Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verzoekster], uit [plaats], verzoekster
Samenvatting
.De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de begunstigingstermijn genoemd de last onder dwangsom met terugwerkende kracht te verlengen tot zeven dagen na de datum van verzending van deze uitspraak. Verzoekster krijgt in deze verzoekschriftprocedure dus geen gelijk en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Procesverloop
van € 30.000,-.
7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon] namens verzoekster, de gemachtigden van verzoekster, [leverancier] van [bedrijf], de gemachtigde van het college en
D.J. Veenstra als toezichthouder bij de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing (FUMO).
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Op 12 februari 2025 heeft verzoekster een zienswijze ingediend tegen de voorgenomen last. Verzoekster heeft daarin betoogd dat het opgeslagen riet geen afvalstof is, dan wel niet meer als afvalstof kan worden aangemerkt.
Tijdens de controle heeft de toezichthouder vastgesteld dat goed zichtbaar is welk riet van daken komt en welk riet vanuit een natuurgebied komt. Het riet dat van daken komt is grijsbruin van kleur en los gestort. Het riet vanuit de natuurgebieden is vers, geelachtig van kleur en gebundeld.
Op 27 maart 2025 hebben toezichthouders van de FUMO opnieuw een controle op het perceel verricht. Daarbij is geconstateerd dat er ongeveer 673 m³ riet is opgeslagen.
De bevindingen van de toezichthouders en de verklaring van de leverancier zijn vastgelegd in controlerapporten.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
[…]
2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:
Bijlage I bevat begripsbepalingen voor de toepassing van dit besluit.
De hoofdstukken 2 tot en met 5 gaan over milieubelastende activiteiten die zijn aangewezen in hoofdstuk 3 en lozingsactiviteiten op een oppervlaktewaterlichaam en lozingsactiviteiten op een zuiveringtechnisch werk die daarbij worden verricht, of die zijn aangewezen in hoofdstuk 3.
1. Als milieubelastende activiteit als bedoeld in artikel 2.1 wordt aangewezen het verwerken van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
1. Het verbod, bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de wet, om zonder omgevingsvergunning een milieubelastende activiteit te verrichten, geldt voor de milieubelastende activiteit, bedoeld in artikel 3.184, voor zover het gaat om het opslaan, herverpakken of opbulken van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.
2. Het verbod geldt ook voor andere milieubelastende activiteiten met deze afvalstoffen die worden verricht op dezelfde locatie als dat opslaan, herverpakken of opbulken.
A. Begrippen
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
[…]
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, met uitzondering van gevaarlijke afvalstoffen en nog niet ingezamelde of afgegeven huishoudelijke afvalstoffen;
[…]
verwerking van afvalstoffen: verwerking als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer.
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
[…]
nuttige toepassing: elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie, andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt, tot welke handelingen in ieder geval behoren de handelingen die zijn genoemd in bijlage II bij de kaderrichtlijn afvalstoffen;
verwerking: nuttige toepassing of verwijdering, met inbegrip van aan toepassing of verwijdering voorafgaande voorbereidende handelingen;
1. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor recycling of andere nuttige toepassing heeft ondergaan niet langer als afval wordt beschouwd indien het aan de volgende voorwaarden voldoet: