ECLI:NL:RBNNE:2025:3635

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
25-2609
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake wijziging Basisregistratie Personen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 7 augustus 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die het niet eens is met een ambtshalve wijziging van zijn adres in de Basisregistratie Personen (Brp) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, heeft om een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is, wat een vereiste is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Het college heeft op 28 juli 2025 besloten om verzoeker ambtshalve in te schrijven op een ander adres in de Brp, naar aanleiding van een adresonderzoek. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. De beëindiging van zijn zorgverzekering is niet het gevolg van de adreswijziging, en de administratieve onzekerheid die verzoeker ervaart, rechtvaardigt geen spoedeisend belang. Ook de mogelijke gevolgen voor de bewoners van zijn voormalige Brp-adres zijn niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder in te gaan op de inhoudelijke gronden van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/2609

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigde: mr. T.D. Polak).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een ambtshalve wijziging van een adres in de Basisregistratie personen (de Brp). Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af, omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 28 juli 2025 heeft het college verzoeker ambtshalve ingeschreven op een ander adres in de Basisregistratie personen (de Brp)
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 4 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, A.A.G het Laan namens het college, en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Het college heeft het Brp-adres van verzoeker ambtshalve gewijzigd van [adres 1] in [plaats] naar [adres 2] in [plaats 2] naar aanleiding van de bevindingen die zijn gevolgd uit een adresonderzoek. Aanleiding voor dit onderzoek betreft de melding van de bewoners van [adres 1] dat verzoeker niet op dit adres woonachtig is.
4. Verzoeker stelt zich -kort samengevat- op het standpunt dat hij verblijft op het terrein van [adres 1], dat hij niet woonachtig is bij zijn vader aan [adres 2] en dat het onderzoek van het college in dit verband niet met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. De voorzieningenrechter treft op grond van de wet alleen een voorlopige voorziening als ‘onverwijlde spoed’ dat vereist. [1] Dit betekent dat de voorzieningenrechter eerst moet beoordelen of sprake is van een spoedeisende situatie waardoor verzoeker de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten.
5.1.
Verzoeker stelt dat zijn spoedeisend belang bij een voorziening is gelegen in zijn beëindigde zorgverzekering, de aantasting van zijn positie als economisch eigenaar van de kas (met nummer [huisnummer adres 1]) en de administratieve onzekerheid als gevolg van de adreswijziging. Ook wijst verzoeker erop dat zijn vader en diens partner (mogelijk) financiële en (daadwerkelijk) mentale gevolgen ondervinden als gevolg van dat verzoeker op hetzelfde adres is ingeschreven. Van belang daartoe is volgens verzoeker dat door de adreswijziging deurwaarders naar het nieuwe adres komen. Tot slot is volgens verzoeker van belang dat de bewoners van zijn voormalige Brp-adres mogelijk hun woning dienen te verlaten.
5.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorziening.
5.3.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.3.1.
Het beëindigen van de zorgverzekering van verzoeker per 21 juni 2025 is niet het gevolg van het besluit tot wijziging van zijn Brp-adres, maar van de periode dat het woonadres voorafgaand aan dat besluit in onderzoek is geweest. Door het nemen van het besluit tot wijziging van het Brp-adres is al bewerkstelligd dat verzoeker (opnieuw) een zorgverzekering kan afsluiten. Dit betreft daarom geen spoedeisend belang. Voor zover verzoeker wijst op de door hem gestelde positie van eigenaar en het bestaan van administratieve onzekerheid is niet gebleken dat sprake is van spoedeisende belangen waardoor de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
5.3.2.
Voor zover verzoeker wijst op mogelijke gevolgen voor de bewoners van [adres 1] overweegt de voorzieningenrechter dat uit de door het college overgelegde stukken blijkt dat verzoeker op 24 juli 2025 zelf een handhavingsverzoek heeft gedaan dat kortgezegd ertoe strekt dat de bewoners van [adres 1] de (bedrijfs)woning dienen te verlaten. Alleen al om die reden kan ook naar aanleiding van deze stelling van verzoeker geen spoedeisend belang worden aangenomen.
5.3.3.
Het is de voorzieningenrechter niet gebleken dat de door verzoeker gestelde gevolgen voor zijn vader en diens partner van dien aard zijn dat daarin een spoedeisend belang kan worden gevonden, nog los van de vraag of dit dan gevolgen zouden zijn die aan het bestreden besluit kunnen worden toegeschreven.
Conclusie
5.4.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er geen spoedeisend belang bestaat. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet toekomt aan de bespreking van de inhoudelijke gronden van verzoeker.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.A. Bekking, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.