ECLI:NL:RBNNE:2025:3829

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
LEE 23/4422, 23/4791 en 24/114
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor niet-concours hippique evenementen en de uitvoering van eerdere rechterlijke uitspraken

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedateerd 1 september 2025, wordt de tijdelijke omgevingsvergunning voor het organiseren van niet-concours hippique gerelateerde evenementen op het perceel Veeningen 1/1b te Veeningen beoordeeld. De eisers, bewoners van de nabijgelegen omgeving, zijn in beroep gegaan tegen de vergunning die eerder door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden was verleend. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan een eerdere uitspraak van 10 februari 2023, waarin werd vastgesteld dat de vergunning niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank stelt vast dat het college niet adequaat heeft onderbouwd waarom bepaalde geluidsniveaus zijn toegestaan en waarom de situatie met de verleende vergunning nog aanvaardbaar zou zijn, gezien de frequentie en cumulatie van evenementen. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. De rechtbank verklaart de beroepen van de eisers gegrond en bepaalt dat het college de proceskosten moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/4422, 23/4791 en 24/114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] e.a., uit [woonplaats] , eisers I

(gemachtigde: mr. M.B.W. Litjens),

[eiser 2] , uit [woonplaats] , eiser II

(gemachtigde: mr. M.B.W. Litjens),

[eiser 3] en [eiser 4] , uit [woonplaats] , eisers III

(gemachtigde: mr. H. Martens),
gezamenlijk te noemen: eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden, het college
(gemachtigde: J. Hulleman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting CH De Wolden uit Veeningen, vergunninghouder
(gemachtigde: mr. W.J.Th. Bustin).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan de derde-partij verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor het organiseren van niet-concours hippique gerelateerde evenementen op het perceel Veeningen 1/1b te Veeningen (hierna: het perceel). Eisers zijn het niet eens met deze omgevingsvergunning. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank verleende omgevingsvergunning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank van 10 februari 2023. Ook is de rechtbank van oordeel dat het college het besluit niet zorgvuldig heeft voorbereid en niet deugdelijk heeft gemotiveerd
.Eisers krijgen dus gelijk en de beroepen zijn gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop en relevante feiten

2. Vergunninghouder is een stichting die op het perceel sportevenementen organiseert, waaronder een jaarlijks terugkerend meerdaags internationaal concours hippique. Eisers wonen in de nabije omgeving van het perceel.
2.1.
Vergunninghouder heeft op 24 augustus 2016 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het organiseren van niet-concours hippique gerelateerde evenementen. Het college heeft deze vergunning verleend met het besluit van 22 december 2016.
2.2.
Op 29 oktober 2019 heeft het college de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen en een nieuw besluit genomen op de aanvraag.
2.3.
Op 7 juli 2021 heeft het college een gewijzigd besluit op bezwaar genomen. Het college heeft de omgevingsvergunning verleend en daarin nadere voorschriften opgenomen.
2.4.
Bij uitspraak van 10 februari 2023 heeft deze rechtbank de beroepen van eisers tegen het besluit van 29 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard, de beroepen van eisers tegen het besluit van 7 juli 2021 gegrond verklaard en het besluit van 7 juli 2021 vernietigd. [1]
2.5.
Op 9 oktober 2023 heeft het college een nieuw besluit op bezwaar genomen (het bestreden besluit). Het college heeft de bezwaren gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Het college heeft een nieuw besluit genomen op de aanvraag en de omgevingsvergunning verleend.
2.6.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.7.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 4] , de gemachtigden van eisers en de gemachtigde van het college. Voorts waren namens het college E. Fik en R. Tap aanwezig. Namens vergunninghouder was [derde 1] aanwezig, met de gemachtigde van vergunninghouder.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht
3. Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht dat bij die wet hoort vloeit voort dat op deze procedure het recht van toepassing is zoals dat gold voor 1 januari 2024.
Is [derde 2] belanghebbende?
4. De rechtbank stelt vast dat het door [derde 2] ingediende beroep is ingetrokken. De rechtbank komt dan ook niet toe aan het standpunt van het college dat hij geen belanghebbende zou zijn.
Namens wie is er beroep ingesteld?
5. Het college stelt zich op het standpunt dat niet binnen de beroepstermijn kenbaar is gemaakt wie de 18 omwonenden zijn die beroep hebben ingesteld. Volgens het college is dit een gebrek dat hersteld kan worden.
6. Niet in geschil is dat in het inleidende beroepschrift niet duidelijk is gemaakt namens wie er beroep is ingesteld. De rechtbank stelt vast dat eisers I, nadat de rechtbank hiertoe een herstelmogelijkheid heeft geboden, op 28 mei 2025 een lijst met namen en handtekeningen van eisers I hebben overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee het gebrek hersteld. Dat wordt door het college niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is het op 28 mei 2025 overleggen van de lijst met namen en handtekeningen, anders dan de derde-partij stelt, niet in strijd met een goede procesorde. De herstelmogelijkheid is door toedoen van de rechtbank pas op een laat moment geboden. Verder is niet gebleken dat het college of de derde-partij door deze handelswijze in hun belangen zijn geschaad. De rechtbank betrekt daarbij dat sprake is van een lange voorgeschiedenis en eerdere procedures tussen (steeds) dezelfde partijen ten aanzien van dit project.
Valt de gestelde waardevermindering van de woningen binnen de omvang van het geschil?
7. Het betoog van eisers I dat de ontwikkelingen die de omgevingsvergunning toestaat van invloed zijn op de waarde van de omliggende woningen, valt naar het oordeel van de rechtbank buiten de omvang van deze procedure. Eisers kunnen een verzoek om tegemoetkoming in planschade indienen.
Wat is de wettelijke grondslag van de vergunning?
8. Eisers I stellen dat de vergunning ten onrechte is verleend als ‘kruimelgeval’. Dat opent volgens hen opnieuw de deur naar meer overlast gevende evenementen en mogelijk naar een officieel evenemententerrein en/of partycentrum.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat het gebruik van het terrein ten behoeve van niet-concours hippique gerelateerde evenementen en bijeenkomsten in strijd is met de beheersverordening ‘Buitengebied’.
9.1.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), kan door het college van het bestemmingsplan worden afgeweken. Het gaat daarbij om ‘ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar’. Het college heeft met het bestreden besluit een vergunning verleend voor het gebruik van het perceel voor het organiseren van niet-concours hippique gerelateerde evenementen gedurende drie jaar. Dit gebruik valt naar het oordeel van de rechtbank binnen de reikwijdte van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Bor. In zoverre faalt het betoog.
9.2.
Of het college in dit geval gebruik heeft kunnen maken van deze bevoegdheid, zal de rechtbank hierna bespreken in overweging 12 en verder.
Voor welke percelen is de vergunning verleend?
10. Eiser II stelt dat het college eraan voorbij gaat dat met het bestreden besluit een nieuwe functie wordt toegevoegd met betrekking tot het gebruik van zowel het VIP-gebouw als de weilanden.
11. De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit volgt dat de vergunning betrekking heeft op het adres Veeningen 1/1b te Veeningen, zijnde de kadastrale percelen 2002, 2419 en 2420. Ook in de ruimtelijke onderbouwing is het projectgebied afgebeeld. Het college heeft ter zitting toegelicht dat het ook de bedoeling was om voor die percelen, inclusief de weilanden, een vergunning te verlenen. Eiser II heeft niet onderbouwd waarom het college niet overeenkomstig de aanvraag de vergunning heeft mogen verlenen voor deze percelen. Het betoog faalt.
Heeft het college voldaan aan de uitspraak van de rechtbank van 10 februari 2023?
12. Eisers stellen samengevat dat het college met het bestreden besluit onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank van 10 februari 2023.
13. In de uitspraak van 10 februari 2023 heeft deze rechtbank geoordeeld dat het college het besluit op bezwaar van 7 juli 2021 niet toereikend heeft gemotiveerd. Volgens de rechtbank heeft het college zich niet op het standpunt kunnen stellen dat met het verlenen van de omgevingsvergunning sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het college heeft – samengevat – niet toereikend gemotiveerd dat omwonenden geen onevenredige geluidshinder ondervinden van de te houden evenementen. Daarbij heeft de rechtbank de op grond van de vergunning toegestane grenswaarden betrokken, de eindtijden, frequentie en duur van de evenementen.
13.1.
De rechtbank zal hierna ingaan op voornoemde onderdelen en de daartegen gerichte beroepsgronden.
Grenswaarde
14. Eisers voeren, kort gezegd, aan dat het college niet heeft gemotiveerd waarom er op vrijdagen en zaterdagen in de nachtperiode van 23:00 uur tot 24:00 uur een geluidniveau van maximaal 80 dB(C) toelaatbaar is. Dat geldt ook voor het geluidniveau van 65 dB(C) tussen 24:00 en 01.00 uur. Ook is niet onderbouwd dat bij de maximaal voorgeschreven geluidniveaus op de gevel, het maximaal toelaatbaar binnenniveau van 25 dB(A) wordt behaald. Ook zetten eisers vraagtekens bij het gehanteerde bronniveau van de geluidsinstallatie. Eisers zijn verder van mening dat de akoestische rapportages waar naar wordt verwezen niet representatief zijn.
14.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat uit de Nota Limburg volgt dat het gebruikelijk en verdedigbaar is dat voor dagen waarop een vrije dag volgt het tijdstip waarop de normstelling voor de nachtperiode ingaat met één of twee uur wordt verschoven naar respectievelijk 24:00 en 01:00 uur. Doordat de avondperiode is verlengd hoeft dus niet de mogelijke slaapverstoring vastgesteld worden. In de avondperiode moet alleen gekeken worden naar de spraakverstaanbaarheid in de woningen of aan de hand daarvan sprake is van onduldbare hinder. Het voorgaande volgt ook uit artikel 11 van de Evenementenverordening. Op vrijdag- en zaterdagavonden kan een eindtijd van 01:00 uur gehanteerd worden voor evenementen buiten een inrichting.
14.2.
Volgens het college hebben er geluidsmetingen plaatsgevonden op de slaapkamers van twee woningen. Uit de metingen volgt dat het maximale binnenniveau van 50 dB(A) niet wordt overschreden. Van ‘onduldbare hinder’ is dus geen sprake geweest. Er wordt volgens het college dus ruim voldaan aan de gestelde geluidnormen van de Nota Limburg.
Het college merkt verder op dat de STAB zelf heeft aangegeven dat met een waarde van 85 dB(C) bij woningen aan de grenswaarde van 50 dB(A) uit de Nota Limburg in woningen kan worden voldaan. Met de uitgevoerde geluidsmeting is bovendien op pagina 12 rekening gehouden met de bastonen van het geluid. Bovendien wordt met de gestelde normstelling in dB(C) uitdrukkelijk rekening gehouden met bastonen.
14.3.
De binnenwaarden vallen volgens het college tussen 25 dB(A) en 35 dB(A) aan de [adres 1] gedurende het concours hippique. Aan de [adres 2] waren de binnenwaarden nog lager met maximaal 25 dB(A). Het voorgaande is allemaal ruim lager dan de aanvaardbare norm met betrekking tot spraakverstaanbaarheid van 50 dB(A) volgens de Nota Limburg. Nieuw in het besluit is dat de evenementen eindigen om 24:00 uur, met een uitloopperiode tot 01:00 uur. Daarmee geldt volgens het college in de uitloopperiode (dus tussen 24:00 en 01:00 uur) nog niet dat het aspect slaapverstoring beoordeeld moet worden.
Grenswaarde tijdens de evenementen
15. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank is van oordeel dat het college niet heeft voldaan aan de uitspraak van de rechtbank uit 2023 voor wat betreft de grenswaarden.
15.1.
De rechtbank heeft in de uitspraak uit 2023 geoordeeld dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft dat met een grenswaarde van 80 dB(C) een goed woon- en leefklimaat wordt geborgd. Dat tijdens evenementen met muziek aan de grenswaarde van 80 dB(C) kan worden voldaan, betekent nog niet dat sprake is van een aanvaardbare situatie. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om de bevinding van de STAB, dat in het besluit niet ingegaan wordt of van de bassen geen onduldbare hinder kan worden ondervonden, niet te volgen.
15.2.
De rechtbank stelt vast dat in het thans bestreden besluit een maximum geluidniveau van 80 dB(C) gemeten op de gevel van de maatgevende woningen geldt. Voor de woning aan de [adres 1] geldt een maximum geluidniveau van 79 dB(C).
15.3.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit geen nadere motivering bevat naar aanleiding van het in 15.1 genoemde oordeel van de rechtbank uit 2023. De rechtbank betrekt daarbij dat de (ongewijzigde) ruimtelijke onderbouwing uit 2021 - die onderdeel uitmaakt van het thans bestreden besluit - ook reeds betrokken is bij de uitspraak van de rechtbank uit 2023.
15.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verwijzing naar het rapport Geluidmeting CH De Wolden Veeningen (evenementen) 14/15/21/22 juli 2023 (geluidmeting 2023), evenmin een adequate motivering bevat. Naar het oordeel van de rechtbank is in de geluidmeting 2023 namelijk niet uitgegaan van een representatieve situatie.
15.4.1.
De rechtbank acht daarvoor van belang dat ter zitting door de geluidsdeskundige van het college - die de geluidmeting 2023 heeft verricht - is bevestigd dat deze meting is gedaan in het kader van een handhavingskwestie en niet ten behoeve van het bestreden besluit. De rechtbank overweegt dat uit de geluidmeting 2023 volgt dat deze is uitgevoerd ter toetsing van de vergunning voor de ruiterballen. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd in hoeverre de in 2023 vergunde ruiterballen als representatieve situatie kunnen dienen voor de thans vergunde openbare evenementen.
15.4.2.
Daarbij betrekt de rechtbank dat door de geluidsdeskundige ter zitting is erkend dat bij deze meting onder meer is uitgegaan van een installatie met een geluidsvermogen van 118 dB(A) – gemeten vanaf de rand van de dansvloer - en dat dat een lager bronvermogen is dan het bestreden besluit toestaat. De vergunning staat namelijk een geluidsinstallatie toe met een geluidvermogen van 126 dB(A) en 136 dB(C).
15.4.3.
Daar komt bij dat in de geluidsmeting 2023 voor de woning aan de [adres 3] is uitgegaan van afwijkende geluidsnormen die lager zijn dan de vergunning toestaat. Verder ziet de geluidmeting 2023 op vier woningen, terwijl in het akoestisch onderzoek van De Roever uit 2021 (behorende bij de ruimtelijke onderbouwing) nog is uitgegaan van veel meer relevante geluidgevoelige objecten in de omgeving. Het college heeft niet gemotiveerd waarom kon worden volstaan met een geluidmeting voor vier woningen.
15.5.
Voor zover het college stelt dat de STAB heeft aangegeven dat met een waarde van 85 dB(C) bij woningen de grenswaarde van 50 dB(A) uit de Nota Limburg in woningen kan worden voldaan, leidt dat niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt dat de STAB in het rapport van 18 november 2021 heeft toegelicht dat met een gehanteerde waarde van 85 dB(C) bij woningen
wellichtaan de grenswaarde van 50 dB(A) uit de Nota evenementen kan worden voldaan, maar dat daarmee nog niet is gezegd dat van de bassen (verschil tussen dB(A) en de dB(C) kan volgens de STAB in de woningen tot meer dan 20 dB oplopen) geen onduldbare hinder kan worden ondervonden. De rechtbank volgt het college dan ook niet.
Grenswaarden tijdens de avond- en nachtperiode
16. De rechtbank overweegt ten aanzien van de eindtijden van de openbare evenementen als volgt.
17. De rechtbank heeft in de uitspraak uit 2023 ten aanzien van geluidsniveaus in de avond- en nachtperiode het volgende geoordeeld. Volgens de rechtbank was niet gemotiveerd waarom op vrijdagen en zaterdagen, in afwijking van de Nota Evenementen, in de nachtperiode van 23:00 tot 01:00 uur een geluidsniveau van 80 dB(C) op de gevel toelaatbaar is. Ook had het college niet onderbouwd dat in de uitloopperiode, waarbij een maximaal geluid van 65 dB(C) op de gevel is voorgeschreven, het maximaal toelaatbare binnenniveau van 25 dB(A) wordt behaald en zo niet, waarom die afwijking toelaatbaar is.
18. De rechtbank stelt vast dat het college de eindtijden van openbare evenementen heeft aangepast ten opzichte van het besluit van 7 juli 2021. De eindtijd van openbare evenementen van zondag tot en met donderdag is teruggebracht van 23:00 naar 22:00 uur, met een uitloop tot 23:00 uur. De eindtijd van openbare evenementen op vrijdagen en zaterdagen is teruggebracht van 01:00 uur naar 24:00 uur met een uitlooptijd tot 01:00 uur. Tot aan de eindtijd is een geluidniveau van maximaal 65 dB(A) en 80 dB(C) op de gevel van woningen voorgeschreven. Tijdens de uitloopperiode is een grenswaarde van 55 dB(A) en 65 dB(C) op de gevel voorgeschreven.
18.1.
De rechtbank overweegt dat het college voor wat betreft de nachtperiode in de weekenden heeft afgeweken van de Nota Evenementen, die volgens de Nota start om 23:00 uur. Het college heeft echter niet gemotiveerd waarom op vrijdagen en zaterdagen in de (verschoven) nachtperiode een geluidniveau van 80 dB(C) op de gevel toelaatbaar is. De enkele verwijzing naar de Nota Limburg dat de avondperiode kan worden verlengd en de nachtperiode daarmee kan worden opgeschoven acht de rechtbank niet voldoende. Het college heeft daarmee nog altijd niet gemotiveerd waarom een dergelijk geluidniveau toelaatbaar is, zodat niet wordt voldaan aan de uitspraak van de rechtbank uit 2023. Het betoog slaagt.
18.2.
Zoals hier voor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het college zich niet heeft kunnen baseren op de geluidmeting uit 2023. Het college heeft zich dus ook niet op het standpunt kunnen stellen dat het maximaal toelaatbare binnenniveau van 25 dB(A) wordt behaald. Ook in zoverre is niet aan de uitspraak van de rechtbank voldaan.
Frequentie en duur
19. Namens eisers is aangevoerd dat ook niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank uit 2023 voor zover het gaat om de frequentie van de evenementen. Volgens eisers is onvoldoende gemotiveerd dat de situatie die de vergunning mogelijk maakt, nog aanvaardbaar is gelet op frequentie. Daarbij dienen volgens eisers ook de planologisch reeds toegestane paardgerelateerde (muziek)evenementen te worden betrokken, die niet zijn gemaximeerd. Volgens eisers ontbreekt ook een jaarronde beoordeling van alle luide (muziek)evenementen in de nabije omgeving van het project.
19.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat met de verleende omgevingsvergunning het aantal evenementen niet van zodanige invloed is op de omliggende omgeving, zodat daarmee een goede ruimtelijke ordening gewaarborgd blijft. Volgens het college heeft in het jaar 2023 in een straal van twee kilometer vanaf het evenemententerrein een aantal evenementen plaatsgevonden: J&H formatie en de Moaten, Trekkerslep in Fort en een autocross aan de Drogterweg 22. Het college stelt dat gedurende een half jaar géén evenementen heeft plaatsgevonden en er acht keer is afgeweken van de avondperiode. De evenementen die georganiseerd worden in het kader van paardgerelateerde evenementen worden door het college niet meegenomen omdat die planologisch reeds zijn toegestaan. Evenementen die overdag hebben plaatsgevonden hebben geen onaanvaardbare hinder of slaapverstoring veroorzaakt.
20. De rechtbank overweegt als volgt.
20.1.
In de uitspraak van 10 februari 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat voor het woon- en leefklimaat van omwonenden niet alleen de toegestane geluidniveaus van belang zijn, maar ook hoe vaak deze geluidniveaus zich mogen voordoen. De hinder neemt toe naarmate omwonenden langer worden blootgesteld aan geluid, en voor evenementen betekent dit dat zowel de duur als de frequentie waarop deze plaatsvinden bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Volgens de rechtbank is niet inzichtelijk gemaakt waarom met de verleende omgevingsvergunning de situatie nog aanvaardbaar zou zijn gelet op het toegestane aantal dagen. De rechtbank volgt de STAB in haar advisering.
20.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college in het bestreden besluit niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom met de verleende vergunning de situatie nog aanvaardbaar zou zijn gelet op het toegestane aantal dagen. Een motivering op dit punt ontbreekt namelijk, zodat geen uitvoering is gegeven aan de uitspraak van de rechtbank. Het betoog van eisers slaagt.
20.3.
Ten aanzien van hetgeen door het college in het verweerschrift over de frequentie is gesteld, overweegt de rechtbank als volgt.
20.3.1.
De rechtbank overweegt dat het college bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een aanvaardbare situatie, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de (paardgerelateerde) (muziek)evenementen die op het terrein zelf plaatsvinden (de zogenoemde ‘ruiterballen’) en planologisch niet zijn toegestaan. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen uitvoering gegeven aan het advies van de STAB op dit punt, dat mede ten grondslag is gelegd aan de uitspraak van de rechtbank uit 2023.
20.4.
Wat betreft de cumulatie met evenementen die buiten het terrein plaatsvinden, stelt de rechtbank vast dat het college een opsomming heeft gegeven van een aantal evenementen dat in een straal van twee kilometer rond het evenemententerrein heeft plaatsgevonden, dat er acht keer is afgeweken van de avondperiode en dat er gedurende een half jaar geen evenementen hebben plaatsgevonden. Het college heeft hiermee echter onvoldoende gemotiveerd waarom deze opsomming tot de conclusie leidt dat met het aantal vergunde dagen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De enkele stelling dat bij het college geen klachten bekend zijn is daarvoor onvoldoende aangezien dit door eisers gemotiveerd betwist is.
20.4.1.
Bovendien heeft het college, anders dan de STAB in het advies van 18 november 2021 heeft toegelicht en waar de rechtbank in de vorige uitspraak naar heeft verwezen, alleen rekening gehouden met evenementen gelegen binnen twee kilometer gerekend vanaf het evenemententerrein. [2] Daarmee ontbreekt nog altijd een specifieke beoordeling van mogelijke cumulatie voor woningen die in de invloedssfeer van meerdere evenementenlocaties liggen, zoals in het STAB advies is beschreven.
20.5.
De verwijzing van het college ter zitting naar vergunningvoorschrift 1.1.4. leidt niet tot een ander oordeel. In het voorschrift wordt, onder verwijzing naar de Beleidsregels evenementen, vermeld dat er op deze locatie binnen een straal van twee kilometer maximaal 12 evenementendagen per jaar mogen plaatsvinden. De rechtbank begrijpt dat het college met het opnemen van dit vergunningvoorschrift heeft beoogd het aantal dagen dat een evenement op het terrein kan worden georganiseerd te beperken. Daarmee heeft het college naar het oordeel van de rechtbank echter niet gemotiveerd waarom met het aantal vergunde dagen nog sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie uitvoering uitspraak rechtbank
21. Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van deze rechtbank van 10 februari 2023. Het betoog van eisers slaagt.
22. Hierna zal de rechtbank de overige gronden van eisers bespreken die samenhangen met het aspect geluid.
Welke evenementen zijn vergund?
23. Eisers stellen dat de voorschriften onvoldoende concreet zijn geformuleerd aangezien in de vergunning niet is gedefinieerd wat er onder het organiseren van ‘niet concours hippique gerelateerde evenementen en bijeenkomsten moet worden verstaan’.
In een eerdere vergunning was dat wel het geval. Volgens eisers wordt door het ontbreken van een omschrijving van de evenementen een goed woon- en leefklimaat niet geborgd.
23.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het voorschrift duidelijk is nu het enige criterium is dat er geen sprake is van een relatie met hippische activiteiten. In het verweerschrift is gesteld dat uit voorschrift 1.1.17 zou volgen dat het terrein niet geschikt is voor bijvoorbeeld pop-/rockconcerten en housefeesten/-festivals gelet op het totale geluidsvermogen dat is toegestaan. Ter zitting is namens het college toegelicht dat het college niet wil dat dergelijke evenementen op het terrein plaatsvinden.
24. De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit geen beperking is opgenomen wat betreft de aard van de evenementen die op het terrein kunnen plaatsvinden, behalve dat de evenementen niet-paardgerelateerd zijn. Hoewel het maximale geluidvermogenniveau van de geluidsinstallatie enige beperking met zich brengt in het type evenementen dat op het terrein kan plaatsvinden, staat de vergunning nog steeds een breed scala aan evenementen toe met elk een andere ruimtelijke impact. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat met het toestaan van een breed scala aan evenementen een goed woon- en leefklimaat wordt geborgd. Het betoog van eiser slaagt.
24.1.
Voor zover het college verwijst naar voorschrift 1.1.17 leidt dat niet tot een ander oordeel. Anders dan het college stelt, volgt uit voorschrift 1.1.17 namelijk niet dat op het terrein géén pop-/rockconcerten en housefeesten/-festivals kunnen plaatsvinden. Er staat slechts dat het terrein daarvoor niet geschikt is.
25. De rechtbank overweegt volledigheidshalve dat ter zitting door vergunninghouder is toegelicht dat hij de omgevingsvergunning oorspronkelijk heeft aangevraagd met de intentie om specifieke evenementen te organiseren, zoals bruiloften en een zomer- of winterfair. Aangezien de met het bestreden besluit toegestane evenementen een veel grotere ruimtelijke impact hebben dan de evenementen die vergunninghouder aanvankelijk voor ogen had, kan de rechtbank zich voorstellen dat vergunninghouder en het college met elkaar in gesprek gaan over de door vergunninghouder gewenste activiteiten.
Op- en afbouw
26. Eiser stelt dat het bestreden besluit geen beperking bevat ten aanzien van het aantal dagen op- en afbouw. Dat is volgens hem in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
27. Dit betoog slaagt. De rechtbank overweegt dat er in voorschrift 1.1.22 weliswaar tijden zijn opgenomen waarbinnen de op- en afbouw van evenementen dient plaats te vinden, maar het aantal dagen waarop er mag worden op- en afgebouwd is niet gemaximeerd. Ook volgt uit de vergunning niet dat de op- en afbouw op dezelfde dag als het evenement dient plaats te vinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet onderbouwd waarom het onbeperkt toestaan van op- en afbouw van evenementen in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt.
Doorlopende geluidsmetingen
28. Eiser II voert aan dat er geen bijsturingsvoorschrift is opgenomen dat vergunninghouder verplicht om tijdens het evenement doorlopend geluidsmetingen uit te voeren op een aantal referentie- en meetpunten.
29. De rechtbank is met het college van oordeel dat vergunningvoorschrift 1.1.5 een dergelijk monitoringsvoorschrift bevat. Daarin is geregeld dat het equivalente geluidsniveau door vergunninghouder moet worden gemeten over 1 minuut (Laeq, 1min) op de gevels van maatgevende woningen of andere geluidgevoelige gebouwen. Het betoog van eiser II slaagt niet. De niet onderbouwde stelling van eiser dat niet kan worden uitgegaan van een één-minuut equivalent geluidsmeting Laeq, leidt niet tot een ander oordeel.
VIP-gebouw
30. Door eiser II is samengevat aangevoerd dat het college zich wat betreft het VIP gebouw niet heeft kunnen baseren op het akoestische rapport van De Roever van 21 juni 2021. Volgens eiser wordt in de vergunning uitgegaan van besloten bijeenkomsten terwijl in het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van zakelijke bijeenkomsten. Ook zijn de activiteiten buiten het VIP-gebouw niet meegenomen. Volgens eiser is onduidelijk waarom een muziekgeluidniveau van 73 dB(A) wordt toegestaan. In het akoestisch rapport is bovendien niet gekeken naar een worst case scenario omdat is uitgegaan van gesloten ramen. De vergunning schrijft dat echter niet voor. Verder zijn er geen begin- en eindtijden.
30.1.
Het college stelt zich ter zitting op het standpunt dat het muziekgeluidniveau van 73 dB(A) is gebaseerd op het akoestisch onderzoek van Ingenieursbureau Spreen gedateerd 14 maart 2017. Bij dat onderzoek is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie waarbij de ramen van het VIP-gebouw gesloten zijn. In het verweerschrift verwijst het college wat betreft de eindtijden naar voorschrift 1.1.10. Daaruit volgt volgens het college dat evenementen met onhoorbare muziek uiterlijk om 22:00 uur eindigen.
31. De rechtbank overweegt dat, anders dan eiser stelt, uit de akoestische rapportage van Ingenieursbureau Spreen uit 2017 niet volgt dat is uitgegaan van andere evenementen dan de vergunning toestaat. In het rapport wordt vermeld dat het gaat om binnenevenementen in het VIP-gebouw met maximaal 400 bezoekers. Dat komt overeen met het bestreden besluit. Dat betoog van eiser slaagt niet.
31.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich voor wat betreft het maximale geluidsniveau in het VIP-gebouw niet heeft kunnen baseren op de akoestisch onderzoek van Spreen uit 2017. Door het college is ter zitting toegelicht dat in het akoestisch onderzoek is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie waarbij de ramen van het VIP-gebouw gesloten zijn. Onder die omstandigheden is een geluidniveau van 73 dB(A) volgens het college aanvaardbaar. De rechtbank overweegt dat in het bestreden besluit niet is bepaald dat bij het ten gehore brengen van muziek tot voornoemd geluidniveau, de ramen gesloten moeten blijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in het akoestisch onderzoek niet van een representatieve bedrijfssituatie is uitgegaan. Ook is in het akoestisch onderzoek uitgegaan van bijeenkomsten die plaatsvinden tussen 10.00 uur ’s ochtends en 01.00 uur ’s nachts, terwijl de vergunning een dergelijke beperking voor besloten bijeenkomsten in het VIP gebouw niet kent. Voorschrift 1.1.10 ziet namelijk alleen op openbare evenementen. Het betoog van eiser slaagt.
Omroepinstallatie
32. De rechtbank is van oordeel dat eisers terecht stellen dat met het bestreden besluit niet is uitgesloten dat de aanwezige omroepinstallatie ten behoeve van de evenementen kan worden gebruikt. In de akoestische rapportage uit 2021 wordt de omroepinstallatie wel als relevante geluidsbron vermeld. Indien het, zoals het college stelt, niet de bedoeling is dat de omroepinstallatie wordt gebruikt voor deze evenementen, had het college dit moeten opnemen in de vergunning. Het betoog van eisers slaagt.
Overige beroepsgronden
33. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat het bestreden besluit gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet in stand kan blijven, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden van eisers ten aanzien van de belangenafweging en het esdorpenlandschap.

Conclusie en gevolgen

34. De beroepen zijn gegrond. Het college heeft met het bestreden besluit onvoldoende uitvoering gegeven aan de uitspraak van de rechtbank van 10 februari 2023. Verder is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van het geconstateerde gebrek, geen aanleiding om zelf in de zaken te voorzien.
34.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor een termijn van 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
35. Omdat de beroepen gegrond zijn moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eisers een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-.
35.1.
De gemachtigde van eisers I heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor eiser I bedraagt in totaal € 907,-. De gemachtigde van eiser II heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor eiser II bedraagt in totaal € 1.814,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaken van eisers I en II als samenhangende zaken aan te merken aangezien de werkzaamheden voor de gemachtigde van deze eisers niet nagenoeg identiek zijn.
35.2.
De gemachtigde van eisers III heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor eisers III bedraagt in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het besluit van 9 oktober 2023;
  • draagt het college op binnen 12 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers I moet vergoeden;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser II moet vergoeden;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eisers III moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van in totaal € 907,- aan proceskosten aan eisers I;
  • veroordeelt het college tot betaling van in totaal € 1.814,- aan proceskosten aan eiser II;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eisers III.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.STAB advies 18 november 2021, p. 17.