ECLI:NL:RBNNE:2025:3638

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
LEE 25/2899, LEE 25/2830, LEE 25/2831
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een gedoogplicht aan eiser sub 1 door Wetterskip Fryslân voor verbreding van watergang

Op 4 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over het opleggen van een gedoogplicht aan eiser sub 1 door Wetterskip Fryslân. Deze gedoogplicht houdt in dat eiser sub 1 moet toestaan dat een deel van zijn land wordt afgegraven en dat er een tijdelijk pad en werkterrein op zijn land wordt aangelegd voor de verbreding van de watergang de Scheene. Eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben beroep ingesteld tegen de gedoogplichtbeschikking, waarbij zij een voorlopige voorziening hebben verzocht. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van eisers beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het beroep van eiser sub 1 ongegrond is, omdat de argumenten tegen de verbreding niet in deze procedure konden worden aangevoerd. Eiser sub 2 werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat zijn belang niet rechtstreeks bij het besluit betrokken was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om de gedoogplicht te schorsen. De uitspraak bevestigt dat de gedoogplicht in stand blijft en dat eisers geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 25/2899, 25/2830 en 25/2831
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 september 2025 op de beroepen en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaken tussen
1. [eiser 1]uit [plaats], eiser sub 1 en
2. [eiser 2],uit [plaats], eiser sub 2, gezamenlijk aangeduid als eisers
(gemachtigde: mr. G. de Hoogd),
en

het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân

(gemachtigde: mr. R. Snel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het opleggen van een gedoogplicht [1] aan eiser sub 1. Dat is gebeurd met een gedoogplichtbeschikking. Het Wetterskip Fryslân (waterschap) gaat een watergang (de Scheene) verbreden. Over die verbreding is besloten in 2023. [2] Eiser sub 1 moet op grond van de gedoogplichtbeschikking gedogen dat een deel van zijn land wordt afgegraven en er een tijdelijk pad en werkterrein op zijn land wordt aangelegd. Eisers zijn het niet eens met de gedoogplichtbeschikking. Zij hebben daarom beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Zij voeren een aantal gronden aan. Aan de hand van deze gronden beoordeelt de voorzieningenrechter de opgelegde gedoogplicht.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiser sub 1 ongegrond en het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk is. Eisers krijgen dus geen gelijk. Omdat de voorzieningenrechter uitspraak doet op de beroepen, wijst hij het verzoek om een voorlopige voorziening af.
1.2.
De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Op 30 juni 2025 heeft het dagelijks bestuur een gedoogplicht opgelegd aan eiser (het bestreden besluit). Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. [3]
2.1.
Het dagelijks bestuur heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift. Eisers hebben aanvullende stukken gestuurd.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het dagelijks bestuur en K. Tamminga.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Omdat het waterschap op 8 september 2025 wil beginnen met de werkzaamheden, is er sprake van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter kan het verzoek om voorlopige voorziening daarom inhoudelijk behandelen.
3.1.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eisers.
3.2.
De voorzieningenrechter bespreekt eerst het beroep van eiser sub 1 (LEE 25/2830) en dan het beroep van eiser sub 2 (LEE 25/2831). Tot slot bespreekt de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening (LEE 25/2899).
Het beroep van eiser sub 1 (LEE 25/2830)
Is het beroep van eiser sub 1 ontvankelijk?
4. Een besluit om een gedoogplicht op te leggen wordt voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. [4] Dit heeft als gevolg dat alleen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend een beroep kunnen instellen tegen een gedoogplichtbeschikking. [5] Het dagelijks bestuur heeft op zitting aangevoerd dat eiser sub 1 geen zienswijze heeft ingediend. De voorzieningenrechter moet ook ambtshalve – dus zonder dat partijen daar iets over hebben aangevoerd – toetsen of aan dit vereiste is voldaan.
4.1.
Het dagelijks bestuur heeft op 24 maart 2025 de ontwerp-gedoogplichtbeschikking ter inzage gelegd. De ontwerp-beschikking is ook toegezonden aan eiser sub 1. Tot en met 4 mei 2024 konden belanghebbenden een zienswijze indienen. Eiser sub 1 is daarbij ook nog gewezen op een laatste mogelijkheid om tot overeenstemming te komen, met het verzoek om voor 10 april 2025 te reageren op een eerder gedaan voorstel. Eiser sub 1 heeft op 9 april 2025 een e-mail aan het dagelijks bestuur gestuurd met daarin twee vragen. Eén ging over de 614 m³ grond die vrijkomt na de verbreding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan deze e-mail (mede) worden opgevat als een zienswijze op de ontwerp-gedoogplichtbeschikking. Eiser sub 1 kan daarom beroep instellen tegen het besluit. De voorzieningenrechter acht het beroep ontvankelijk.
Wat is het toetsingskader bij de gedoogplicht?
5. Een waterbeheerder kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor de wijziging van een waterstaatswerk en de daarmee verband houdende activiteiten. De gedoogplicht moet redelijkerwijs nodig zijn voor de vervulling van de taken van de waterbeheerder. [6] Een rechthebbende moet dan gedogen dat voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik wordt gemaakt van een onroerende zaak. Dit mag alleen als:
  • het niet is gelukt om schriftelijk afspraken te maken, terwijl hiervoor wel een redelijke poging is gedaan,
  • het gebruik van de zaak niet meer wordt belemmerd dan nodig en
  • onteigening niet nodig is.
De voorzieningenrechter bespreekt hieronder de beroepsgronden van eiser sub 1 en houdt daarbij rekening met bovengenoemd toetsingskader.
Is de aanwezigheid van een historisch pad een reden om geen gedoogplicht op te leggen?
6. Eiser sub 1 heeft aangevoerd dat aan zuidoostzijde van de percelen [nummers] in het verleden een pad heeft gelopen. Dit pad heeft een grote historische waarde. Er zijn ook nu nog resten te vinden van dit pad. Als de Scheene wordt verbreed, gaat dit pad voor altijd verloren. Eiser sub 1 stelt voor om op de locatie waar het pad heeft gelegen de watergang niet te verbreden, maar walbeschoeiing aan te leggen, zodat het pad behouden kan blijven. Dit brengt de doelstelling van het dagelijks bestuur niet in gevaar, aldus eiser sub 1.
6.1.
De voorzieningenrechter is het eens met het dagelijks bestuur dat deze zaak alleen gaat over de gedoogplicht die aan eiser sub 1 is opgelegd. Met het vaststellen van het Projectplan ‘Aanpassen watersystemen gebied Oldelamer-Nijelamer’ (het projectplan) in 2023 is al besloten dat ter plaatse van de percelen van eiser sub 1 de watergang wordt verbreed. In het projectplan is vastgelegd wat de diepte en het profiel van de watergang wordt. Dit projectplan is onherroepelijk. Dat betekent dat eiser daar niet meer in rechte tegen op kan komen.
6.2.
Hiermee staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook vast dat de waterbeheerder de taak heeft om de het projectplan uit te voeren. De gedoogplichtbeschikking van 30 juni 2025 regelt vervolgens alleen dat eiser sub 1 moet dulden dat de werkzaamheden worden uitgevoerd op de manier die het dagelijks bestuur aangeeft in de beschikking. Argumenten tegen de verbreding zelf kunnen in deze procedure niet meer aan de orde komen. Deze hadden in een procedure tegen het projectplan moeten worden aangevoerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval sprake van zo’n argument. Op zitting is vastgesteld dat het pad waar deze grond over gaat volgens eisers is gelegen op de locatie waar de watergang wordt verbreed en zou verdwijnen door het graven zelf. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Kunnen de werkzaamheden op een minder ingrijpende manier worden uitgevoerd?
7. Eiser sub 1 heeft aangevoerd dat de werkzaamheden op minder ingrijpende wijze kunnen plaatsvinden. In het beroepschrift is dit niet verder toegelicht. Op de zitting heeft eiser sub 1 aangegeven dat hij vindt dat de toegangsroute en het werkterrein te ruim bemeten zijn. Hij is verder vanwege zijn eerdere ervaringen bang dat schade kan ontstaan en dat die niet goed hersteld wordt door het waterschap.
7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat het gebruik van het land van eiser meer wordt belemmerd dan nodig. De tijdelijke werkzaamheden bestaan uit het aanleggen en weer verwijderen van een toegangsroute van 5 meter breed en een werkterrein aan de achterzijde van het perceel van 10 meter breed. Dit totale duur hiervan is ongeveer twee weken. Met wat eiser sub 1 heeft aangevoerd is niet gebleken dat hiermee het gebruik van de percelen van eiser sub 1 meer wordt belemmerd dan nodig is. Bovendien is het waterschap wettelijk verplicht om de volledige schade te vergoeden. [8] Wat betreft de permanente gedoogplicht vanwege het verbreden van de watergang overweegt de voorzieningenrechter dat deze werkzaamheden vanwege het projectplan moeten worden uitgevoerd. Dit kan dus niet minder bezwarend. Ook hiervoor krijgt eiser sub 1 een volledige schadevergoeding. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Tussen partijen is verder niet in geschil dat het verlies van 461 m² land niet zoveel is, dat er onteigening moet plaatsvinden. Ook is niet gesteld of gebleken dat het dagelijks bestuur geen redelijke poging heeft gedaan om met eiser sub 1 tot schriftelijke overeenstemming over het gebruik van zijn land te komen. Er is geen grond voor het oordeel dat de gedoogbeschikking in strijd met het recht is genomen.
Het beroep van eiser sub 2 (LEE 25/2831)
Is het beroep van eiser sub 2 ontvankelijk?
9. Het dagelijks bestuur heeft aangevoerd dat eiser sub 2 geen belanghebbende is bij het bestreden besluit.
9.1.
Om een ontvankelijk beroep in te kunnen stellen tegen een besluit, moet iemand belanghebbende bij dat besluit zijn. [9] Ook geldt op grond van artikel 6:13 van de Awb dat eerst een zienswijze moet worden ingediend. De voorzieningenrechter stelt vast dat eiser dat niet heeft gedaan. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat eiser geen belanghebbende is. Hij komt om de volgende reden tot die conclusie.
9.2.
Een belanghebbende is degene van wie het belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [10] Het moet dan gaan om een objectief, persoonlijk, eigen en actueel belang. Eiser woont ongeveer 600 meter van de percelen waar de gedoogplicht over gaat.
Zoals hierboven onder 6.1 is overwogen, gaat dit besluit niet over de verbreding van de Scheene. Over de verbreding is besloten in 2023 met het projectplan. De gedoogplichtbeschikking van 30 juni 2025 regelt alleen dat eiser sub 1 moet dulden dat de werkzaamheden worden uitgevoerd op de manier die het waterschap aangeeft in de beschikking. Eiser sub 2 is geen rechthebbende op de percelen van eiser sub 1. Het besluit heeft daarom geen feitelijke of juridische gevolgen voor hem. Ook overigens is het belang van eiser sub 1 niet rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken. Hij is daarom niet aan te merken als belanghebbende.
9.3.
Gelet op het voorgaande, komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk is.
Het verzoek om voorlopige voorziening (LEE 25/2899)
10. Hiervoor heeft de voorzieningenrechter de beroepen van eisers sub 1 en sub 2 beoordeeld. Omdat het beroep van eiser sub 1 ongegrond is en het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk, is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om voorlopige voorziening af.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep van eiser sub 1 is ongegrond. Het beroep van eiser sub 2 is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de gedoogplicht in stand blijft. Omdat het beroep van eiser sub 1 ongegrond is en het beroep van eiser 2 niet-ontvankelijk, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep van eiser sub 1 ongegrond (LEE 25/2830);
- verklaart het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk (LEE 25/2831);
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af (LEE 25/2899).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:11
1. Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage, met uitzondering van stukken waarvoor bij wettelijk voorschrift mededeling op de in artikel 12 van de Bekendmakingswet bepaalde wijze is voorgeschreven.
[…]

Artikel 6:13

Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
[…]

Artikel 8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
[…]
Omgevingswet
Afdeling 10.3. Bij beschikking op te leggen gedoogplichten
Artikel 10.11
Een gedoogplicht op grond van deze afdeling kan worden opgelegd als voor een werk van algemeen belang:
a. voor bepaalde of onbepaalde tijd gebruik moet worden gemaakt van een onroerende zaak,
b. met de rechthebbende op de onroerende zaak ondanks een redelijke poging daartoe geen schriftelijke overeenstemming is bereikt over het gebruik daarvan,
c. het gebruik van de onroerende zaak niet meer zal worden belemmerd dan redelijkerwijs nodig is, en
d. de belangen van de rechthebbende redelijkerwijs onteigening niet vorderen.
[…]

Artikel 10.17. (gedoogplichten waterstaatswerken)

1
.De beheerder kan aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor het verrichten van onderzoek dat nodig is voor de aanvraag of wijziging van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit of om te voldoen aan een andere in het kader van het waterbeheer op grond van deze wet, een waterschapsverordening of omgevingsverordening op hem rustende plicht.
2. De beheerder kan, voor zover dat voor de vervulling van zijn taken redelijkerwijs nodig is, aan een rechthebbende een gedoogplicht opleggen voor:
a. het op of in gronden verrichten van onderzoek en daarmee verband houdende activiteiten in verband met een waterstaatswerk,
b. de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk en de daarmee verband houdende activiteiten.
[…]
Artikel 15.14. (omvang schadevergoeding bij gedoogplichtbeschikkingen afdeling 10.3 en artikel 10.3, derde lid)
1. Schade die een rechtstreeks en noodzakelijk gevolg is van een gedoogplicht als bedoeld in afdeling 10.3 of artikel 10.3, derde lid, wordt aan de rechthebbende die de schade lijdt volledig vergoed.
[…]

Artikel 16.33.

1. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de voorbereiding van een gedoogplichtbeschikking.
[…]

Voetnoten

1.Het gaat om een gedoogplicht waterstaatswerk op grond van artikel 10.17, tweede lid, onder b van de Omgevingswet (Ow).
2.Projectplan Aanpassen watersystemen gebied [plaats]-Nijelamer.
3.Het beroep van eiser 1 is geregisteerd onder het zaaknummer LEE 25/2830, het beroep van eiser 2 onder het zaaknummer LEE 25/2831 en het gezamenlijke verzoek om voorlopige voorziening onder het zaaknummer LEE 25/2899.
4.Dit volgt uit artikel 16.33 van de Omgevingswet.
5.Dit volgt uit artikel 6:13 van de Awb.
6.Artikel 10.17, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet.
7.Artikel 10.11, van de Omgevingswet.
8.Artikel 15.14 van de Omgevingswet.
9.Artikel 8:1 van de Awb.
10.Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.