtbank heeft geoordeeld dat de adoptie in het belang van het kind is, gezien de gezinssituatie en de affectieve relatie tussen verzoekster en de moeder. De adoptie is uitgesproken en zal terugwerken tot de geboortedatum van het kind, omdat het verzoek vóór de geboorte is ingediend. De rechtbank heeft de ambtenaar van de Burgerlijke Stand opdracht gegeven om de adoptie aan de akte toe te voegen zodra de beschikking in kracht van gewijsde is gegaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/243687 / FA RK 25-1332

beschikking van over de adoptie van 21 juli 2025

op het verzoek van

[naam meemoeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen "verzoekster",
advocaat mr. I.M. Feenstra, kantoorhoudende te Groningen,
over de minderjarige:
[naam kind]
geboren op [geboortedatum kind] 2025 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [naam kind] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: " [moeder] ",

Het procesverloop

Deze procedure is ingeleid met een verzoekschrift van de verzoekster dat de rechtbank op 9 april 2025 heeft ontvangen.
De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de volgende stukken:
- nadere stukken van verzoekster, ontvangen op 10 juni 2025;
- en brief en nadere stukken van verzoekster, ontvangen op 24 juni 2025, waarin namens verzoekster en [moeder] wordt verzocht de zaak buiten zitting af te doen.

De feiten

De rechtbank kan bij de beoordeling van het verzoek uitgaan van de volgende feiten.
Verzoekster en [moeder] hebben sinds [datum] 2018 een affectieve relatie en zijn op [datum] 2023 in de gemeente [naam gemeente] een geregistreerd partnerschap aangegaan.
Op [geboortedatum kind] 2025 is [moeder] bevallen van [naam kind] .
[naam kind] is door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1 onder c van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting verwekt. De identiteit van de donor is aan [moeder] onbekend. De datum van de kunstmatige donorbevruchting was 12 september 2024.
Omdat [naam kind] is geboren staande het geregistreerd partnerschap van verzoekster en [moeder] oefenen verzoekster en [moeder] samen het gezag uit over [naam kind] (artikel 1:253sa BW).

De beoordeling

Verzoekster wil [naam kind] adopteren en doet dat verzoek aan de rechtbank. De rechtbank zal het verzoek van verzoekster tot adoptie van [naam kind] toewijzen. Hij zal hierna uitleggen hoe hij tot deze beslissing is gekomen.
Op grond van artikel 1:198 eerste lid, aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [moeder] de juridische moeder van [naam kind] , aangezien [naam kind] uit haar is geboren. Op grond van artikel 1:198, eerste lid, aanhef en onder b BW is ook moeder de vrouw die op het tijdstip van de geboorte van het kind is gehuwd of door een geregistreerd partnerschap is verbonden met de vrouw uit wie het kind is geboren, indien dit kind is verwerkt door kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, sub 1, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en er een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan een verklaring is afgegeven. De verklaring dient bij de aangifte van de geboorte te worden overgelegd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en werkt terug tot aan de geboorte van het kind.
Uit de geboorteakte van [naam kind] blijkt dat als ouder alleen [moeder] is geregistreerd. De rechtbank maakt daaruit op dat de betreffende verklaring bij de aangifte van de geboorte niet aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is overgelegd. Het ouderschap van verzoekster is daarom niet van rechtswege ontstaan (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 032, nr. 3). Uit het verzoekschrift blijkt dat het een bewuste keuze is van verzoekster om het ouderschap via adoptie te willen laten ontstaan omdat zij voldoende zekerheid wil hebben voor de erkenning van haar ouderschap in het buitenland. Wel hebben verzoekster en [moeder] voor de geboorte van [naam kind] op grond artikel 1:5 lid 4 BW in samenhang met artikel 1:253sa BW een verklaring van naamskeuze afgelegd waaruit volgt dat [naam kind] de achternaam " [dubbele achternaam verzoekster en moeder] " zal dragen.
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op een gezamenlijk verzoek van twee personen of op verzoek van één persoon. Op grond van artikel 1:227 lid 2 BW kan het verzoek door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder alleen worden gedaan als hij (zij) ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd. Deze voorwaarde geldt evenwel niet indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en die ouder. Van deze laatste situatie is hier (in ieder geval) sprake.
Op grond van 1:227 lid 4 BW wordt het verzoek, indien het kind is of wordt geboren binnen de relatie van de adoptant en de ouder, en het kind door en ten gevolge van kunstmatige donorbevruchting als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is verwekt en een door de stichting, bedoeld in die wet, ter bevestiging hiervan afgegeven verklaring wordt overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor aan de vrouw bij wie de kunstmatige donorbevruchting heeft plaatsgevonden onbekend is, toegewezen tenzij de adoptie kennelijk niet in het belang van het kind is of niet is voldaan aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 1:228 BW.
De rechtbank stelt vast dat verzoekster bij het verzoekschrift een verklaring van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting heeft overgelegd waaruit blijkt dat de identiteit van de donor onbekend is. Vervolgens moet de rechtbank vaststellen of de adoptie van de minderjarige door verzoekster in het belang van de minderjarige is en of aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 1:228 BW is voldaan.
Artikel 1:228 lid 1 BW stelt de volgende voorwaarden voor adoptie:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaren of ouder is, ter gelegenheid van haar verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. dat het kind niet is een kleinkind van een adoptant;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende tenminste een jaar feitelijk gezamenlijk hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder alleen of samen met de adoptant het gezag over de minderjarige heeft.
De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat aan alle voorwaarden van artikel 1:228 BW is voldaan, met uitzondering van de voorwaarde onder f. Op grond van lid 3 van artikel 1:228 BW geldt deze voorwaarde echter niet nu [naam kind] is geboren binnen de relatie van de moeder met verzoekster, zijnde een levensgezel van gelijk geslacht.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de adoptie in het kennelijk belang van [naam kind] is. Gebleken is dat verzoekster en [moeder] sinds 1 september 2018 een affectieve relatie hebben en zij op 15 maart 2023 in de gemeente [naam gemeente] een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. [naam kind] is geboren tijdens dit geregistreerd partnerschap en wordt door verzoekster en [moeder] samen verzorgd en opgevoed. Met de adoptie wordt recht gedaan aan de relatie die verzoekster en [moeder] met elkaar hebben en de gezinssituatie waarin [naam kind] verder zal opgroeien en wordt de opvoeder-/ouder-kindrelatie in alle opzichten geformaliseerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat adoptie in het belang van [naam kind] is. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie daarom toewijzen.
Ingangsdatum
Voor de ingangsdatum verwijst de rechtbank naar artikel 1:230 lid 2 BW. De adoptie werkt terug tot het tijdstip van de geboorte van [naam kind] , omdat [naam kind] is geboren binnen de relatie van verzoekster en [moeder] en de adoptie vóór de geboorte van [moeder] is verzocht.

De beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de adoptie van de minderjarige [naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2025 in [geboorteplaats] , door [naam meemoeder] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996;
geeft opdracht aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente [naam gemeente] om, wanneer de beslissing tot adoptie in kracht van gewijsde is gegaan, de latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank hiervoor een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente [naam gemeente] zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.L. Stuiver, (kinder)rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2025.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld door een advocaat bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
- door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.
fn:
RB