Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet hersteloperatie toeslagen
Artikel 2.7.
1. Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel en daarvoor voor 1 januari 2024 een aanvraag heeft ingediend, kent de Dienst Toeslagen ambtshalve eenmalig een forfaitair bedrag toe van € 30.000, met dien verstande dat dit bedrag wordt verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de bedragen die de aanvrager op het moment van toekenning van het forfaitaire bedrag al op grond van een herstelmaatregel heeft ontvangen. Bij vermindering tot nihil vindt geen toekenning plaats.
1. Onze Minister neemt op aanvraag de geldschulden en kosten over op grond van artikel 155 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek van een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c, of een ex-partner die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, tenzij op die aanvrager, die partner of die ex-partner artikel 4.6 of 4.7 van toepassing is.
2. De geldschulden die worden overgenomen:
a. zijn ontstaan na 31 december 2005;
b. waren voor 1 juni 2021 opeisbaar; en
c. zijn niet voldaan op het tijdstip waarop de aanvraag wordt gedaan.
3. Geldschulden en kosten die worden overgenomen, zijn:
a. een geldschuld die is ontstaan door een in de normale uitoefening van een beroep
of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser;
b. een geldschuld die niet is ontstaan door een in de normale uitoefening van een
beroep of bedrijf verrichte rechtshandeling van de schuldeiser indien deze is vastgelegd in een notariële akte die is verleden in de periode tussen 1 januari 2006 en 1 juni 2021 of blijkt uit een rechterlijke uitspraak indien de daaraan voorafgaande ingebrekestelling of dagvaarding of het daaraan voorafgaande verzoekschrift dateert van voor 1 juni 2021, waarbij geldt dat de zaak bij de rechtbank binnen een redelijke termijn na de dagtekening van de ingebrekestelling aanhangig moet zijn gemaakt;
(…)
4. Geldschulden en kosten die niet worden overgenomen zijn:
(…)
b.de resterende hoofdsommen van andere leningen, tenzij die vanwege betalingsachterstanden opeisbaar zijn geworden;
(…)
1. Aan een aanvrager van een kinderopvangtoeslag die in aanmerking komt voor toepassing van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 of aan een ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend, verleent Onze Minister op aanvraag compensatie voor een afgeloste geldschuld die op grond van artikel 4.1 voor overneming in aanmerking zou komen als deze niet voldaan was.
2. In afwijking van het eerste lid kan een aanvraag worden ingediend door degene, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel b of c, indien hij geen partner meer is op het tijdstip waarop die aanvraag wordt ingediend.
3. De compensatie wordt verleend voor een geldschuld en kosten die zijn voldaan door een aanvrager als bedoeld in het eerste lid, diens partner, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, onderdelen b of c of de ex-partner, die in aanmerking komt voor de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid, en aan wie deze is toegekend:
a. na het moment van het ontvangen van een bedrag op grond van een
herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7 dan wel de compensatie, bedoeld in artikel 2.14h, eerste lid; of
b. tussen het moment van de dagtekening van de beschikking van de Dienst
Toeslagen waarin staat dat de Dienst Toeslagen vooralsnog geen reden ziet voor uitbetaling van een forfaitair bedrag en het moment van de dagtekening van de beschikking waarin toch recht op een forfaitair bedrag als bedoeld in de artikelen 2.7, eerste lid, of artikel 2.14h, eerste lid, is vastgesteld.
4. De compensatie wordt niet verleend indien artikel 4.6 of 4.7 wordt toegepast.
5. De hoogte van de compensatie voor een afgeloste geldschuld en kosten is gelijk aan het bedrag dat de aanvrager van de compensatie in de periode, bedoeld in het derde lid, onderdeel a of b, heeft afgelost aan opeisbare geldschulden en kosten, met een maximum van het bedrag dat hij ontvangen heeft op grond van een herstelmaatregel. Artikel 3.13, derde lid, is van toepassing.
1. De Dienst Toeslagen kan bij een besluit over toekenning van compensatie, een tegemoetkoming of vergoeding, kwijtschelding van bestuursrechtelijke schulden of betaling van bestuursrechtelijke en privaatrechtelijke schulden afwijken van 2.1, 2.6, 2.7, 2.10, 2.11, 2.11a, 2.11b, 2.14, 2.14a, 2.16, 2.17, 3.1, 4.6, 4.7 of 6.1 voor zover toepassing van het desbetreffende artikel gelet op doel of strekking ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor degene die aanspraak wil maken op de toekenning.
2. Voor zover toepassing gelet op het belang dat de bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard kan:
a. Onze Minister afwijken van artikel 2.15, 2.15a, 3.13, 4.1, 4.2 of 4.3;
b. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in Hoofdstuk 5 van
de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, afwijken van artikel 3.6;
c. de Sociale verzekeringsbank, genoemd in Hoofdstuk 6 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, afwijken van artikel 3.7;
d. het college van burgemeester en wethouders afwijken van artikel 3.8 of 2.21;
e. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afwijken van artikel 3.9;
f. het CAK, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, van artikel 3.10
afwijken;
g. de Wlz-uitvoerder, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg, van
artikel 3.11 afwijken; en
h. het college, bedoeld in de artikelen 1.1 van de Jeugdwet en 1.1.1 van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015, van artikel 3.12 afwijken.