ECLI:NL:RBNNE:2025:3749

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
24/5126
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van de Ziektewetuitkering van een schoonmaakster

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 22 augustus 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv om haar ziekengeld op grond van de Ziektewet te beëindigen beoordeeld. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, had zich ziekgemeld en ontving een uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 17 januari 2024, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar werk. Eiseres stelde dat zij op basis van een toezegging van de arts Jansen erop mocht vertrouwen dat haar ziekengeld zou worden voortgezet. De rechtbank oordeelt dat het besluit van het Uwv zorgvuldig en goed gemotiveerd is. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om te twijfelen aan de bevindingen van de artsen en dat eiseres niet op de toezegging van Jansen had mogen vertrouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/5126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. I.A. Amsinga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het Uwv om haar ziekengeld op grond van de Ziektewet te stoppen.
1.1.
Dat besluit is van 17 januari 2024. Met het besluit op bezwaar van 19 november 2024 is het Uwv bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft tegen het besluit van 19 november 2024 beroep ingesteld.
1.2.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, die werkzaam is geweest als schoonmaakster voor 22 uur per week, heeft zich met ingang van 28 september 2023 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld. Na medisch onderzoek door de arts T. Jansen (akkoord bevonden door de verzekeringsarts
W. Westerbeek) heeft het Uwv besloten dat zij met ingang van 17 januari 2024 weer geschikt was voor dat werk. In de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts Bezwaar en Beroep F.M. Musters eiseres onderzocht. Daarna heeft Uwv het besluit genomen waartegen deze beroepszaak is ontstaan. Vanaf 24 mei 2024 heeft eiseres weer ziekengeld gekregen wegens toegenomen klachten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht het ziekengeld van eiseres per 17 januari 2024 heeft gestopt omdat zij per die datum weer geschikt was voor haar werk als schoonmaakster voor 22 uur per week. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Ook moet zij beoordelen of Jansen haar inderdaad heeft toegezegd dat het schoonmaakwerk voor haar te zwaar was, zodat zij erop mocht vertrouwen dat zij haar ziekengeld zou houden.
Wat vinden partijen?
4. Eiseres schrijft in haar beroepschrift dat zij al zo’n kleine anderhalf jaar bezig is met haar gezondheid. In mei 2024 heeft zij zich weer ziekgemeld; zij zit en zat in een burn-out. Haar eerdere huisarts heeft een verkeerde diagnose gesteld. Nu is er bij haar weer een burn-out geconstateerd; zij wordt nu doorgestuurd naar een neuroloog en een internist. Verder maakt het Uwv veel fouten. Het werk in de schoonmaakbranche is te zwaar voor haar. Ten slotte heeft zij op de zitting, net als in de bezwaarprocedure, gezegd dat Jansen haar mondeling heeft toegezegd dat het werk als schoonmaakster te zwaar voor haar was en dat het ziekengeld vanaf 2 januari 2024 tot september 2024 zou duren. Door het gesprek met de arts is het hele vertrouwen in het Uwv weg.
5. Het Uwv baseert zijn standpunt op het rapport van 25 juli 2024 van Musters. Daarmee is zorgvuldig onderbouwd waarom eiseres het schoonmaakwerk op 17 januari 2024 weer kan doen. Het Uwv vindt nog steeds dat eiseres per die datum geen recht meer heeft op ziekengeld. Verder heeft het Uwv in het besluit van 19 november 2024 en op de zitting uitgelegd wat Jansen tegen eiseres bedoelde te zeggen; hij heeft geen toezegging gedaan dat zij haar ziekengeld zou houden. Misschien is het gesprek door eiseres verkeerd opgevat doordat de arts begripvol wilde zijn.
Wat vindt de rechtbank?
6. Eiseres beroept zich op het vertrouwensbeginsel omdat Jansen haar heeft toegezegd dat zij haar ziekengeld zou houden. Voor een geslaagd beroep op dat beginsel moet zij dan aannemelijk maken dat het Uwv toezeggingen heeft gedaan waaruit zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het Uwv in haar geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder moet de toezegging aan het Uwv kunnen worden toegerekend [1] .
6.1
In het besluit van 19 november 2024 staat wat Jansen hierover heeft gezegd. Hij heeft eiseres uitleg gegeven over de beoordeling van haar gezondheidstoestand voor de toepassing van de Ziektewet. Hij heeft begrip voor haar getoond. Jansen heeft haar echter geen toezegging over de voortzetting van het ziekengeld gedaan. Hij heeft juist een voorbehoud gemaakt over de besluitvorming: hij moest eerst zijn praktijkopleider raadplegen. Hij heeft daarbij opgemerkt dat juist wegens de manier waarop verzekeringsartsen moeten wegen, er een kans is op een andere uitkomst. Tot zover de uitleg van Jansen. Er is geen reden om te twijfelen aan wat hij tegen eiseres heeft gezegd. Daarbij komt dat uit het rapport van Jansen duidelijk blijkt dat hij vond dat eiseres per 17 januari 2024 weer kon werken als schoonmaakster; uit niets blijkt dat hij tegen eiseres heeft gezegd dat dit niet zo was. Het kan – hoe vervelend dat voor eiseres ook klinkt – zijn dat zij de woorden van Jansen niet goed heeft begrepen. Zij mocht er dus niet op vertrouwen dat zij haar ziekengeld zou houden.
6.2
Verder heeft Musters een zorgvuldig onderzoek gedaan. In zijn rapport van 25 juli
2024 heeft hij de medische voorgeschiedenis van eiseres opgenomen; hij was het met Jansen eens. De conclusies van Musters zijn goed en inzichtelijk gemotiveerd en er staan geen tegenstrijdigheden in. Niet is gebleken dat hij iets heeft gemist. Ook inhoudelijk is het oordeel van het Uwv te volgen. Musters wist op grond van het rapport van Jansen wat het werk van eiseres inhield en welke klachten zij had. Hij heeft eiseres lichamelijk onderzocht. Verder heeft Musters de uitgebreide medische informatie uit het dossier meegewogen; hij kende dus het journaal over de jaren 2015 – 2024 van de huisarts van eiseres en de informatie van haar neuroloog, haar MDL-arts en haar GZ-psycholoog. Ook wist Musters welke medicijnen eiseres gebruikte en hoe haar “dagverhaal” eruit zag. Eiseres heeft op het spreekuur van Musters haar verhaal verteld en dat is in het rapport uitgebreid opgeschreven. Musters heeft goed uitgelegd waarom hij van mening is dat eiseres met ingang van 17 januari 2024 weer als schoonmaakster kon werken. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in aanwezigheid van
M. Lammerts-Rannenburg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2110.