ECLI:NL:RBNNE:2025:3825

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
22 september 2025
Zaaknummer
LEE 25/3146 en LEE 25/3191
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en bestuurlijke boete door burgemeester De Fryske Marren

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen twee besluiten van de burgemeester van de gemeente De Fryske Marren. Het eerste besluit, genomen op 23 juli 2025, betrof de toepassing van spoedeisende bestuursdwang waarbij de burgemeester heeft besloten om stenen en keien van gemeentegrond te verwijderen. Dit besluit werd uitgevoerd op 18 juli 2025, nadat toezichthouders hadden geconstateerd dat verzoekers werkzaamheden uitvoerden op gemeentegrond zonder toestemming. De burgemeester heeft aangegeven dat de kosten van deze bestuursdwang op verzoekers verhaald zullen worden.

Het tweede besluit, genomen op 30 juli 2025, betrof de oplegging van een bestuurlijke boete van € 300,- aan verzoekers wegens overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Verzoekers hebben tegen beide besluiten een voorlopige voorziening aangevraagd, maar de voorzieningenrechter heeft deze verzoeken afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien verzoekers niet konden aantonen dat er een acute financiële noodsituatie dreigde en dat de kosten van de bestuursdwang nog niet in rekening waren gebracht.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestreden besluiten niet evident onrechtmatig waren en dat er geen aanleiding was om de verzoeken om voorlopige voorzieningen toe te wijzen. De verzoeken zijn kennelijk ongegrond verklaard en de voorzieningenrechter heeft de verzoeken afgewezen. Er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 25/3146 en LEE 25/3191

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 september 2025 in de zaken tussen

[verzoekers] , uit [woonplaats] , verzoekers,

en

de burgemeester van de gemeente De Fryske Marren, de burgemeester

(gemachtigde: B. Hoogland).

Samenvatting

1. Verzoekers hebben allereerst tegen het besluit van 23 juli 2025 bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening ingediend. In dit besluit is de burgemeester overgegaan tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang door het verwijderen van de op gemeentegrond aanwezige stenen / keien. Deze bestuursdwang is uitgevoerd op vrijdag
18 juli 2025. Hierbij heeft de burgmeester aangegeven dat hij de kosten die verbonden zijn aan de toepassing van de bestuursdwang, net als de kosten voor de voorbereiding daarvan, zal verhalen op verzoekers.
1.1.
Daarnaast hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 juli 2025. Ook met betrekking tot dit besluit hebben verzoekers een voorlopige voorziening ingediend. Dit besluit ziet op een aan verzoekers opgelegde bestuurlijke boete van € 300,- wegens overtreding van artikel 2:47 van de Algemene Plaatselijke Verordening De Fryske Marren (de APV).
1.2.
Verzoekers zijn het met beide besluiten niet eens. Zij verzoeken daarom om voorlopige voorzieningen en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij voorlopige voorzieningen zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.3.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Verzoekers hebben tegen de besluiten van 23 juli 2025 en 30 juli 2025 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om voorlopige voorzieningen te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 10 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De bestreden besluiten
3. Bij besluit van 23 juli 2025 heeft de burgemeester besloten tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang. Hierbij heeft hij aangegeven dat het gaat om het verwijderen van de op gemeentegrond aanwezige stenen / keien, dan wel ander daarmee te vergelijken materiaal welke gebruikt zal worden/beoogd te worden gebruikt voor het aanbrengen van gevelbekleding en het ongedaan maken van de aangebrachte verharding (rijplaten). Dit alles op kosten van verzoekers. De bestuursdwang is uitgevoerd op vrijdag 18 juli 2025 omstreeks 20:00 uur. Hierbij heeft de burgemeester aangegeven dat op 18 juli 2025 is geconstateerd dat verzoekers werkzaamheden uitvoeren op het perceel [perceel] , welke in eigendom is van de gemeente. Toezichthouders hebben verzoekers gesommeerd per direct de werkzaamheden te staken op dit perceel en voort te zetten op eigen grond. Geconstateerd is dat verzoekers hieraan geen gehoor hebben gegeven en de werkzaamheden zijn blijven uitvoeren. Vanwege de aard en ernst van de overlast, de structurele meldingen van omwonenden, het feit dat de werkzaamheden op gemeentegrond plaatsvinden en het risico op escalatie bij het voortduren van de situatie is er, aldus de burgemeester, sprake van een spoedeisende situatie.
4. Bij besluit van 30 juli 2025 heeft de burgemeester aan verzoekers een bestuurlijke boete van € 300,- opgelegd wegens overtreding van artikel 2:47 van de APV. Hierbij heeft de burgemeester aangegeven dat er op 18 juli 2025 omstreeks 13:16 uur een controle heeft plaatsgevonden en dat de toezichthouder hebben geconstateerd dat verzoekers zonder vergunning of toestemming van het bevoegd gezag werkzaamheden uitvoeren op de naastgelegen gemeentegrond, perceel [perceel] . Hierbij hebben de toezichthouders in het tijdsbestek van 14:00 tot 15:00 uur geconstateerd dat de (slijp)werkzaamheden werden voortgezet. Rond 16:00 uur is aan verzoekers de bestuurlijke boete opgelegd.
Is er sprake van een spoedeisend belang?
5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. In beginsel kan namelijk na afloop van de bodemzaak het bedrag waarover het geschil gaat, alsnog worden (terug)betaald, zo nodig met vergoeding van de wettelijke rente. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.
5.1.
Verzoekers voeren hierover aan dat het spoedeisend belang is gelegen in de leefbaarheid voor nu en voor de toekomst en ter voorkoming van meer immateriële schade. Daarnaast betogen verzoekers dat de bouwactiviteiten stagneren en dat diverse bouwmaterialen over de houdbaarheidsdatum gaan.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van een spoedeisend belang. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Allereerst hebben verzoekers niet onderbouwd dat een acute financiële noodsituatie dreigt. Vervolgens overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekers ter zitting hebben aangegeven dat hun spoedeisend belang niet is gelegen in het bedrag van de bestuurlijke boete van € 300,-. Hierbij hebben verzoekers aangegeven dat voor dit bedrag ook al een betalingsregeling is getroffen. Met betrekking tot de spoedeisende bestuursdwang overweegt de voorzieningenrechter dat de materialen al zijn verwijderd van de gemeentegrond en dat ter zitting is gebleken dat de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van de bestuursdwang op dit moment nog niet in rekening zijn gebracht bij verzoekers.
Is sprake van een evident onrechtmatig besluit?
6. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben, kunnen de door hun gevraagde voorzieningen alleen nog worden getroffen als de bestreden besluiten evident onrechtmatig zijn. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in beroep in stand zal blijven. Met andere woorden: als overduidelijk is dat de burgemeester ten onrechte een bestuurlijke boete heeft opgelegd en ten onrechte is overgegaan tot toepassen van spoedeisende bestuursdwang. Daarvan is hier naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake. Het antwoord op de vraag of er sprake is van een overtreding leent zich in beginsel niet voor deze spoedprocedure omdat daarvoor grondiger onderzoek nodig is. De burgemeester heeft de bestreden besluiten gebaseerd op uitgebreide rapportages en de voorzieningenrechter is gelet op de inhoud daarvan van oordeel dat niet op voorhand duidelijk is dat ernstig getwijfeld moet worden aan de juistheid van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter ziet ook in wat verder is aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat er sprake is van een situatie waarin de bestreden besluiten evident onrechtmatig zijn.

Conclusie en gevolgen

7. De verzoeken zijn daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken dan ook af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.