ECLI:NL:RBNNE:2025:3769

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
LEE 25/2332
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • G. Knuttel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor herplant van bomen op andere locatie

Deze uitspraak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaarprocedure tegen een omgevingsvergunning voor de herplant van bomen op een andere locatie dan waar de kap heeft plaatsgevonden. Het betreft een situatie in de nieuwbouwwijk Nieuwveense Landen in Meppel, waar een deel van het bos gekapt moet worden. De verzoeker is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning en vraagt om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt of er sprake is van een spoedeisend belang en of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. In deze zaak concludeert de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang is bij schorsing van het besluit tot herplant op een andere locatie, omdat het college verwacht voor het einde van 2025 een beslissing op het bezwaar te hebben genomen en er nog niet met de bouw zal zijn begonnen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, met de opmerking dat zijn oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindend is. De uitspraak is gedaan op 16 september 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/2332

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: de gemeente Meppel (vergunninghouder).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een verzoek om een voorlopige voorziening in verband met een bezwaarprocedure over een omgevingsvergunning voor herplant van bomen op een andere locatie dan waar de kap heeft plaatsgevonden. Het gaat om herplant in verband met het gedeeltelijk te kappen bos in de nieuwbouwwijk Nieuwveense Landen in Meppel. Verzoeker is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan.
De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen eerst of er sprake is van een spoedeisend belang en daarna of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af omdat er geen spoedeisend belang is
.Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Het college heeft op 19 juni 2025 een omgevingsvergunning verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, en mr. R.G. Smit met S. Poelman namens het college. Namens vergunninghouder hebben mr. G. Siebel en R. van Ulzen deelgenomen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het besluit
3. Op 28 mei 2025 is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend bij het college van burgemeester en wethouders (B&W) van Meppel voor het kappen van een deel van het bos aan de Nieuwveense Landen in Meppel.
3.1.
Op 11 juni 2025 heeft vergunninghouder melding gedaan bij het college van gedeputeerde staten (GS) voor het kappen van 52,5 are houtopstand (populieren) buiten de bebouwde kom. Het gaat om de kap van een deel van het bos, kadastraal bekend als Meppel (MPL00 I 28). Dit gebied (Nieuwveense Landen) wordt ontwikkelt voor woningbouw.
3.2.
Op 11 juni 2025 heeft vergunninghouder een aanvraag voor een maatwerkvoorschrift gedaan voor herplant van gevelde houtopstand op het perceel kadastraal bekend als Meppel MPL00 I 33.
3.3.
In een brief van 16 juni 2025 heeft het college van GS aan vergunninghouder laten weten dat de ingediende melding voldoet aan de daaraan gestelde eisen.
3.4.
Op 19 juni 2025 heeft het college van GS een omgevingsvergunning verleend voor compensatie van de plicht op de herbeplanting. Daarmee wordt herplant op een ander perceel dan waar de kap heeft plaatsgevonden toegestaan. Vergunninghouder heeft tot 19 juni 2028 de tijd om het compensatieperceel te beplanten.
3.5.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit van 19 juni 2025.
Toepasselijk juridisch kader en bevoegd gezag
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat de gemeenteraad van Meppel op 8 april 2004 de grenzen van de bebouwde kom heeft vastgelegd als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van de (toenmalige) Boswet. Dit besluit geldt op grond van artikel 9.9 van de Wet natuurbescherming en artikel IV van het Aanvullingsbesluit Natuur als een bebouwingscontour houtkap. Tussen partijen is niet in geschil dat het te kappen bos buiten de bebouwingscontour houtkap op die kaart van 8 april 2004 ligt. Daarom gelden naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor het vellen van houtopstanden in het bos en voor het herbeplanten van grond na het vellen van houtopstanden, de bepalingen uit afdeling 11.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Vanwege de ligging buiten de bebouwingscontour houtkap is het college van GS het bevoegd gezag voor de kap en herplant van het bos.
4.1.
Voor de beoordeling van dit geschil is in ieder geval van belang dat het college op grond van artikel 11.130 van het Bal, met een maatwerkvoorschrift kan toestaan dat herbeplanting op andere grond plaats vindt als de herbeplanting voldoet aan de voorwaarden uit artikel 4.26 van de Omgevingsverordening provincie Drenthe.
4.2.
De voor de beoordeling van het geschil relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Omvang van het geschil
5. In deze procedure gaat het alleen om het besluit van het college om herplant op een andere locatie toe te staan dan waar de kap plaats vindt. Het bestreden besluit gaat niet over toestemming voor de kap van het gedeelte van het bos. Hetgeen verzoeker schriftelijk en tijdens de zitting heeft aangevoerd over de kap van het bos, wordt niet betrokken bij de beoordeling van dit geschil.
Spoedeisend belang
6. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
6.1.
Ten aanzien van het bestreden besluit voert verzoeker in bezwaar aan dat hij wil dat herplant op dezelfde locatie als de kap gaat plaatsvinden.
6.2.
Vergunninghouder heeft op de zitting gesteld dat herplant op dezelfde locatie niet mogelijk is omdat op de locatie van het te kappen deel van het bos, woningen gerealiseerd zullen worden. Vergunninghouder heeft toegelicht dat er naar verwachting eind 2025 overeenkomsten zullen zijn gesloten met CPO’s (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) en woningbouworganisaties waarna de plannen voor de bouw van de woningen kunnen worden ontwikkeld. Dat betekent dat voor 2026 nog niet zal worden gestart met de bouw van de woningen.
6.3.
Omdat het college verwacht voor het einde van 2025 een beslissing op het bezwaar van verzoeker te hebben genomen en er dan nog niet zal zijn gestart met de bouw waardoor ook herplant op de locatie nog mogelijk is, valt niet in te zien dat de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht. Of herplant toch op dezelfde locatie kan plaatsvinden, kan in de bezwaarfase worden beoordeeld. Eiser heeft geen spoedeisend belang bij schorsing van het besluit tot herplant op een andere locatie. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Knuttel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. G. Steenbergen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage wet- en regelgeving

Besluit activiteiten leefomgeving

Afdeling 11.3. Activiteiten die houtopstanden, hout en houtproducten betreffen
Artikel 11.111. (activiteiten)
Deze afdeling gaat over het vellen van houtopstanden en het herbeplanten van grond na het vellen van houtopstanden of nadat een houtopstand op een andere manier teniet is gegaan, en over handel in en bezit van hout of houtproducten.
De afdeling gaat niet over:
a. a.houtopstanden binnen de in het omgevingsplan aangewezen bebouwingscontour houtkap, bedoeld in artikel 5.165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
b. b.houtopstanden op erven of in tuinen;
c. c.bomen en struiken die specifiek voor het oogsten van fruit, noten of vruchten worden geteeld;
d. d.houtopstanden die windschermen om boomgaarden vormen;
e. e.naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, als deze niet ouder zijn dan 20 jaar;
f. f.kweekgoed;
g. g.uit populieren of wilgen bestaande:
i. 1°.wegbeplantingen;
ii. 2°.beplantingen langs waterwegen; en
iii. 3°.eenrijige beplantingen langs landbouwgronden;
h. h.het dunnen van een houtopstand voor de bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;
i. i.uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa, als zij:
i. 1°.ten minste eens per 10 jaar worden geoogst;
ii. 2°.bestaan uit minstens 10.000 stoven per ha per beplantingseenheid, die bestaat uit aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan 2 m; en
iii. 3°.zijn aangelegd na 1 januari 2013; en
j. j.houtopstanden die een kleinere oppervlakte grond beslaan dan 10 a, of bestaan uit een rijbeplanting die 20 of minder bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen.
Artikel 11.113. (bevoegd gezag gedeputeerde staten)
Tenzij in artikel 11.114 anders is bepaald, zijn gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen de activiteit geheel of in hoofdzaak wordt verricht het bevoegd gezag:
waaraan een melding wordt gedaan;
dat een maatwerkvoorschrift kan stellen; of
dat beslist op een aanvraag om toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen.
Artikel 11.126. (melding: vellen houtopstanden)
1. Het is verboden een houtopstand geheel of gedeeltelijk te vellen zonder dit ten minste vier weken maar niet eerder dan een jaar voor het begin daarvan te melden.
2. Dit artikel is niet van toepassing op het periodiek vellen van griend- of hakhout.
Artikel 11.128. (afbakening mogelijkheid maatwerkvoorschrift: kapverbod)
Een maatwerkvoorschrift verbiedt het vellen van een houtopstand:
alleen als dat nodig is voor de bescherming van bijzondere natuurwaarden of landschappelijke waarden; en
telkens voor ten hoogste vijf jaar.
Artikel 11.129. (plicht tot herbeplanting)
1. Als een houtopstand geheel of gedeeltelijk is geveld, met uitzondering van het periodiek vellen van griend- of hakhout, of als een houtopstand op een andere manier teniet is gegaan, wordt zorg gedragen voor het op bosbouwkundig verantwoorde wijze herbeplanten van dezelfde grond binnen drie jaar na het vellen of tenietgaan van de houtopstand.
2. Binnen drie jaar na de herbeplanting wordt de beplanting die niet is aangeslagen vervangen.
3. (…).
Artikel 11.130. (afbakening mogelijkheid maatwerk: herbeplanting)
Het met een maatwerkvoorschrift toestaan van herbeplanting op andere grond dan de grond, bedoeld in artikel 11.129, eerste lid, kan:
a. als gedeputeerde staten bevoegd zijn: alleen als de herbeplanting voldoet aan bij omgevingsverordening gestelde eisen; en
b. (…).

Omgevingsverordening provincie Drenthe

Artikel 4.26 Maatwerkvoorschrift voorwaarden herbeplanting op andere grond
1. Gedeputeerde staten kunnen een toestemming voor herbeplanting op andere grond als bedoeld in artikel 11.130 van het Besluit activiteiten leefomgeving geven indien:
a. het perceel of de percelen waarop de herbeplanting wordt gerealiseerd zijn gelegen in provincies Drenthe, Groningen of Friesland;
b. de grond waarop de herbeplanting wordt gerealiseerd van minimaal gelijkwaardige kwaliteit is als die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;
c. de grond waarop de herbeplanting wordt gerealiseerd minimaal dezelfde oppervlakte heeft als die waarop zich de gevelde houtopstand bevond; en
d. met de herbeplanting op andere grond naar het oordeel van gedeputeerde staten de waarden van houtproductie, natuur, landschap en cultuurhistorie niet onevenredig worden geschaad.
2. De herbeplanting wordt gerealiseerd op landbouwgrond indien de herplantplicht ontstaat door een omvorming van bos naar landbouwgrond.
3. Indien de gevelde opstand deel uitmaakte van een boskern vindt herbeplanting plaats in of aansluitend aan een boskern.
4. Op de grond waarop de herbeplanting wordt gerealiseerd rusten geen bos- of natuurcompensatieverplichtingen die zijn ontstaan op grond van de Wet natuurbescherming of haar voorlopers of op grond van andere wet- en regelgeving.
5. De herbeplanting vindt plaats op een bosbouwkundig verantwoorde wijze, zoals beschreven in artikel 4.24.