ECLI:NL:RBNNE:2025:3228

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
LEE 24/2478
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Woo-verzoek door de Nationale Politie Landelijke Eenheid met betrekking tot openbaarmaking van persoonsgegevens

Op 6 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Nationale Politie Landelijke Eenheid, vertegenwoordigd door de korpschef. De zaak betreft een beroep tegen de afwijzing van een Woo-verzoek dat de eiser op 11 februari 2024 had ingediend. Eiser verzocht om openbaarmaking van alle (digitale) bescheiden en stukken die op hem betrekking hebben, waaronder interne e-mails en communicatie met het Openbaar Ministerie. De korpschef heeft het verzoek op 9 april 2024 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 29 april 2024 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 9 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigde van de korpschef aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank stelde vast dat de gegevens waar eiser om verzocht, onder de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Algemene Verordening Gegevensbescherming vallen. Artikel 5.5 van de Wet open overheid (Woo) is niet van toepassing, omdat er andere regelingen zijn die een uitputtend openbaarheidsregime bieden. Eiser's argument dat de Woo van toepassing is, omdat er algemeen belang is bij openbaarmaking, werd verworpen.

Daarnaast werd de beroepsgrond van eiser dat de hoorplicht in de bezwaarfase was geschonden, ook afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond was, waardoor de korpschef terecht van het horen van eiser kon afzien. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de afwijzing van het Woo-verzoek in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 6 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Nationale Politie Landelijke Eenheid, de korpchef

(gemachtigde: mr. J. Robbers).

Procesverloop

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de afwijzing van het Woo-verzoek dat eiser op 11 februari 2024 heeft gedaan.
1.1.
Eiser heeft op grond van 5.5 van de Woo verzocht om openbaarmaking van alle (digitale) bescheiden en stukken die op hem betrekking hebben, zoals (interne) e-mails, communicatie, contact met externen zoals het Openbaar Ministerie en contacten met afdelingen JZ binnen de politie. De korpschef heeft het verzoek met het besluit van 9 april 2024 afgewezen. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 april 2024 heeft de korpschef het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de afwijzing in stand gelaten.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de korpschef. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
1.4.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en overweegt daartoe het volgende.
Valt eisers verzoek onder de reikwijdte van artikel 5.5 van de Woo?
3. Eisers beroepsgrond dat de korpschef zich ten onrechte op het standpunt stelt dat het verzoek van eiser niet op grond van de Woo kan worden beoordeeld, slaagt niet. De rechtbank deelt het standpunt van de korpschef dat de gegevens waarvan eiser om openbaarmaking heeft verzocht, gegevens betreffen die onder de Wet politiegegevens (Wpg), Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) dan wel de Algemene Verordening gegevensbescherming (AVG) vallen. Artikel 5.5 van de Woo betreft slechts een vangnetbepaling, die hier niet van toepassing is gelet op de gegevens waar eiser om heeft verzocht en waarvoor andere regelingen gelden met een uitputtend openbaarheidsregime en/of een uitputtend bedoeld verstrekkingsregime. Het betoog van eiser dat de Woo van toepassing is, omdat eenieder belang heeft bij de openbaarmaking van de gegevens en dat het er niet toe doet wie de verzoeker is, is gelet op het voorgaande niet relevant en faalt daarom eveneens. Datzelfde geldt voor eisers beroep op de artikelen 10 van het EVRM en 19 van het IVBPR. Omdat artikel 5.5 van de Woo niet van toepassing is, faalt ook eisers beroepsgrond dat in dat kader geen deugdelijke belangenafweging is gemaakt.
Schending hoorplicht?
4. Eisers beroepsgrond dat de hoorplicht in de bezwaarfase is geschonden, slaagt evenmin. De rechtbank is met de korpschef van oordeel dat uit het bezwaarschrift van eiser, gelet op de juiste afwijzingsgrond van de korpschef zoals omschreven onder 3, aanstonds bleek dat het geen kans van slagen had. De korpschef heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar als bedoeld in artikel 7:3, eerste lid, aanhef en b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en op die grond van het horen van eiser in de bezwaarfase kunnen afzien.

Conclusie en gevolgen

5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. Dat betekent dat de afwijzing van het Woo-verzoek van eiser in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid
Artikel 5.5, eerste lid, van de Woo bepaalt:
Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, alsmede d en e, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
Wet politiegegevens
Artikel 25, eerste lid, van de Wpg bepaalt:
De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorieën van politiegegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende politiegegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om rectificatie, vernietiging of afscherming van de verwerking van hem betreffende politiegegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende politiegegevens.
Algemene Verordening Gegevensbescherming
Artikel 15 van de AVG bepaalt:
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
2. Wanneer persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land of een internationale organisatie, heeft de betrokkene het recht in kennis te worden gesteld van de passende waarborgen overeenkomstig artikel 46 inzake de doorgifte.
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.