Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [eiseres] , eiseres
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR)
Samenvatting
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
kanbaseren op grond van de Regeling ook per definitie dat vermoeden
moetworden aangenomen. Met andere woorden: er is ruimte om feiten en omstandigheden aan te voeren waarmee het vermoeden, dat op grond van de in de Regeling vermelde gedragingen in beginsel gerechtvaardigd is, kan worden ontzenuwd. Daarvan kan, naar het oordeel van de rechtbank, sprake zijn als op voorhand al is gebleken dat geen sprake is van een gebrek aan (verkeers)inzicht of attitudeprobleem bij de betrokkene. Wanneer een bij de politie gerezen vermoeden is ontzenuwd, kan het CBR geen LEMG opleggen aan een betrokkene. Ook in de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2023 kwam de Afdeling, ondanks dat een gedraging was verricht die op zichzelf het vermoeden van rij-ongeschiktheid kon rechtvaardigen op grond van de Regeling, tot de conclusie dat de aangevoerde feiten en omstandigheden meebrachten dat het CBR zich in redelijkheid niet op het standpunt kon stellen dat die gedraging van eiseres het vermoeden rechtvaardigde dat zij niet langer over de vereiste rijvaardigheid beschikte. [3]