ECLI:NL:RBNNE:2025:3813

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
LEE AWB 25/2213 en LEE AWB 25/2288
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor radar-helikoptervluchten boven Fryslân, Groningen en Drenthe

Op 16 september 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, met zaaknummers LEE AWB 25/2213 en LEE AWB 25/2288. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de verleende omgevingsvergunning voor radar-helikoptervluchten boven Fryslân, Groningen en Drenthe, die zijn bedoeld voor het inzamelen van geologische en hydrologische data. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar woning zich op een afstand van 1400 meter van de dichtstbijzijnde vlieglijn bevindt en 6000 meter van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Hierdoor is het niet aannemelijk dat zij rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de vergunde activiteiten. Het beroep van eiseres is daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. Eiseres heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar dit verzoek is afgewezen omdat zij niet voldoet aan de criteria voor vrijstelling. De uitspraak bevestigt dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: LEE AWB 25/2213 en LEE AWB 25/2288
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 september 2025 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

en

Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân, het college

(gemachtigde: J. van der Veen, M. van Duin en O. Vlaanderen),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Provincie Fryslân (derde-partij).
(gemachtigde: D. van Buren).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het beroep en verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres gaat over de aan derde-partij verleende omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (artikel 5.1, eerste lid, onder e, Omgevingswet) en een flora-en fauna-activiteit (artikel 5.1, tweede lid, onder g, Omgevingswet) voor het uitvoeren van radar-helikoptervluchten boven Fryslân, Groningen en Drenthe voor het inzamelen van geologische en hydrologische data. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij heeft daarom beroep ingediend en een verzoek om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan.
1.1.
De voorzieningenrechter komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Omdat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, wordt het door haar ingediende verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Derde-partij heeft op 7 juni 2024 een aanvraag gedaan om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit (artikel 5.1, eerste lid, onder e, Omgevingswet) en een flora-en fauna-activiteit (artikel 5.1, tweede lid, onder g, Omgevingswet) ten behoeve van radar-helikoptervluchten boven Fryslân, Groningen en Drenthe voor het inzamelen van geologische en hydrologische data. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft het ontwerpbesluit op 7 maart 205 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit zijn geen zienswijzen ingediend.
2.2.
Bij besluit van 9 mei 2025, gepubliceerd op 27 mei 2025, heeft het college de omgevingsvergunning verleend.
2.3.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.4.
Het college heeft gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft nog nadere stukken ingediend.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van derde-partij.
4. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist de voorzieningenrechter ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De helikoptervluchten maken onderdeel uit van het project Freshem NL. Dit project is een landelijk samenwerkingsproject van zeven provincies, waarbij derde-partij penvoerder is namens de deelnemende provincies, waterschappen en waterleidingmaatschappijen. Dit project ziet op het inzamelen van geologische data, waarvoor bodemlagen en grondwater worden gekarteerd. Dit is van belang voor landbouw en drinkwatervoorziening. Ook dragen de data bij aan kennis ten behoeve van het treffen van maatregelen ter bescherming van natuurwaarden. De metingen worden uitgevoerd met een helikopter waaronder een meetinstrument hangt. De helikopter vliegt circa 80 meter boven grondniveau maar niet boven bebouwing, spoorlijnen, hoogspanningsleidingen en gebieden met windmolens. Omdat het laagvliegen kan leiden tot verstoring van aanwezige fauna is een omgevingsvergunning aangevraagd en verleend voor de Natura 2000-activiteit en de flora- en fauna-activiteit. De omgevingsvergunning die hier voorligt ziet op de uitvoering van het project in de provincies Groningen, Drenthe en Fryslân en is geldig tot en met 29 februari 2028.
Spoedeisend belang
6. Niet in geschil is dat sprake is van een spoedeisend belang, nu de helikoptervluchten al zijn gestart.
7. Eiseres voert een aantal gronden aan tegen het bestreden besluit, Zij stelt onder meer dat de helikoptervluchten met elektromagnetische meetapparatuur overlast veroorzaken en risico’s met zich meebrengen voor de mens, natuurgebieden, beschermde en niet beschermde soorten, de volksgezondheid en de waterkwaliteit. Zij stelt dat de cumulatieve effecten van helikopters met meetapparatuur, datacenters, 5g-torens en windturbines onvoldoende worden meegenomen in milieubeoordelingen. Deze sectoren veroorzaken samen een aanzienlijke belasting voor water, energie, natuur en leefomgeving.
Zij stelt verder dat de beoordelingen van de milieueffecten via het Aerius-model incompleet is, waardoor het zorgvuldigheids-en het gelijkheidsbeginsel worden geschonden.
Eiseres stelt verder dat burgers op grond van het Aarhus-verdrag niet van rechtsbescherming kunnen worden uitgesloten op basis van woonafstand tot het gebied. Daarbij stoppen milieueffecten niet bij een arbitraire afstand. Zij meent verder dat sprake is van onevenwichtige lasten en baten. In dat verband stelt zij dat boeren slechts een minimale vergoeding ontvangen, terwijl energiebedrijven miljarden aan subsidies krijgen. Ook is sprake van vergunningen onder valse voorwendselen. Projecten als datacenters, windturbines, 5g en helikoptervluchten worden telkens gepresenteerd als positief of noodzakelijk, maar de werkelijke maatschappelijke gevolgen zijn volgens eiseres onevenredig en vaak schadelijk.
Eiseres verzoekt om de helikoptervluchten, datacenters en windturbines opnieuw te toetsen op nut, noodzaak, proportionaliteit en milieu-effecten en daarbij het voorzorgsbeginsel en het Aarhus-verdrag toe te passen. Zij vraagt verder om gelijke behandeling van alle emissiebronnen, inclusief landbouw, vliegverkeer en industrie. Ook dient transparantie en onafhankelijk toezicht bij vergunningverlening en monitoring te worden gewaarborgd en dienen de belangen van mens, dier, natuur en toekomstige generaties zorgvuldig te worden meegewogen.
Belanghebbendheid
8. Het college stelt zich op het standpunt dat eiseres niet als belanghebbende is aan te merken. Zij ondervindt volgens het college geen gevolgen van enige betekenis van de vergunde activiteit. De helikopter vliegt niet boven bebouwing terwijl de woning van eiseres zich in bebouwd gebied bevindt. De kortste afstand tot de rand van de bebouwing betreft ruim 1400 meter. Nu de helikopter op hooguit een afstand van 1,4 kilometer van de woning van eiseres zal vliegen is geen sprake van gevolgen van enige betekenis, aldus het college. Daar komt bij dat rondom de woonplaats van eiseres met een lage intensiteit wordt gevolgen, met een afstand tussen de vlieglijnen van minimaal 300 meter. Als zij al gevolgen in de vorm van geluidshinder ondervindt dan zijn deze dermate gering dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Ook onderscheidt haar belang zich volgens het college onvoldoende van de belangen van anderen. Zij maakt zich in zijn algemeenheid zorgen over landbouwhuisdieren. Ook de natuur is geen objectieve omstandigheid die iemand belanghebbende kan maken. Zij heeft het verzoek ook ingediend om belangen van agrariërs en andere burgers te beschermen, maar dat is geen eigen belang.
9. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat eiseres niet als belanghebbende bij het door haar bestreden besluit is aan te merken. De voorzieningenrechter licht dat oordeel hierna toe.
9.1.
Op grond van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Uit artikel 1:2, eerste lid, van de Awb volgt dat onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de aan degene die geen belanghebbende is bij een besluit op het terrein van het omgevingsrecht, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. [1] Dat volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 (Stichting Varkens in Nood). [2]
9.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het bestreden besluit, zoals wettelijk is voorgeschreven, is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zodat er op grond van de bepalingen van het nationale recht inspraak is geboden. Verder stelt de rechtbank vast dat eiseres geen zienswijze, gericht tegen het ontwerpbesluit tot het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning, bij het college heeft ingediend. Dit heeft eiseres ter zitting ook erkend. Daarom kan zij in dit geval alleen in haar beroep worden ontvangen indien zij is aan te merken als belanghebbende bij het besluit.
9.3.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient eiseres een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat haar in voldoende mate onderscheidt van anderen. Daarbij dient dit belang rechtstreeks door het besluit te worden geraakt. Verder geldt in het omgevingsrecht dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die door een besluit wordt toegestaan, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder ‘gevolgen van enige betekenis’ heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit, omdat het belang zich dan onvoldoende onderscheidt van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn daarbij van belang de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [3]
9.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat, zoals door eiseres ter zitting ook is bevestigd, de woning van eiseres zich bevindt in bebouwd gebied in Heerenveen op een afstand van 1400 meter van het dichtst bij haar woning gelegen raakpunt waar met de helikopter gevlogen wordt. Haar woning ligt bovendien op een afstand van 6000 meter van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied. Gelet op de afstand van de vergunde activiteiten tot de woning van eiseres acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat eiseres rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die door het door haar bestreden besluit wordt toegestaan. Daarvoor zijn de helikoptervluchten en de metingen te ver weg van haar woning. Zij heeft daarom geen persoonlijk belang bij het door haar bestreden besluit. Anders dan eiseres heeft aangevoerd, staat het recht (waaronder het Verdrag van Aarhus en het hiervoor in 9.1. genoemde arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021) er niet aan in de weg dat het beroepsrecht, indien geen zienswijze is ingediend, wordt beperkt tot belanghebbenden. Dat geldt evenmin voor de in de rechtspraak ontwikkelde criteria voor het vaststellen van wie behoort tot de kring van belanghebbenden.
Voor zover eiseres wil opkomen voor de belangen van beschermde en niet-beschermde soorten, natuurgebieden en toekomstige generaties zijn dit algemene belangen waarvoor eiseres niet persoonlijk kan opkomen. Er is in dit verband geen sprake van een eigen belang waarmee eiseres zich onderscheidt van anderen in haar omgeving. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat een enkel gevoel van sterke betrokkenheid bij een bestuursbesluit, hoe sterk dat gevoel ook is, niet voldoende is om te kunnen spreken van een rechtstreeks betrokken belang.
9.5.
De conclusie is dat eiseres niet is aan te merken als belanghebbende in de beroepszaak. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Aan de inhoudelijke beroepsgronden van eiseres komt de voorzieningenrechter daarom niet toe. Nu het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, is er bovendien geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Beoordeling beroep betalingsonmacht griffierecht
10. Eiseres is voor zowel het door haar ingestelde beroep als het door haar ingediende verzoek om een voorlopige voorziening € 194,- aan griffierecht verschuldigd. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij over een zeer beperkt inkomen beschikt en niet in staat is deze kosten te betalen.
10.1.
De hoger beroepscolleges hebben criteria gegeven op grond waarvan een rechtszoekende om vrijstelling dan wel vermindering van het griffierecht kan verzoeken. Eén van die criteria is dat vrijstelling van de betaling van het griffierecht kan worden verleend wanneer betrokkene een inkomen heeft dat lager is dan 95% van het bijstandsniveau voor een alleenstaande.
10.2.
Eiseres heeft aangegeven dat zij een WIA-uitkering ontvangt die wordt aangevuld tot bijstandsniveau. Daarmee voldoet eiseres niet aan de criteria voor betalingsonmacht. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde criteria. Dit is ook niet in strijd met artikel 6 EVRM. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht te betalen daarom af.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.
12. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, bestaat er geen aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak met het nummer LEE 25/2288 toe te wijzen.

Beslissing

LEE AWB 25/2213
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
LEE AWB 25/2288
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hardenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.K. Heiting, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953.
2.ECLI:EU:C:2021:7.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1001.